Liefste, teerbeminde, veelgeliefde,
doddige, aantrekkelijke, door goden gezonden
en door monden gezochte, adorabele sigaar.
Mijn dulcinea, mijn oogappel, mijn zoetlief,
mijn vertroeteling, mijn poetje, mijn sigaar.
Om uwentwille stook ik mijn longen gaar
brand ik mijn lippen stuk en laat mijn ogen tranen.
Mijn mannelijke bode, mijn troostmachine,
mijn minnelistige minnares, je maakt
van mijn tong een kittelaar.
Je bent mijn toeverlaat, mijn schild,
mijn schuilhoek.
En later, als het vele verlaten het laatste
licht betimmerd heeft, krijg je in mijn huis
van zes planken de droogste plaats.
Ik verzeker je: in de hel is het
lekkerder roken dan op aarde.
ter nagedachtenis van C. Buddingh
Geen opmerkingen:
Een reactie posten