Foto: C. de Wit
Wauw, is het enige wat ik kan denken, als ik het boekje dichtsla en mijn hand op het omslag laat rusten. Ik heb de neiging het met mijn vingertoppen te strelen, hoewel de vrouw op de cover verdacht goed op Andrea Croonenberghs lijkt, wat mij enigszins hindert.
Zo zit ik daar een tijdje, nagenietend, onder de indruk. Mijn gedachten waaieren uit naar de liefde in het algemeen en naar de vrouw die mij heeft grootgebracht in het bijzonder. Bijna negen maanden is zij nu dood, de tijd om een kind te voldragen. In mijn beleving betekent dit : nog maar pas. Af en toen nog neem ik haar foto van de schoorsteenmantel, druk die tegen mijn hart en loop ermee door de kamer, wat voor een buitenstaander belachelijk is maar voor mij louterend. Niemand ziet dat trouwens. Niemand weet het. En ik zwijg erover als het graf.
De schrijfster van het door mij bewonderde boekje zou zulk gemis wel begrijpen. Haar hoofdpersonage mist haar plots gestorven moeder ook danig. "Haar geur steeg samen met de herinneringen op uit de plooien van haar kleren", lees ik op bladzijde dertig, waar ik tegen mijn gewoonte een ezelsoor in heb gelegd. "Rond de sluiting van een halsketting had zich een luchtig penseeltje van haren genesteld. In geheime vakjes in haar tassen trof ik boodschappenlijstjes aan, kattebelletjes waarop ze muzieknoten of boektitels had genoteerd, een haarspeld, een miniatuurflesje met zoetig parfum."
Afwezigheid die zich in voorwerpen nestelt, in mijn geval nog alledaagser : een plastic doos waarin ooit roomijs zat, en waarop de vrouw die mij grootbracht met dikke viltstift heeft geschreven : Husepot - en nog iets, dat ik niet kan lezen. Dat dobbert daar in het afwaswater, met schuim bedekt en vanzelfsprekend, een gevoel van verlatenheid verspreidend waar je geen woorden voor vindt. Buiten danst eindelijk zon over de daken. Een man in een tuin heeft alvast de barbecue van stal gehaald. Ik verdraag ze niet goed, mannen die mij bij het minste straaltje zon op hun blote torso trakteren.
Maar terug naar dat meesterwerkje van 103 bladzijden, dat Kruisweg werd genoemd. Weinig modieuze titel, zoals trouwens ook de schrijfster : Diane Broeckhoven, 63. Geen hippe vogel à la Bart van den Bossche, die zich uitgeeft voor Bart Koubaa.
De structuur van haar novelle is zonder lasnaden en sluitend, zoals alle menselijke constructies die zich sterk durven maken de tijd te trotseren - al bestaan ze dan uit zoiets kwetsbaars als woorden. De heldin is een vrouw die een kind baart van haar vader, en daar verrassend mee omgaat. De woordkeuze is trefzeker en sober.
De Duitsers hebben Diane Broeckhoven al in hun hart gesloten. Van een van haar vorige boeken, het ragfijne De buitenkant van mijnheer Jules ( Ein Tag mit Herrn Jules, zo'n titel waarop je je tong kunt breken), zijn daar 120.000 exemplaren verkocht. Het boek was genomineerd voor de AKO-literatuurprijs en werd vertaald in onder meer het Pools en het Koreaans. Binnenkort volgen het Japans, Spaans en Catalaans, en een Zwitserse verfilming. Niettemin kreeg Broeckhoven, die zich niet te goed voelt om voor Libelle of de Frut te schrijven, van het Vlaams Fonds voor de Letteren geen werkbeurs voor haar nieuwe roman. "Vier keer heb ik daar al naast getast", zegt de schrijfster. "Ze vinden mijn werk niet literair genoeg."
"Kwaliteit is het belangrijkste criterium in het beleid", lezen we op de website van het VFL : "bewuste aandacht voor vernieuwing, lef, durf, literair avontuur en authenticiteit."
Laat dat alles nu precies zijn waar Diane Broeckhoven voor staat. Zij is een van onze grootste maar ook minst erkende schrijfsters. "Het dedain en gebrek aan waardering van het Fonds kneust me meer dan de centen", zegt ze. "Hoe goed ik die ook zou kunnen gebruiken, als van de pen levende kleine zelfstandige."
Zij lijkt mij een mens zoals ik mensen graag heb : echt, door het leven gelooid en zonder kapsones. Dat haar Kruisweg voor zichzelf mag spreken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten