Vloerisolatie, staat er op een camion, maar de eerste letters zijn nauwelijks leesbaar zodat ik eerst oerisolatie las, en loerisolatie, woorden die mij al verplaatsten naar oorden vol fantasie.
We rijden op de autostrade, een sport die ik de laatste jaren te vaak beoefen. Het is een zondag die zich in niets van andere zondagen onderscheidt, behalve dat vandaag die pater heilig is verklaard. De romanticus in mij laat zich gewillig meevoeren op de vleugels van de verering. Hoe schoon toch, zo'n mens die niet voor zichzelf heeft geleefd. Zo'n mens, een van de weinigen, die inzag dat je maar beter iets voor anderen kunt betekenen dan een leven lang je schaapjes op het droge te trachten te krijgen en aan het einde van de rit toch dood te gaan. Van de huizenmelkers en pandjesbazen uit 1880 horen we niets meer, maar wel nog van die ene, die het lijden onverschrokken in de ogen zag, te weten die Jozef De Veuster aka pater Damiaan.
De sanctificatie begint echter groteske vormen aan te nemen. Ze is alomtegenwoordig en onontkoombaar, wat de rationele denker die zich ook in mij verschuilt sceptisch maakt. Het blijft een vreemde constructie, zo'n heilige die wordt aanroepen bij ziektes en rampen. Als God dan toch oneindig goed is en almachtig, waarom heeft hij dan bemiddeling van een sterveling nodig ? Waarom grijpt hij niet rechtstreeks in en bant aids en honger uit de wereld, alsook witte terreinwagens, overenthousiaste sportcommentatoren, betaald toiletbezoek en types als Sam Gooris ?
"Als God almachtig is, kan hij dan een steen maken die zo zwaar is dat hij die zelf niet kan optillen ?" vraag ik aan de jonge vrouw die naast mij in de auto zit.
"Natuurlijk", antwoordt zij.
"Maar als Hij die steen niet kan tillen, dan is Hij toch ook niet almachtig ?" werp ik tegen.
Het is niet eerlijk natuurlijk, dilemma's waarover godgeleerden zich al eeuwenlang de slimme koppen breken, uit hun context te lichten en haar in het gezicht te slingeren, alsof ik die zelf verzonnen heb.
"Ik denk niet op die manier over God", verweert ze zich dapper. "Ik denk niet aan hem als iemand die stenen probeert op te tillen. Ik zie hem meer als iets waarvan wij ons geen voorstelling kunnen maken, iets wat zich uitstrekt voorbij de grenzen van onze verbeelding."
Het is ook mijn innige wens, dat er iets is wat weerstaat aan de schreeuwende voorspelbaarheid van de materie. Iets wat sterker blijkt dan de dood. Soms geloof ik daarin, in van die zeldzame ogenblikken waarop alles in elkaar past alsof het deel uitmaakt van een magnifiek en tot in de puntjes uitgekiend plan. Vaker echter zijn er vuilniszakken die uitlopen, ziektes die beginnen met onschuldige symptomen, belasting op arbeid, gezeur over 'onze' pensioenen, platgereden egels en mensen die andere mensen kloten, soms om daar zelf beter van te worden en soms ook gewoon voor de fun. Dingen die je doen geloven dat het allemaal tamelijk nutteloos is of, in het spannendste geval, bedacht door een sadist met een IQ van 540.
Deze gedachten vertel ik niet aan de jonge vrouw naast mij. Zoals zij daar zit, met haar schijnbaar onschuldige ogen en die ene tache de beauté, lijkt zij zelf een levend godsbewijs.
We zijn inmiddels de stad binnengereden, ja zelfs de bebouwde kom - zoals dat genoemd wordt met een woord dat mij doet denken aan Tupperware. Ik stop voor een zebrapad en laat een grijzende zwarte man over. Hij draagt een maatpak en een bak Jupiler. Dat kom je niet zo vaak tegen, grijzende zwarte mannen in maatpak die op pad zijn met een bak Jupiler, en al zeker niet in een straat als deze, waar nog een telefooncel staat.
Het meisje legt haar hand op mijn dij. Er valt van dat gefilterd licht over de lanen, die gevuld zijn met herfstige bladeren. Visgroothandel Fish Express, staat op de achterklep van de vrachtwagen voor ons, en daaronder het adres : Kattegat-straat 306. Zij leest dat hardop, en lacht. Soms is het, voor een toevallige samenloop van omstandigheden, allemaal ontzettend knap bedacht.
We rijden op de autostrade, een sport die ik de laatste jaren te vaak beoefen. Het is een zondag die zich in niets van andere zondagen onderscheidt, behalve dat vandaag die pater heilig is verklaard. De romanticus in mij laat zich gewillig meevoeren op de vleugels van de verering. Hoe schoon toch, zo'n mens die niet voor zichzelf heeft geleefd. Zo'n mens, een van de weinigen, die inzag dat je maar beter iets voor anderen kunt betekenen dan een leven lang je schaapjes op het droge te trachten te krijgen en aan het einde van de rit toch dood te gaan. Van de huizenmelkers en pandjesbazen uit 1880 horen we niets meer, maar wel nog van die ene, die het lijden onverschrokken in de ogen zag, te weten die Jozef De Veuster aka pater Damiaan.
De sanctificatie begint echter groteske vormen aan te nemen. Ze is alomtegenwoordig en onontkoombaar, wat de rationele denker die zich ook in mij verschuilt sceptisch maakt. Het blijft een vreemde constructie, zo'n heilige die wordt aanroepen bij ziektes en rampen. Als God dan toch oneindig goed is en almachtig, waarom heeft hij dan bemiddeling van een sterveling nodig ? Waarom grijpt hij niet rechtstreeks in en bant aids en honger uit de wereld, alsook witte terreinwagens, overenthousiaste sportcommentatoren, betaald toiletbezoek en types als Sam Gooris ?
"Als God almachtig is, kan hij dan een steen maken die zo zwaar is dat hij die zelf niet kan optillen ?" vraag ik aan de jonge vrouw die naast mij in de auto zit.
"Natuurlijk", antwoordt zij.
"Maar als Hij die steen niet kan tillen, dan is Hij toch ook niet almachtig ?" werp ik tegen.
Het is niet eerlijk natuurlijk, dilemma's waarover godgeleerden zich al eeuwenlang de slimme koppen breken, uit hun context te lichten en haar in het gezicht te slingeren, alsof ik die zelf verzonnen heb.
"Ik denk niet op die manier over God", verweert ze zich dapper. "Ik denk niet aan hem als iemand die stenen probeert op te tillen. Ik zie hem meer als iets waarvan wij ons geen voorstelling kunnen maken, iets wat zich uitstrekt voorbij de grenzen van onze verbeelding."
Het is ook mijn innige wens, dat er iets is wat weerstaat aan de schreeuwende voorspelbaarheid van de materie. Iets wat sterker blijkt dan de dood. Soms geloof ik daarin, in van die zeldzame ogenblikken waarop alles in elkaar past alsof het deel uitmaakt van een magnifiek en tot in de puntjes uitgekiend plan. Vaker echter zijn er vuilniszakken die uitlopen, ziektes die beginnen met onschuldige symptomen, belasting op arbeid, gezeur over 'onze' pensioenen, platgereden egels en mensen die andere mensen kloten, soms om daar zelf beter van te worden en soms ook gewoon voor de fun. Dingen die je doen geloven dat het allemaal tamelijk nutteloos is of, in het spannendste geval, bedacht door een sadist met een IQ van 540.
Deze gedachten vertel ik niet aan de jonge vrouw naast mij. Zoals zij daar zit, met haar schijnbaar onschuldige ogen en die ene tache de beauté, lijkt zij zelf een levend godsbewijs.
We zijn inmiddels de stad binnengereden, ja zelfs de bebouwde kom - zoals dat genoemd wordt met een woord dat mij doet denken aan Tupperware. Ik stop voor een zebrapad en laat een grijzende zwarte man over. Hij draagt een maatpak en een bak Jupiler. Dat kom je niet zo vaak tegen, grijzende zwarte mannen in maatpak die op pad zijn met een bak Jupiler, en al zeker niet in een straat als deze, waar nog een telefooncel staat.
Het meisje legt haar hand op mijn dij. Er valt van dat gefilterd licht over de lanen, die gevuld zijn met herfstige bladeren. Visgroothandel Fish Express, staat op de achterklep van de vrachtwagen voor ons, en daaronder het adres : Kattegat-straat 306. Zij leest dat hardop, en lacht. Soms is het, voor een toevallige samenloop van omstandigheden, allemaal ontzettend knap bedacht.
Reacties : jp.mulders@skynet.be
Geen opmerkingen:
Een reactie posten