NIEUWS     VERKEER      CULTUUR      WEER     SPORT     CONTACT         

donderdag 31 juli 2008

KÄRLEKENS KVAL - JEAN-PAUL MULDERS

Hij weegt nog 79 kilo, dat is in twintig jaar niet meer vertoond. Doorzichtig dwaalt hij door het huis, dat trekjes heeft gekregen van een spookkasteel. Niet dat er doodshoofden in te voorschijn springen, of rammelende sarcofagen. De onbeweeglijkheid van de boeken en kranten op tafel is akeliger dan dat.

Waarom verandert liefde zo gemakkelijk in gejongleer met jankende kettingzagen? Bij alles wat hij doet of ziet, vraagt hij zich af : wat zou Zij hiervan denken ? Zij, dat is het wonderwezen dat in zijn leven is verschenen. Hij dacht dat hij niet meer verliefd kon worden, maar toen nestelde Zij zich onder zijn huid, absoluut als een onthoofding. Zij heeft hem zoete verhalen verteld, aandachtig geluisterd. Hem rond haar vinger gewonden, niet met de kwaadwilligheid die in die uitdrukking ligt vervat, maar zomaar, vanzelfsprekend als het spleetje tussen haar tanden. Zij straalden als zij samen waren, zo intens dat iedereen keek en jaloers op hen was. Hij voelde weer dat hij lééfde.

Toen bleek : zij had nog een ander. Een ander die zij had voorgesteld als vriendelijk maar onbeduidend. Iets uit het verleden, wat zij plotseling toch niet bleek te kunnen lossen.

De geur van benzine.

Het nijdige gejank.

Getande schakels wieken frenetiek in het rond.

Daar staat Zij tussen, met grote ogen. Haar valt niets kwalijk te nemen. Zij ziet hen allebei graag. Zij kan alleen niet kiezen. Het oude liedje. Hij vervloekt zichzelf omdat hij een acteur wordt in zo'n ouderwetse vaudeville, met minnaars die zich op kousenvoeten verstoppen in kasten. Belachelijk, als je het vanuit helikopterperspectief bekijkt. Als nuchtere buitenstander.

Hij zit er middenin, en de weldaden van de moderne techniek zijn niet van aard zijn lijden te verzachten. Hij ligt in bed met laptop en gsm. To send or not to send, that is the question. Zij zalft en zij slaat hem in korte berichten. Hij bezoekt de website van zijn rivaal, die blogs schrijft vol herkenbare gedachten. Een mens met wie hij bevriend zou kunnen zijn, was daar niet het simpele feit dat ze in andere loopgraven liggen. Verzengd door de liefde voor Haar. Kussen als obussen. Wimpers waarvoor je zou moorden. Hij vervloekt zichzelf omdat hij geen computer is die zichzelf probleemloos naar een vorig systeemherstelpunt terug kan brengen. Naar de tijd vóór hij Haar kende.

Ziek word je als je het gevoel hebt dat niets ter wereld Haar kan vervangen. Als je in andere vrouwen gaat zoeken naar trekken van Haar. Als je jezelf erop betrapt zoals haar te willen doen, te kijken, te lachen. Als je je niet meer genoeg kunt concentreren om zelfs maar de grappen van The Simpsons te vatten. Pangs of love, wordt deze toestand genoemd. Chagrin d'amour. Liebeskummer. Alleen in het Zweeds klinkt het nog koddig : Kärlekens kval.

Het is niet zo erg, maakt hij zich sterk, als leverkanker. Als je huis te zien afbranden. Maar dat is niet wat hij voelt. Met plezier stak hij zijn hebben en houden in de fik voor één dag met Haar in Lampernisse.

Betoverd, bezeten, behekst : nu pas leert hij de volle toedracht van deze woorden kennen. Hij bezweert en belooft, hij jammert en vloekt. Hij bidt zelfs tot de maagd Maria. Het jongleren met kettingzagen gaat hem steeds beter af. Zijn linkerarm is hij al kwijt, twee vingers aan zijn rechterhand zijn herleid tot bloedige stompjes. Hij kan zich niet voorstellen dat dit nog ooit zal overgaan. In het telefoonboek zoekt hij koortsachtig naar een ontwenningskliniek voor liefdesverdrietigen. Als dat niet bestaat, dan moet het spoedig worden uitgevonden. Met filialen in 83 landen. Starbucks for the soul.

"Kies in bed een houding die jou het minst intiem lijkt, of die haar niet siert", maant de Romeinse dichter Ovidius hem met eeuwenoude wijsheid aan. "En wat je ook moet doen : de luiken openzetten, zodat het daglicht al haar lichaamssmetten toont. Richt dan je blik maar goed op alles wat haar lelijk maakt, en prent dat in je hoofd."

Hij heeft dat geprobeerd maar zag alleen streelzachtheid en één enkel schoonheidsvlekje, dat niets anders vermocht dan ontroering te wekken. De drang haar met zijn leven te beschermen.

En nog kan Zij niet kiezen.


Reacties : jp.mulders@skynet.be

woensdag 30 juli 2008

dinsdag 29 juli 2008

ALTIJD PRIJS - HET PALEIS & COMPAGNIE CECILIA

Less is more – moet Arne Sierens tijdens zijn nieuwe productie voor Het Paleis/Compagnie Cecilia hebben gedacht. ‘Altijd Prijs’ laat met minimale middelen een spannende en tedere strijd zien tussen twee kleinburgerlijke jongens en hun grootschalige emoties. Het is een voorstelling geworden over de dunne grens tussen gezond verstand en je verstand verliezen.

Altijd prijs

De verhaallijn van ‘Altijd Prijs’ gaat als volgt: nadat zijn broer met de noorderzon is vertrokken, is Dino – gespeeld door Robrecht Vanden Thoren – verplicht om diens verdachte nachtclub draaiende te houden. Op dat moment verschijnt Pierre in zijn leven, gespeeld door Titus de Voogdt. Deze labiele jongen is zojuist ontslagen uit een psychiatrische kliniek en is door zijn vrienden dood verklaard. Als ‘onbestaanbaar persoon’ probeert hij een nieuw leven op te bouwen, beginnend bij Dino’s club. In het verdere verloop van de voorstelling staat de relatie tussen de jongens centraal, bestaande uit ruzies, confrontaties en pogingen om elkaar te troosten. Hebben zij in dit uitzichtloze bestaan genoeg aan elkaar of zijn zij op zichzelf aangewezen?

Vanaf de eerste scène klinkt het gitaarspel van Jean-Yves Evrard chaotisch en donker, en blijft doorheen de voorstelling het tempo van de scènes bepalen. Op het podium verschijnt Dino. Hij slaat agressief met een honkbalknuppel om zich heen, vechtend en schreeuwend tegen dingen die er niet lijken te zijn. Een stroboscoop zorgt ervoor dat de beelden zich kort en heftig opdringen. Het licht springt aan en voor je ogen verschijnt een wereld waarmee Arne Sierens bekend is geworden: de ietwat armoedige personages spreken er Gents, de teksten zijn plat en worden rechtstreeks op je afgevuurd, en de scheidslijn tussen fictie en werkelijkheid, tussen geluk en ongeluk, tussen gezond verstand en je verstand verliezen, is ver te zoeken. De strijd die deze twee jongens met elkaar en met hun eigen leven voeren, is typerend aan de worsteling die veel van Sierens’ personages karakteriseren. Als toeschouwer heb je het idee dat je keihard om deze mensen mag lachen, maar steeds wordt je overvallen door een gevoel van schaamte.

Hoewel we inmiddels bekend zijn met Sierens’ stijl, blijft hij keer op keer interessante producties maken. Het is de dubbelzinnigheid die in veel van zijn werk ligt verscholen. Het gaat niet alleen inhoudelijk over de worsteling van de personages met hun achtergrond en toekomstidealen, de acteurs zijn tegelijk een openlijke en fysieke strijd aan het voeren; met hun eigen lichaam, met de ander, met het publiek, met de ruimte om hen heen. In deze voorstelling worden de acteurs bijvoorbeeld gehinderd door het decorontwerp van Guido Vrolix: om de paar minuten schiet de ondergrond een halve meter opzij. Hierdoor raken de acteurs op onverwachte momenten uit balans. In het midden van het speelvlak hangt ter ondersteuning wel een trapeze, maar ook die biedt weinig houvast, aangezien deze een meter te hoog hangt. Om de veiligheid op te zoeken kunnen ze hierop proberen te klimmen en te hangen, maar ook dit is van korte duur: het is fysiek gewoon te zwaar om vol te houden.

Sierens’ nieuwe voorstelling oogt sober en kleinschalig, maar door het bevlogen spel wordt de innerlijke strijd van deze personages explosief. Ze roepen en schreeuwen om aandacht, maar weten ze dat hun leven niet zal verbeteren. Vanden Thoren en Voogdt spelen agressief, ze springen, dansen en vechten als sumoworstelaars op het podium, hangen ondersteboven aan de trapeze. Hun tevergeefs fysieke pogingen hebben een hartveroverend effect; de liefde en strijd tussen deze jongens evolueert naar een tedere vriendschap. Ze lijken elkaar keer op keer te vinden en te verliezen. Totdat Dino aan het einde van de voorstelling opnieuw naar de rode honkbalknuppel grijpt, de trouwe kompaan in moeilijke tijden, het wapen waarmee ze elke vorm van onveiligheid uit de wereld kunnen slaan. Vervallen ze terug in de agressiviteit? Of kunnen zij de toekomst samen aan? (Recensie door Justin Waerts)

Het is niet zonder enige fierheid dat ik deze produktie promoot: mijn neef Titus De Voogdt speelt een van de personages. Allen daarheen.

‘Altijd Prijs’ is nog te zien:
1 augustus – 9 augustus 2008 Theater aan Zee in Oostende
Zie voor verdere informatie: www.compagnie-cecilia.be of www.hetpaleis.be
Foto: Kurt Van der Elst

maandag 28 juli 2008

HEMELSBANG - STIJN VRANKEN



Ik ben bang liefste, hemelsbang,

dat ik vannacht al
overvloedig van haar houden zal.

Niet ‘houden van’ zoals van jou,
niet met hart en ziel of zo,
nee, heel gewoon,
met wat honger in een hoek
van een kamer
van een donkerrood appartement
waarvan jij, liefste, het bestaan
niet kent.

Bang van hoe ik eerst nog
handenloos en schijnbaar ongewapend,
urenlang naar haar mond zal staren,
vervolgens urenlang naar haar ogen,
en dan, opnieuw,
urenlang naar haar mond.
Bang van hoe ze stilaan zal beginnen zwijgen
omdat ze weet dat ik, eens goed en wel verblind,
ook niks meer hoor.
Bang van wie dan het begeren zal beginnen,
wie het eerst zal bezwijken onder eigen vuur,
diep inademt,
en volmaakt toevallig de eerste streling toedient.
Bang van hoe dat één van ons twee zal zijn…

Ik ben bang, liefste, hemelsbang

van hoe zij vervolgens met soepele schaamte
vragen zal of ik poseren wil voor haar verlangen.
Van hoe ik uit alle macht geen antwoord zal zoeken.
Van hoe zij daar ook allesbehalve op wacht,
maar glimlacht,
en zich dwars doorheen mijn mond vol tanden,
de kleren van het lichaam schraapt.
Met haar handen vol vingers.

Bang van hoe ze steeds bloter zal groeien,
zich openbaart, en zich als een donzen God
(in een slipje van de Hema)
op mijn netvliezen nestelt.
Bang van hoe gewillig ik
deze blikschade zal oplopen.

Bang van hoe hees
haar volbloedlippen me zullen dwingen
haar nakende lichaam nauwkeurig na te tellen,
bang van hoe ontzettend heelhuids ze zal blijken.

Ik ben bang, liefste, hemelsbang

van hoe ik, precies op dat moment,
één seconde nog,
aan jou zal denken,
vlak voor de kamer kapseist,
vlak voor ik uitglijd over haar mond,
en onder haar heupen kruip
als een zacht, wankel podium.
Vlak voor zij mij zal ontmantelen
En me mateloos zal bezitten
als een machteloze troon,
gevloerd onder haar vleselijk gewil.

Bang van hoe luid haar huid zal hijgen
wanneer die zich met de mijne verwart.
Van hoe ze een nieuw lichaamsdeel
van me zal worden, één dat ik nooit heb gekend,
maar altijd heb gemist…
Bang van hoe oeverloos we ons zullen verdrinken
in elkaars bekkens vol kokend bloot.

Ik ben bang, hemelsbang, liefste,

van hoe dan ook deze dans zal haperen, zal stokken,
van hoe onze vingers zullen vertragen,
onze lippen krimpen,
en alle tongen zich weer zullen terugtrekken
in hun eigen oude monden.

Bang van hoe licht het licht zal zijn
waarin ook dit verlangen
tot een vergissing zal verkruimelen…

Ik ben bang, liefste.
Hemelsbang.

zaterdag 26 juli 2008

MET ANGST EN BEVEN - AMELIE NOTHOMB - ROMAN

In 1990 begeeft Amélie san zich op de Japanse arbeidsmarkt. Ze vindt een baan als tolk in Tokyo en maakt kennis met een meedogenloze bedrijfscultuur. Bij Yumimoto, een firma met een onwrikbare hiërarchie, wordt van de werknemers een kadaverdiscipline verwacht.
Haar superieuren beschouwen de westerse dadendrang en ondernemingslust van Amélie san als het toppunt van subversie. Ze slaagt er niet in zich te plooien naar de absurde logica van het Japanse bedrijfsleven, wordt herhaaldelijk weggepromoveerd en eindigt haar carriére twaalf hilarische maanden later als toiletjuffrouw. (bol.com)

Amélie Nothomb is iets speciaals, is men al gniffelend geneigd te zeggen. Moet je haar altijd ernstig nemen? Ze is in ieder geval een frisse wind met een aantrekkelijke stem in de literatuur. Ze brengt interessante ideeën aan en presenteert ze op een charmante, literaire manier. Een amusante, boeiende en intelligente auteur, die misschien niet de grootste literatuur produceert, maar wel erg goede en zeker de moeite waard. (The Complete Review)

Nothombs romans vertellen over manipulerende en destructieve processen, vooral tussen vrouwen. De verhalen worden meestal verteld vanuit het perspectief van de zwakkere partij. Haar verhalen bewegen tussen een klinische analyse van wreedheid en een niet al te subtiel pleidooi voor medeleven en medelijden van de lezer. Nothombs manier van schrijven vraagt van de lezer dat hij sympathiseert met de verteller, wat zij ook doet. (Ingrid Wassenaar – The Times)


[Fragment Met angst en beven]

Op een morgen liet mijnheer Saito me weten dat de vice-directeur in zijn kantoor een aanzienlijke delegatie van een handelspartner op bezoek had: ‘Koffie voor twintig personen.’
Ik kwam bij mijnheer Omochi binnen met mijn grote dienblad en was de perfectie in persoon: ik schonk de kopjes in met een nadrukkelijke nederigheid, terwijl ik de meest subtiele formules prevelde, de ogen neersloeg en buigingen maakte. Als er voor de ôchakumi een orde van verdienste bestond, dan had ik die zeker gekregen.
Uren later vertrok de delegatie. De stentorstem van de moddervette mijnheer Omochi bulderde: ‘Saito san!’
Ik zag mijnheer Saito opspringen, lijkbleek worden en naar het hol van de onderdirecteur snellen. Het gebrul van de dikzak weergalmde achter de wand. We konden niet verstaan wat hij zei, maar het klonk niet bepaald vriendelijk.
Mijnheer Saito kwam terug met een gezicht als een oorwurm. Ik kreeg domweg met hem te doen toen ik bedacht dat hij drie keer minder woog dan zijn agressor. Precies op dat moment riep hij me, ziedend van woede.
Ik volgde hem naar een leeg vertrek. Hij voer zo heftig tegen me uit dat hij over zijn woorden struikelde: ‘U hebt de delegatie van onze handelspartners hevig ontstemd! U hebt koffie geschonken met beleefdheidsformules die de indruk wekten dat u het Japans perfect beheerst!’
‘Ik spreek het ook lang niet slecht, Saito san.’
‘Zwijg! Hoe durft u zich te verdedigen! Mijnheer Omochi is razend op u. U hebt de sfeer op de bijeenkomst vanmorgen grondig verziekt: hoe konden onze handelspartners zich nou op hun gemak voelen, in het bijzijn van een blanke die hun taal verstaat? Van nu af aan spreekt u geen Japans meer.’
Ik keek hem verbaasd aan: ‘U zei?’
‘U kent geen Japans meer. Is dat duidelijk?’
‘Kom nou, Yumimoto heeft me juist in dienst genomen om mijn kennis van uw taal!’
‘Mij een zorg. Ik gebied u om voortaan geen Japans meer te verstaan.’

vrijdag 25 juli 2008

LE PREMIER PAS - CLAUDE MICHEL SCHÖNBERG


Le premier pas,
J'aim'rais qu'elle fasse le premier pas.
Je sais que cela ne se fait pas.
Pourtant j'aim'rais
Que ce soit elle qui vienne à moi,
Car, voyez vous, je n'ose pas
Rechercher la manière
De la voir, de lui plaire,
L'approcher, lui parler,
Et ne pas la brusquer,
Lui dire des mots d'amour
Sans savoir en retour
Si elle m'aimera
Ou refusera ce premier pas.

Le premier pas,
J'aim'rais qu'elle fasse le premier pas.
On peut s'attendre longtemps comme ça.
On peut rester
Des années à se contempler
Et vivre chacun de son coté.
Je la rencontrerais
Au bas de l'escalier,
Puis, comme tous les jours,
Elle me dira : "Bonjour".
Seulement cette fois,
Elle me prendra le bras,
Me conduira dans sa maison
Ou nous ferons

Le premier pas d'amour,
Dans son lit, jour après jour.
Elle me dévoilera son corps,
Me donnera tous les remords
De n'avoir pas dit plus tot le premier mot.
Le premier mot,
J'aim'rais qu'elle dise le premier mot.
La nuit j'en rêve et c'est idiot.
Si elle voulait
Seulement me faire signe tout bas,
Alors je ferais je crois
Le premier pas.

donderdag 24 juli 2008

COBOURG - JEAN-PAUL MULDERS

Je hebt van die dingen die iedereen kent, zoals kleine autootjes die zich op parkeerplaatsen verbergen achter hele grote, zodat je denkt eindelijk een plekje gevonden te hebben, tot blijkt dat daar dan zo'n roestbakje staat dat aan het oog was onttrokken. Het verkeer blijft een niet aflatende bron van ergernis, die blijft bruisen en klateren, hoeveel stenen in rivieren op aarde je ook verlegt. Van die automobilisten die vlugvlug op een voorrangsweg invoegen en je de pas afsnijden, die heb je ook, om dan heel langzaam voor je te gaan hangen en honderd meter verder tergend kruipend af te slaan.

Roestbakjes zie je de laatste tijd overigens minder en minder. Wel almaar meer glanzende, luxueuze vestzakpantserschepen, waar mijn grootmoeder van bijna 86 met grote ogen naar zat te kijken, toen ik haar in de rolstoel voor me uit duwde, tijdens een van haar zeldzame ontsnappingen uit RVT De Herfstgalm. "Zoveel grote, schone auto's", zei ze herhaaldelijk, met van die oprecht verbaasde poppenogen, als was ze vanuit de jaren zeventig rechtstreeks in een koopkrachtiger toekomst gekatapulteerd.

Dat het zo goed niet gaat met die koopkracht, dat vertelde ik haar niet. Zoals de meeste grootmoeders is ze een beetje bang geworden en vreest ze dat ik tekort zal komen, dat ik mijn boterhammen 's ochtends met confituur zal moeten besmeren, of erger nog met choco, omdat ik mij geen degelijk beleg kan permitteren. Oud geworden als zij is in een verzorgingsstaat vol sociale appartementen en betaalbare gezinsauto's, kan ik mijn grootmoeder moeilijk uitleggen dat ik koopkracht maar een vies woord vind. Dat het mij aan duizenden waanzinnig geworden consumenten doet denken, die wapperend met groene flappen de plaatselijke Mediamarkt bestormen, zoals destijds het gepeupel de Bastille, om daar gretig de klauw te leggen op witgoed en bruingoed en iPodsokken, onmisbaar om te overleven in dit tranendal.

Betogen voor meer koopkracht lijkt mij zoiets als een vrijgeleide vragen om verder te mogen doen wat we de afgelopen vijftig jaar hebben gedaan, namelijk de wereld transformeren tot een woestijn van beton, gesausd in vieze uitlaatgassen. Het rare aan koopkracht is dat ik het enigszins walgelijk vind, terwijl ik het tegelijkertijd zelf ook wil hebben. Het leven hangt aaneen van dit soort paradoxen.

Dat ik daarover niet te veel moet piekeren, wordt mij duidelijk gemaakt door buurman Freddy, die opeens aan de voordeur staat met kaarten voor de tombola ten voordele van de plaatselijke gepensioneerden.

"Heb je het al gehoord ?" vraagt hij.

Ik weet natuurlijk weer van niets, met mijn kop vol koopkracht en suikerspin van de vorige nachten.

"Er is een wielertoerist doodgestuikt, hier even verderop. Bij de hoeve van boer Verliefde."

Verliefde is de mooiste achternaam die ik ken ; hij komt hier in de streek vaak voor, evenals wielertoeristen. Dat er daarvan een doodgevallen is, vind ik een minder fraaie gedachte. Freddy vertelt mij dat de man pas 57 was, dat hij zich plotseling onpasselijk voelde en viel, dat hij naar adem snakte en naar zijn hartstreek greep en toch nog wel vijf volle minuten geleefd heeft, tot de ambulanciers erbij kwamen, die helaas niets meer voor de man konden doen. "Krijg dat nieuws te verteren !" zegt buurman, half spijtig, maar ook een beetje gretig. "Je vent gaat op zondagmorgen een ontspannen toertje fietsen en komt nooit meer terug."

Ik moet aan een foto met zo'n rouwbandje denken en, vreemd genoeg, aan het kriekbier Mort Subite. En hoe versplinterd mijn nalatenschap er zou uitzien mocht mij zoiets overkomen, vermits ik er tot dusver niet in geslaagd ben mensen ondeelbaar graag te zien, zodat ik op de blaren van mijn hartstochten moest zitten.

"Eerste prijs : Beenhesp", lees ik op het kaart-je als Freddy weer vertrokken is.

"Tweede prijs : Cobourg".

Ik vraag me af wat Cobourg is. Het doet mij vagelijk denken aan het koninklijk paleis. Doe mij dan maar liever de derde prijs, een isoleerkan. En als het even kan een duidelijk leven, met gemoedsrust & geborgenheid & al.

Mon Dieu, wat kan ik daarnaar snakken.

Trekking op maandag 15 september, in herberg Poezenelle.


Reacties : jp.mulders@skynet.be

woensdag 23 juli 2008

dinsdag 22 juli 2008

EMPATHIE

Empathie is een ander woord voor inlevingsvermogen, de kunde of vaardigheid om je in te leven in de gevoelens van anderen.
Empathie is een vaardigheid of persoonlijkheidseigenschap die belangrijk is in de omgang met mensen. Het empathisch vermogen speelt een hoofdrol bij emotionele intelligentie. Je kunnen inleven in anderen draagt bij tot het kunnen begrijpen van emoties van anderen en de communicatie met je medemens. Zonder empathie praat je langs elkaar heen of ontstaan er meningsverschillen. Empathie steunt op een goed 'lezen' of verstaan van verbale en non-verbale communicatieboodschappen van anderen. (Wikipedia)

Mijn moeder is vijfennegentig en woont nog alleen in haar appartement. Ze trekt verbazend goed haar plan. Het laatste jaar gaat het toch wat moeizamer. Haar ‘kortetermijn’ geheugen is naar de vaantjes. Op vijf minuten tijd vraagt ze driemaal hetzelfde. Zelfs met haar twee hoorapparaatjes kan ze moeilijk een gesprek volgen. Maar ze klaagt nooit, kookt haar eigen potje en waagt zich nog nu en dan aan een uitstapje in de directe omgeving. We zijn met vier kinderen, ik ben de enige die dicht bij haar in de buurt woont.
Jaren geleden vroeg ze mij om haar nooit naar een rusthuis te verhuizen en haar zolang mogelijk thuis te laten wonen. Ik heb haar toen gerust gesteld.

Ik wil niet opscheppen maar ik ben redelijk handig. Ik draai iedere week haar haar in krulspelden (mise en plis), als het nodig is verzorg is haar nagels van haar voeten (pedicure), ik doe de boodschappen, regel de bankzaken, stop de was in de wasmachine, herstel kleine mankementen in het appartement, etc… Al bij al kruipt daar niet zoveel tijd in en mijn moeder is erg dankbaar.

De dag voor ik op reis vertrek dringt zich een opname in het ziekenhuis op wegens ademhalingsproblemen en opvallende ‘verwardheid’. Belangrijk detail bij deze opname is dat mijn moeder, buiten het ‘kopen’ van haar vier kinderen, nog nooit in een ziekenhuis is opgenomen. Ik weet het, het is bijna niet te geloven.
Het is zaterdag en de opname gebeurt via de ‘spoedopname’. Vier uren verblijft ze op deze dienst. Drie dokters (één stagiair en twee assistenten) stellen ongeveer dezelfde vragen. Tussenin wordt er bloed getrokken en Röntgenfoto’s gemaakt van thorax en abdomen.
Ik zie het gezicht van mijn ma steeds meer zorgelijke trekken vertonen. Ze wordt ook een beetje opstandig. ‘Hoe lang gaat dat hier nog duren?’ en ‘Mag ik dan straks terug naar huis?’ herhaalt ze steeds maar.
Uiteindelijk komt de assistente melden dat de uitslagen van de onderzoeken binnen zijn en dat de brancardier haar zo dadelijk naar de afdeling ‘Geriatrie’ zal brengen. Daar deelt ze kamer met een demente vrouw die wezenloos voor zich uit zit te staren.

Het is ondertussen etenstijd en mijn ma wordt in een zetel geplaatst waarop een soort etensplank wordt gemonteerd. Ze zit geklemd tussen de rugleuning en die plank. Ik zie duidelijk aan haar gezicht dat die beperkte bewegingsvrijheid op haar systeem werkt. Ze doet ook nog haar beklag dat er te weinig melk in de koffie is.

Voor ik de afdeling verlaat doe ik mijn uiterste best om de hoofdverpleegster te ‘briefen’ over hoe mijn moeder in elkaar steekt. Ook vergeet ik niet te benadrukken dat mijn ma absoluut geen ervaring heeft met ziekenhuizen. Ik waarschuw haar dat het mij niet zou verwonderen dat ze binnen de kortste keren met pak en zak klaar zal staan om naar huis te gaan. Ik heb zelf nog op die afdeling gewerkt en weet dat het om een gesloten afdeling gaat. Voorzichtig probeer ik de hoofdverpleegster te overtuigen dat, als mijn moeder aanstalten maakt om weg te gaan dit niet te wijten is aan haar verwardheid maar wel het gevolg is van haar sterke wil om terug naar huis te keren.
Met gemengde gevoelens stap ik in mijn auto. Mijn reis komt ongelegen. Toch vertrek ik met een gerust hart omdat ik weet dat mijn broer en zus haar dagelijks zullen bezoeken en haar verblijf tot het minimum zullen beperken.

Dan gebeurt er iets raars. Na een paar dagen bel ik mijn zus op. Ze vertelt mij dat de ademhalingsproblemen verbeterd zijn en dat de dokter haar beschouwt als een ‘grensgeval’ om nog alleen te wonen. Ze voegt er ook aan toe dat ze haar naar een andere afdeling (met nog meer sloten en grendels) hebben gebracht omdat ze ’s nachts had geprobeerd uit haar bed te kruipen. Om haar kalm te houden krijgt ze ook Haldol druppels. Ze eindigt met het goede nieuws dat mijn broer haar tegen het einde van de week zal proberen naar huis te halen en daar drie of vier nachten zal blijven slapen om haar in de gaten te houden.
Als ik de hoorn op de haak leg komt mijn gemoed vol. Mijn vrouw ziet het gebeuren en vraagt heel ongerust wat er scheelt. Ik ben niet in staat om een woord uit te brengen, de tranen komen overvloedig. Na een poosje stel ik mijn vrouw gerust. Ik begrijp mijn emotionele reactie zelf niet daar ik geen echte band met mijn moeder heb.

De verklaring is simpel. Ik voel bijna lijfelijk wat mijn moeder meemaakt. Ik weet dat ze in haar nieuwe omgeving totaal de kluts kwijt is. Haar opstandig gedrag wordt als een vorm van dementie geïnterpreteerd. Haar vrijheid die haar zo dierbaar is wordt nog meer aan banden gelegd. Ze vliegt naar een strengere afdeling en ze spuiten haar plat.

Na elf dagen ga ik voor het eerst weer bij haar op bezoek. Ze hoort de bel niet en ze heeft de sleutel op de voordeur laten zitten. Ik bel haar op met mijn gsm. Een geluk dat ze opneemt en de deur opent. Ik krijg weer de krop in de keel als ik haar zie. Ze wankelt als ze gaat en ziet eruit als een zombie. Haar medicatie staat onaangeroerd op de schouw. Ik bekijk het medicatieschema, ik geloof mijn ogen niet. De weinige medicatie die ze nam voor de opname is veranderd, de dosis van haar slaapmiddel is verdubbeld, ’s morgens en ’s avonds moet ze kalmeringsdruppels (Haldol) nemen en voor het slapen gaan nog een extra slaapmiddel (Trazolan).
Haar huisarts is met vakantie, de plaatsvervanger komt pas binnen een week. Ik besluit het recht in eigen handen te nemen. Ik halveer de Haldol en de Trazolan kieper ik in de vuilbak (bij manier van spreken). Ik heb niet de pretentie om dokterje te spelen maar het levenscomfort van mijn moeder komt op de eerste plaats. Na een tweetal dagen zie ik haar terug tot leven komen, ze is alerter, wakkerder en functioneert beter. We zijn allebei opgelucht.

Voor alle duidelijkheid, ik werp niemand een steen en ben ervan overtuigd dat de Belgische gezondheidszorg tot de beste van de wereld mag gerekend worden. Wat ik verlang heeft niets met budgetten te maken maar met een mentaliteitswijziging. Ik heb de indruk dat vooral sommige dokters een gebrek aan inlevingsvermogen hebben.

maandag 21 juli 2008

ZOMERBEDROG - MICHAEL GRÜNLO


Je kruipt voor de tv
tegen me aan
alsof je bent thuisgekomen
na jaren te hebben gezocht

terwijl groente door je handen gaat
vul je de keuken met jouw liedjes
en voert me jouw geschiedenis

kon ik je maar zachtjes
-zonder het licht te breken-
zeggen dat wat je voelt
er niet altijd echt is


via verlorenwoorden

zondag 20 juli 2008

SERGEI RACHMANINOV - KENNISMAKING

Rachmaninovs vader was een aristocratisch grootgrondbezitter uit Novgorod. Toen Sergei negen was (hij werd geboren op 1 april 1873), had de man alle voorvaderlijke bezittingen reeds verbrast. Zijn ouders scheidden en Sergei volgde zijn moeder naar Leningrad.
Thuis had hij van zijn moeder reeds sinds zijn vier jaar pianoles gehad, en af en toe moest hij zijn zus begeleiden bij liederen van Tschaikovsky. Het onderwijs aan het Conservatorium in Leningrad was in die tijd eerder conservatief en geschaard rond de figuur van Rimski-Korsakov. De jonge Sergei voelde zich niet al te best thuis in dat milieu, en zijn muziekopleiding geraakte in een impasse. Het was zijn inwonende grootmoeder die redding bracht door hem naar het strengere maar frissere bewind van Moskou te sturen, waar de beroemde leraar Sverov de compositieklas leidde, geschaard rond Tschaikovsky. Hij behaalt als negentienjarige het einddiploma met een gouden medaille voor compositie.


Rachmaninov was een uitmuntend concertpianist,
dirigent en componist, en zijn werk getuigt van grote passie. Veel korte composities zijn quasi improviserend waardoor hij lange tijd als componist niet de waardering kreeg die hij nu gelukkig wel krijgt. De kracht van zijn muziek ligt niet in een doorwrochte structuur zoals bijvoorbeeld bij tijdgenoot Ravel het geval is, maar in de puurheid van muzikale lijnen.

Zijn Eerste Symfonie werd een mislukking, en lang heeft hij geleden onder de meedogenloze kritiek. Een beroemd psychiater hielp hem door hypnose over zijn neerslachtigheid heen, en dit resulteerde in het prachtige tweede pianoconcerto. Intussen had hij zich een grote reputatie als pianovirtuoos opgebouwd, en trad hij in de hele wereld op met eigen werk, o.m. in Londen en de Verenigde Staten. Overal werd hem aangeboden als
dirigent te blijven, maar Rachmaninov was te sterk aan zijn geboortegrond gehecht. De revolutie in 1917 besliste voor hem; hij verbleef voornamelijk nog in Parijs, Zwitserland en Amerika. Heimwee naar Rusland verhinderde hem nog veel te componeren. Hij stierf in Beverly Hills op 28 maart 1943. (Componisten.net)

Mijn eerste klassieke LP die ik kocht, ik vermoed dat ik begin twintig was, was Rachmaninov: Pianaoconcerto No. 2 en Tchaikovsky: Pianoconcerto No. 1 van Deutsche Grammophon gespeeld door de legendarische pianist Sviatoslav Richter en gedirigeerd door de al even legendarische Herbert von Karajan.
Het tweede pianoconcerto van Rachmaninov is nog altijd een van mijn favorieten. Hier het eerste deel gespeeld door de maestro zelf. Veel luistergenot.

vrijdag 18 juli 2008

DE MARRAKECH EXPRESS


Ik ben graag thuis en was dan ook niet superenthousiast om op reis te vertrekken. Ik zag er niet tegenop en ik gunde het mijn vrouw van harte. Ze had een zwaar jaar achter de rug met veel stress op het werk. Ze had recht om een tiental dagen haar voeten onder tafel te schuiven en te genieten van de zon. Ik schuif al iedere dag mijn voeten onder tafel.

De eerste drie dagen spookte mijn blog met een zekere regelmaat door mijn hoofd. Het voelde aan als een gemis. Ik vermoed dat ik last had van
ontwenningsverschijnselen!
De dag van aankomst (maandag) bezochten we het
Office de Tourisme van Privas. Een lieve juffrouw bracht ons op de hoogte van de bezienswaardigheden in de streek en de komende (culturele) activiteiten. Bij het weggaan vroeg ik langs mijn neus weg of er een internetcafé in de buurt was. Mijn hart maakte een sprongetje toen de juffrouw bevestigend antwoordde. Ze liep even mee naar buiten en wees me de 'Marrakech Express' aan.

Mijn vrouw kent mij goed en had het onmiddellijk door. Ze keek me schuin aan, glimlachte en zei: 'Je bent verslaafd Marc.' Ik kon niet anders dan toegeven dat het waar was. Ik had stante pede het café willen opzoeken om mijn blog te updaten.
Ik hield me in. Het compromis was dat ik de volgende woensdag even zou langs lopen in de Marrakech Express terwijl mijn vrouw naar de kapper was.

Een uur heeft het geduurd om twee cartoons op mijn blog te plaatsen. Ik vond mijn draai niet op een vreemde computer (raar klavier) en in een vreemde omgeving. Er waren drie computers beschikbaar in het internetcafé. Ik zat in het midden, links van mij zat een tienjarig jongetje - de uitbater van het café - een spelletje te spelen en rechts van mij wervelden de vingers van een vriendelijke jongedame over het klavier. We zaten heel dicht op elkaar gepakt.

Achteraf had ik spijt dat ik mijn blog niet gelaten had zoals hij was, ik had toch mijn tijdelijke afwezigheid aangekondigd. Het heeft me aangezet om te lezen (3 x Amélie Nothomb en 2 x Haruki Murakami), om een paar leuke uitstappen te maken en vanop een gezellig terras de mensen te observeren en gewoon te ontspannen samen met mijn vrouw. Ik heb ook nog een mooi zwart jasje van G-Star Raw en een paar T-shirts kunnen kopen in de solden. We hebben lekker gegeten en gedronken. De batterijen zijn terug opgeladen.

Thuisgekomen zat ik na een half terug aan mijn computer. Ik heb me echt moeten inhouden om een stukje te schrijven. Ik besef dat ik nog altijd verslaafd ben en tevens voel ik mij blij als een klein kind met zijn favoriete speeltje. Ik weet wel dat het allemaal niet zoveel voorstelt maar ik amuseer mij
en doe er niemand geen kwaad mee. Ik miste op vakantie toch een beetje de reacties en de 'polemiekjes'.

woensdag 9 juli 2008

zondag 6 juli 2008

ER EVEN TUSSEN UIT - LOOKING FOR THE SUMMER



Voor mijn trouwe bezoekers: tot binnenkort.

PYJAMA'S - JUDITH HERZBERG



Zullen we

zei ze

samen

in een groot bed

in een hotelkamer

gaan liggen

met pyjama’s

aan en

dan de knecht

taart

laten brengen?

vrijdag 4 juli 2008

NA DE AARDBEVING - HARUKI MURAKAMI - ROMAN

Vaste grond onder je voeten hebben is een veilig gevoel, maar als die grond opeens dreigt weg te vallen, kan dat heel nare gevolgen hebben. De zes verhalen in deze bundel exploreren de psychologische gevolgen die een aardbeving teweeg kan brengen, zelfs als zij ver weg gebeurt. De hoofdpersonen zien vaak geen uitweg in hun bestaan, maar zij zijn allemaal Gods kinderen, ook de reusachtige kikker die Tokyo voor een zekere vernietiging behoedt. In Na de aardbeving is Murakami op zijn absurde, grappige, ontroerende best.
Het nawoord dat hij bij dit boek schreef verschijnt voor het eerst in vertaling. (Uitgeverij Atlas)

Murakami schrijft in het nawoord: Wat 2001 is voor de Amerikanen is 1995 voor de Japanners: een jaar waarna het leven niet meer hetzelfde zou zijn. Op 17 januari werd de havenstad Kobe getroffen door een verwoestende aardbeving; twee maanden later verspreidden religieuze terroristen een dodelijk gifgas in de Tokiose metro. Twee gebeurtenissen die volgens Japans beroemdste schrijver Haruki Murakami (1949) ‘laten zien dat we ons niet meer veilig kunnen voelen in de wereld waarin we leven, omdat die niet langer verankerd is’.

In alle zes verhalen draait het om de dunne, de mentale effecten van de aardbeving, niet om de dood, de stank, de pijn, de rommel. Een vrouw zit dagenlang apathisch naar he televisienieuws te kijken en vertrekt dan uit haar huwelijk zonder zich daarvoor te verantwoorden. Twee mensen geven zich over aan het stoken van wilde kampvuren op het strand en verliezen zich in het staren in de vlammen.

Een schildklierspecialiste hoort tijdens een vakantie-uitstapje in Thailand een verhaal over het troosteloze liefdesleven van ijsberen en betrekt dat op zichzelf. Een man krijgt waanvoorstellingen over een fabelachtige strijd tussen een reusachtige kikker en een enorme worm, waarvan de uitkomst bepaalt of ook Tokio door een aardbeving zal worden verwoest. (Michaël Zeeman - de Volkskrant)

'Na de aardbeving' grijpt en wriemelt uitdrukkelijk in de werkelijkheid, maar dat gaat wonderlijk goed samen met een tomeloze fantasie. Of zoals Kikker declameert: 'Het was een heel zwaar gevecht, en het vond van begin tot eind plaats in de verbeelding. Dat is ons ware strijdperk. Daar winnen of verliezen we.' (jdm - Humo)

donderdag 3 juli 2008

IN DE WELDADIGHEIDSTRAAT - JEAN-PAUL MULDERS


Soms is het moeilijk de kuil van de dag te ontstijgen en hogere luchtlagen op te zoeken, warme lucht, waarin je als een pasgeboren uilskuiken kan drijven en naar beneden kijken, naar de mensen met hun auto's en hun tankstations, naar de mensen met hun plastrons en hun beurse activiteiten, die de wereld naar de vaantjes helpen. "Derde grootste regenwoud mogelijk verdwenen over tien jaar", stond vandaag in de krant te lezen. En dat een stalkster Louis Michel slipjes stuurt. Het zal mij niet beletten naar een cd te luisteren die Akattemets heet, en die gefabriceerd is door een gezelschap dat zich Het Zesde Metaal laat noemen, u weet wel, het zesde metaal uit de vakschool, waar er ook een zesde hout was. Zo'n groepsnaam is veelbelovend. Wie zoiets kan verzinnen, daar neem ik graag mijn hoed voor af, hoewel ik bij mijn weten nooit een hoed heb gedragen, tenzij een verdwaalde keer in de zomer misschien, een strohoed dan, om mijn ouders te vermaken.

Maar dit Zesde Metaal dus, dit Zesde Metaal heeft een van de meest subtiele nummerkes geschreven die ik ooit in de taal van mijn moeder hoorde, te weten het West-Vlaams. Het gaat over een grootvader die bij den trieng (trein) heeft gewerkt, toen zijn skoer'n (schouders) nog waterpas stonden. Es 't miskien dat da'j' bedoelt a' j' zegt da' j' gie u kleine voelt ? Hoe kunnen zulke eenvoudige woorden kippenvel langs je flanken sturen ? Het verschijnsel komt volgens kenners alleen voor bij zoogdieren met een vacht, en gaat ook wel als spasmodermie door het leven. Het doet zich voor bij het voelen van koude of bij bepaalde emoties, te weten angst en ontzag.


Nu is dat kippenvelverwekkende vermogen van liedjes iets eigenaardigs. Zo kreeg ik ooit kippenvel van Paradise By The Dashboard Light van Meat Loaf, dat ik tegenwoordig niet meer kan horen zonder aan Wilfried Goedeseune te moeten denken, die in november 1989 in fuifzaal den Twieoo luchtgitaar spelend een zekere Sandy heeft binnengedaan. Deze laatste had de gewoonte in het auditorium Oscar Wilde te lezen, ondanks haar kleine gestalte, waardoor ze in sommige uithoeken van West-Vlaanderen een jeukebubbel zou worden genoemd.


Paradise By The Dashboard Light loopt overigens beroerd af. Eerst heb je die onvergetelijke, miljoenen keren nageschreeuwde passage waarin het vrouwtje stampvoetend - I've got to know right now ! - afdwingt haar eeuwige liefde te beloven. Maar mooie liedjes duren niet lang ; aan het slot van het nummer zingt het mannetje somber dat hij nu alleen nog maar naar het einde der tijden kan verlangen, omdat hij dan pas van dat ellendige vrouwmens verlost zal zijn.


Tussen Sandy en Wilfried botert het ook niet fantastisch. Zij heeft hem twee kids geschonken, een eufemisme voor de monstertjes in kwestie. Hij lijkt niet erg gelukkig, als ik op de gretigheid mag afgaan waarmee hij op feestjes wijn naar binnen kapt, getapt uit zo'n koppijndoos. "De meeste mannen leiden een leven van stille wanhoop", hoorde ik onlangs iemand zeggen. Het was zo'n uitspraak die erg op Wilfried sloeg en die van aard was mij bij te blijven. Leid ook ik een leven van stille wanhoop, vraag ik mij sindsdien af, bijvoorbeeld als ik voor de verkeerslichten sta in de Weldadigheidstraat, de zonneklep neergeslagen tegen het priemende licht van de rijzende zon. Me dunkt dat ik zo'n leven niet leid. Me dunkt dat mijn wanhoop, zo al aanwezig, niet van het stille soort is maar extravert & opstandig.


Mijn wanhoop kickt arses.


Ik kan nog verliefd zijn, zij het onsamen-hangend.


Ik kom mensen tegen die betrouwbaar blijken en schrander.


Ik gebruik een drinkfles waarmee mijn boekhouder moet lachen.

Ik wind mij nog op over dingen die anderen onvermijdelijk achten.


Ik blijf de woorden rendement en TAK 23 haten.


Soms speel ik nog op de Lotto, in een zeldzame vlaag van geloof in mijn kansen, hoewel de winnende cijfers altijd zo ver naast de mijne vallen dat het lijkt alsof het lot, in de gedaante van die plexiglazen bak vol genummerde kauwgomballen, mij een lange neus zet en zegt, zoals in dat andere nummer van Het Zesde Metaal : "Nie'g' Mulders gie nie' Want gie zijt minne maat nie."

Reacties : jp.mulders@skynet.be

woensdag 2 juli 2008

dinsdag 1 juli 2008

ONTBREEKT DE FANTASIEKWAB IN MIJN HOOFD?



S
tel je voor, je komt thuis van je werk, en op de bank zit een gigantische kikker op je te wachten. Een echte, sprekende, vriendelijke kikker die je verzoekt te gaan zitten, je onmiddellijk gerust stelt en zegt dat hij met goede bedoelingen is gekomen. Hij verontschuldigt zich voor de manier waarop hij onrechtmatig de woning is binnengedrongen maar het is een kwestie van leven of dood. Samengevat komt het erop neer dat hij je komt waarschuwen voor een dreigende aardbeving waarvan het epicentrum zich zal bevinden pal onder het kantoor waar je werkt. De aardbeving zal veroorzaakt worden door de wraak van een kolossale worm, 'Wurm' genaamd, die een maand geleden uit zijn diepe slaap is gewekt door een andere aardbeving en daardoor in alle staten verkeert. De reuzekikker stelt voor om samen de strijd tegen 'Wurm' aan te binden.

Dit verhaal is niet ontsproten aan mijn eigen fantasie, was het maar waar, maar is het begin van een van de zes verhalen in het boek 'Na de aardbeving' van Haruki Murakami. Hoe het verder gaat verklap ik niet.

Het lijkt alsof de deur van de fantasiekamer in mijn hoofd op slot zit, of toch gedeeltelijk. In een beperkt gezelschap, drie tot vier mensen - dit kunnen zowel mannen als vrouwen zijn - kan bij het 'zwanzen' mijn fantasie op hol slaan en brengt het ene absurde idee het andere mee. Ik zou op zulke creatieve momenten alles moeten opschrijven en er later op voort borduren.


Zou het kunnen dat ik alleen mijn fantasie niet op gang krijg, dat ik daar andere mensen voor nodig heb of zit er bij mij ergens een rem waar ik mij niet van bewust ben?

Vergis ik mij als ik denk dat het toch niet zo moeilijk kan zijn om een verhaal te verzinnen die volledig fictief is en waar alles kan: sprekende dieren, mensen met een paardenkop, spoken, monsters, tovenaars, tijdmachines, trollen, elfen, magische zwaarden etc...


Ik vergis me inderdaad. Het is niet omdat je alle ingrediënten hebt dat je een uitstekende kok bent. Die vergelijking loopt nog gedeeltelijk mank. Het heeft ook met creativiteit te maken en daar, vrees ik, word je mee geboren. Je hebt het of je hebt het niet.

De komende weken en maanden probeer ik een verhaal te verzinnen. Stel dat het lukt, het grootste probleem zal zijn het mooi te verwoorden. Ik vermoed dat het te hoog gegrepen zal zijn.