Saskia de Coster geldt al jaren als talent. Maar haar vierde roman ‘Held’ is haar beste tot nu toe. Ze houdt het tempo zo hoog dat je niets anders kan dan De Coster te volgen in haar wrede wereld.
Er zijn schrijvers die met een grote klap je leven binnenvallen. Er zijn schrijvers die een tijdje vrij geruisloos in je leven rondhangen en dan weer door de achterdeur verdwijnen. En er zijn schrijvers waarvan je eigenlijk niet precies meer weet hoe ze zijn binnengekomen, maar die ineens zo’n harde klap met een deur geven dat je je realiseert dat ze er zijn – en dat ze zullen blijven.
Bij Saskia de Coster is dat laatste het geval met haar vierde, korte roman Held. Dat komt eigenlijk al door de beginzin van dat boek: ‘Er zijn mensen die als een belediging je leven binnenvallen’. Nu heeft de Vlaamse De Coster, die al jaren geldt als een talent, in haar drie eerdere romans wel meer goede zinnen geschreven. Ditmaal echter dendert ze meteen door in het verhaal van de negenjarige Lien en haar nieuwe klasgenoot, een jongen die vanaf de eerste minuut een diepe weerzin in haar wakker roept: ‘De doorn in mijn oog. Niet alleen was hij een slappe lul, hij wilde ook nog eens uitpakken met zijn slapheid, zijn sufheid, zijn overtolligheid. Hij droeg de titel Opperlul met trots. Mijn god, ik haatte hem.’ De jongen, naar medische maatstaven een autist, heet Marcus – zij noemt hem Misbaksel.
Haar haat wordt vervolgens door de jonge Lien uitgevent met een overgave die alleen op een schoolplein mogelijk is en met een zinnelijkheid die verraadt dat er méér aan de hand is in de emotionele huishouding van dit meisje. Er ontbreekt iets aan haar leven, zoveel is duidelijk. Maar moeten we dat ook haat noemen?
Iets van haar achtergrond blijkt wanneer zij haar vader, een hoogleraar kunstgeschiedenis, karakteriseert: ‘Hij liet zich niet snel van zijn stuk brengen, niet door mijn vragen, niet door die van zijn studenten, niet door de uitdagende spelletjes van het leven. Toen hij uit de kraamkliniek thuiskwam, zonder mijn moeder maar met mij in een mandje, trok hij zoals gewoonlijk zijn schoenen uit en beklom de trap.’ Inderdaad, zonder moeder: ‘Nochtans hadden wij haar levenloze lichaam in het bed vol rode watten achtergelaten.’
Op school wordt haar vijand haar missie, verklaart Lien bijna trots. Maar het is geen vijand die vernietigd moet worden. Bijkans struikelend over haar hatelijkheden, trekt ze juist naar Misbaksel toe. Ze zit naast hem in de klas, ze belandt op zijn verjaardagsfeestje en hij wordt haar partner in crime: Ze ontvoeren een doofstomme jongen en mishandelen hem met een schaar om de woorden uit hem ‘te bevrijden’. (lees verder - Arjen Fortuin, NRC Boeken)
Het was mijn eerste kennismaking met Saskia De Coster en haar boek verschilt in vele opzichten van wat ik voordien heb gelezen. Ik moest regelmatig een aantal zinnen herlezen en had moeite met de beeldspraak. Het verwonderde me ook waar negenjarige kinderen mee bezig waren (bloedende schaar). In het tweede deel was het ook even wennen aan de sprekende vrouwelijke gps. Het boek is me op een bepaalde manier toch bevallen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten