NIEUWS     VERKEER      CULTUUR      WEER     SPORT     CONTACT         

donderdag 30 april 2009

BELLEKETREK - JEAN-PAUL MULDERS

De zon schijnt en er groeien miljoenen blaadjes aan de bomen en ik gebruik een bleekblauwe BIC, zo'n typische BIC om strafwerk mee te schrijven, maar dan uitgevoerd in een florissant kleurtje, een kleurtje dat past bij deze tijden van lente en hoop. Zolang ik blij kan zijn met een bleekblauwe stylo van het merk BIC, is niets verloren.

"De Belg eet gemiddeld twaalf kilo kaas per jaar", staat in het blad Test-Aankoop dat ik zopas heb gelezen. Het zijn van die zinnen waar het haar op mijn armen overeind van gaat staan. Ik heb niks tegen Belgen, noch tegen kaas, maar Belgen die twaalf kilo kaas per jaar verstouwen, dat kan ik niet te best verdragen. Ik zie dan die kelen en die koppen en die stukken kaas, gele hompen en blauwdooraderde en van die smeuige lopende zachte, en dan die smak- en slikgeluiden om dat allemaal naar binnen te werken, o lieve help.

Afgelopen zondag heb ik op het nippertje géén kind doodgereden. Dat maakt mij nog altijd zeer blij. Ik kwam kalm aangereden, bij valavond, en opeens renden ze met twee tegelijk schuin de straat over, pardoes voor mijn wielen, als kamikazevogels die recht op mij af kwamen gefladderd. In een reflex ging ik op de rem staan en gooide alles dicht, hoewel ik wist dat het te laat was. Aan het schokken van de auto voelde ik dat er een kind onder mijn wielen was terechtgekomen, dat ik vlees en botten vermorzelde zonder daar verder nog iets aan te kunnen doen, knusjes in mijn lederen fauteuil gezeten. Ik geloof dat ik gekrijst heb en mijn passagier krijste ook, dat weet ik zeker. Wij weten nu hoe het voelt om een kind dood te rijden. We verlieten de auto, ik durfde er niet onder te kijken, en belden de honderd. We waren ei zo na in shock.

Bleek het kind verderop op een muurtje te zitten, geschrokken maar behouden. Ik had over haar voetje gereden, zei ze, niet eens verwijtend. Laarsje kapot, veel te rood bloed, maar verder goddank gezond. Een fel, zigeunerachtig meisje van een jaar of negen. Het schokken van de auto was, gelukkiglijk, aan de werking van het ABS te wijten geweest, niet aan een soepel lichaam dat kraakte onder mijn wielen.

"Ga zitten meneer", raadde het vriendje van het kind mij aan, een potig manneke met een bros. "Het is niet goed voor uw hart." Krijtwit, asgrauw, lijkbleek : wat al niet meer kan ik geweest zijn ? Een toegesnelde vrouw gaf mij een coca-cola. Ik blies, negatief, wat wel vaker gebeurt als je niets hebt gedronken. De hele tijd behoefte om dat meisje vast te pakken, te zeggen dat ik zo blij zo blij zo blij was. Zij keek een beetje raar naar mij, leek niet te beseffen hoe rakelings zij was ontsnapt. Uit de verklaringen bleek dat zij belleketrek hadden gedaan, daarom zo roekeloos de straat oversuisden. Belleketrek, lieflijk kattenkwaad uit lang vergeten tijden. Geen misdaad die met de dood dient bestraft. Hoewel mij geen schuld trof, wist ik dat ik het mijzelf nooit zou hebben vergeven - al was het maar dat ik dáár was, op dat moment, en niet in honderdduizend andere straten.

Thuisgekomen in mijn herbergzame spelonk dronk ik een bel cognac XO, ooit meegebracht van het Domaine de la Font de Bussac. Mijn gedachten verwijlden enige ogenblikken bij de vrouw die mij opgevoed had. Heeft zij mij vanuit het hiernamaals geholpen het kind te vermijden ? Magisch denken, ik kan het niet laten. Geloof in de reddende ingreep van engelbewaarders, zelfs als ik een pluchen beest kan pakken met zo'n grijper op de foor. Ik zou beter moeten weten, en toch.

De hele week al heb ik het gevoel iets te moeten vieren. Niet iets dat gebeurd is zoals de dingen die gewoonlijk worden gevierd, een geboorte of een bruiloft of een verjaardag, maar iets dat niet gebeurd is en dat al te verschrikkelijk zou zijn geweest. Het klinkt misschien raar, maar het is wat ik voel : ik zou een feest willen houden voor het kind dat ik niet heb doodgereden. Voor alles dat erger had kunnen aflopen.

Voor de boze dingen die ongebeurd zijn gebleven, jaarlijks te herdenken op twaalf april.


woensdag 29 april 2009

dinsdag 28 april 2009

HELD - SASKIA DE COSTER - ROMAN

Saskia de Coster geldt al jaren als talent. Maar haar vierde roman ‘Held’ is haar beste tot nu toe. Ze houdt het tempo zo hoog dat je niets anders kan dan De Coster te volgen in haar wrede wereld.

Er zijn schrijvers die met een grote klap je leven binnenvallen. Er zijn schrijvers die een tijdje vrij geruisloos in je leven rondhangen en dan weer door de achterdeur verdwijnen. En er zijn schrijvers waarvan je eigenlijk niet precies meer weet hoe ze zijn binnengekomen, maar die ineens zo’n harde klap met een deur geven dat je je realiseert dat ze er zijn – en dat ze zullen blijven.

Bij Saskia de Coster is dat laatste het geval met haar vierde, korte roman Held. Dat komt eigenlijk al door de beginzin van dat boek: ‘Er zijn mensen die als een belediging je leven binnenvallen’. Nu heeft de Vlaamse De Coster, die al jaren geldt als een talent, in haar drie eerdere romans wel meer goede zinnen geschreven. Ditmaal echter dendert ze meteen door in het verhaal van de negenjarige Lien en haar nieuwe klasgenoot, een jongen die vanaf de eerste minuut een diepe weerzin in haar wakker roept: ‘De doorn in mijn oog. Niet alleen was hij een slappe lul, hij wilde ook nog eens uitpakken met zijn slapheid, zijn sufheid, zijn overtolligheid. Hij droeg de titel Opperlul met trots. Mijn god, ik haatte hem.’ De jongen, naar medische maatstaven een autist, heet Marcus – zij noemt hem Misbaksel.

Haar haat wordt vervolgens door de jonge Lien uitgevent met een overgave die alleen op een schoolplein mogelijk is en met een zinnelijkheid die verraadt dat er méér aan de hand is in de emotionele huishouding van dit meisje. Er ontbreekt iets aan haar leven, zoveel is duidelijk. Maar moeten we dat ook haat noemen?

Iets van haar achtergrond blijkt wanneer zij haar vader, een hoogleraar kunstgeschiedenis, karakteriseert: ‘Hij liet zich niet snel van zijn stuk brengen, niet door mijn vragen, niet door die van zijn studenten, niet door de uitdagende spelletjes van het leven. Toen hij uit de kraamkliniek thuiskwam, zonder mijn moeder maar met mij in een mandje, trok hij zoals gewoonlijk zijn schoenen uit en beklom de trap.’ Inderdaad, zonder moeder: ‘Nochtans hadden wij haar levenloze lichaam in het bed vol rode watten achtergelaten.’

Op school wordt haar vijand haar missie, verklaart Lien bijna trots. Maar het is geen vijand die vernietigd moet worden. Bijkans struikelend over haar hatelijkheden, trekt ze juist naar Misbaksel toe. Ze zit naast hem in de klas, ze belandt op zijn verjaardagsfeestje en hij wordt haar partner in crime: Ze ontvoeren een doofstomme jongen en mishandelen hem met een schaar om de woorden uit hem ‘te bevrijden’. (
lees verder - Arjen Fortuin, NRC Boeken)

Het was mijn eerste kennismaking met Saskia De Coster en haar boek verschilt in vele opzichten van wat ik voordien heb gelezen. Ik moest regelmatig een aantal zinnen herlezen en had moeite met de beeldspraak. Het verwonderde me ook waar negenjarige kinderen mee bezig waren (bloedende schaar). In het tweede deel was het ook even wennen aan de sprekende vrouwelijke gps. Het boek is me op een bepaalde manier toch bevallen.

maandag 27 april 2009

IDOLAAT - JACQUES STERK



Ik val niet gauw voor popmuziek of voor een groot auteur.
Noch boeit mij ook het levenslied, klassiek en in mineur.
Noch ben ik fan van Brood, U2 of Gerard van het Reve.
Dat alles is toch een pot nat. Het is mij om het even.

Ook kan ik niet begrijpen, waarom men fluit of gilt,
Als Backstreet Boys gaan zingen als aangeschoten wild.
Mozart, Brahms, Vivaldi ook; componisten toch pur-sang.
Het horen van hun requiem, dat is wat ik verlang.

De kracht van een adagio, een andante of larghetto.
Is voor mij hét levenslied of goddelijk concerto.
Dat is wat ik genieten vind, waar het leven pas voor staat.
Daarvan raak ik in hoge sferen en ben ik idolaat.


zaterdag 25 april 2009

KOMMIL FOO, CHARLOTTE, LENNY KUHR & SUSAN BOYLE



Wat hebben Kommil foo, Charlotte (van 'Zo is er maar één), Lenny Kuhr en Susan Boyle gemeen? Ontroering!

Gisteravond heb ik meermaals kippenvel gekregen. Het begon met 'Madrid' van Kommil foo, maar dan in de versie van Charlotte. Luister eerst even voor je verder leest.
Ik kende het nummer niet ... schande. Het origineel van de broers Mich en Raf Walschaerts vind je hierboven. Een lied om te koesteren.

Na 'Zo is er maar één' schakelde ik over naar de 'Tros TV-show' van Ivo Niehe. Veertig jaar geleden won Lenny Kuhr het Songfestival met De Troubadour. De nu negenenvijftigjarige zangeres is een klassemadame die er bovendien nog heel goed uitziet. Ik kies niet voor De Troubadour maar wel voor het ingetogen Ik Zal Altijd Om Je Blijven Geven.

Het volgende item in de show was 'Susan Boyle', in één week tijd van volslagen onbekende tot wereldster gebombardeerd en gevraagd in shows van Jay Leno en Larry King. Bekijk het interview met Larry King aandachtig.

Eigenlijk is het levensverhaal van Susan Boyle best tragisch, want na lang gezongen te hebben, moest ze daarmee stoppen toen haar moeder ernstig ziek werd en op sterven lag. Pas nadat haar moeder in 2007 overleed, kon Susan zich weer gaan richten op haar eigen leven. En zo kwam ze dus ook uit bij Britain's got talent. Dat lijkt nu haar leven voorgoed te gaan veranderen.

Ik begrijp de reactie van een zekere Forgotten Cavalry: "Lol at the people with the rude expressions at the start, then they are all cheering when she sings, fucking hypocrites."


donderdag 23 april 2009

JUFFROUW MODRIKAMEN - JEAN-PAUL MULDERS

Er lopen twee mannen over straat en even denk ik dat zij aanhangers zijn van het Nieuwe Geloof. Ze zien er keurig uit, zoals je mannen nog maar zelden over straat ziet lopen. De ene is zwart en jong en levenskrachtig. Ik heb wel zin om met hem een gesprek aan te knopen over God, de enige ware. Stel je voor dat hij mij voorgoed kan verlossen van de twijfel aan wat ik hier doe en wat er komt na de dood.

Te veel verwacht, helaas. De mannen blijken geen verkondigers van een blijde boodschap maar ook slechts simpele duivels, die mij willen bekeren tot een andere gsm-operator. Het gesprek ontspoort in gezwam over dekking en beltijd. De blanke verkoper, een straatversie van Sean Penn, blijft aandringen en met priemende ogen naar mij kijken, alsof hij zich afvraagt of ik misschien onder toediening van elektriese schokken moet worden gedwongen van netwerk te veranderen, in mijn eigen belang. Ik probeer zonder kleerscheuren weg te glippen. Ik zeg hem dat ik er eens over zal nadenken maar dat ik nu weg moet, dringend, omdat ik heb afgesproken met het Niet Zeer Gelukkige Meisje. Hij kijkt me aan alsof ik een vreemd knolgewas ben, waarvan hij wil weten of je de wortel ook mag opeten.

Het Niet Zeer Gelukkige Meisje bestaat niet natuurlijk, dat had u begrepen. Zoals alle meisjes over wie ik wel eens schrijf, is zij verzonnen, en zelfs dat is fantasie. Ze ziet er nochtans tastbaar uit, met haar knieën om voor in aanbidding te liggen en haar glimlach, die je weemoed doet voelen naar dingen die je nog nooit had gemist. Ze heeft alles om gelukkig te zijn maar is het helaas te zelden, en dan nog maar ten dele. Het meisje vraagt zich af wat ze moet doen met haar leven, wat ik een typische kwestie vind voor jonge mensen, vermits je er later vanzelf achterkomt dat het leven voornamelijk dingen doet met jou, niet omgekeerd, hoewel je natuurlijk een beetje kan sturen, zoals de chauffeur van een voertuig met kale banden in de gietende regen. Mocht het leven een auto zijn, niemand zou hem kopen. Te weinig baanvast.

Dat soort dingen wil het meisje niet horen. Zij droomt van de catwalk in New York, van een boek dat zij zal schrijven en dat wereldwijd mensen met verstomming zal slaan. Misschien droomt zij zelfs nog van de Prins op het Witte Paard, een concept dat eenieder boven de dertig de wenkbrauwen doet fronsen. Soms vertelt ze rare verhalen, over duivenmelken bijvoorbeeld. Hoe ze zich dat als kind levendig voorstelde, met kleine tepeltjes en zo.

Het Niet Zeer Gelukkige Meisje is nogal misantroop. Op zaterdag heeft zij zich de gewoonte eigen gemaakt niet meer buiten te komen. "Als je al die gretige koppen in de winkelstraten ziet," zegt ze, "dat volk in de Makro : dan verlies je toch op slag je geloof in de democratie ?"

Zij droomt stiekem van een dictatuur der wijzen, wat ik nog zo dwaas niet vind. Het Meisje heeft diepe en rijke gedachten. Zij voelt meer dan goed voor haar is. Het Meisje is een prinses op een vuilnisbelt, die zich bezighoudt met mooie dingen en fotografie. Ik voel mij platvloers in haar nabijheid, zeker als zij woorden citeert van Sylvia Plath. Zij is elitair en oneigentijds, op een manier die zo charmant is dat je erom zou smeken.

"Weet je hoeveel mensen er in Canada per vierkante kilometer leven ?" vraagt ze mij. "Drie. In België 349." Ze rolt met haar ogen als kogels. "Mon Dieu", zegt ze bijbels. "Ik wil niet in een land wonen waar twee keer 349 vette handjes graaien per vierkante kilometer."

Ik kan haar geen ongelijk geven, en toch is er iets dat mij stoort in haar eeuwige hang naar het betere. Juffrouw Modrikamen, ben ik geneigd haar te noemen, met de klemtoon op men, omdat ik vind dat die naam beter bij haar past dan bij zakenadvocaten. Het meisje is van een soort waarvan er niet veel worden gemaakt, met zorg ineengeschroefd in de Mooiemeisjesfabriek, op een avond dat er niet veel werk was en men er zijn tijd voor kon nemen, puttend uit de bak met speciale onderdelen die voor andere meisjes ongeschikt werden geacht.

jp.mulders@skynet.be

woensdag 22 april 2009

dinsdag 21 april 2009

KRUISWEG - DIANE BROECKHOVEN - ROMAN

Ze kwam terug van de markt met haar boodschappen,’ zei hij, ‘maar zoals zo vaak was ze haar lijstje vergeten. ’Hij begon met lange uithalen te huilen. Zijn gezicht glom van tranen en snot. ‘Het spijt me zo, het spijt me vreselijk.’ Ik legde wat overbleef van het pakje papieren zakdoekjes dat Zuster Bénédicte me gegeven had, voor hem op tafel. Zwijgend ging ik naar boven. Poetste mijn tanden aan de wastafel in mijn kamer en schaamde me ervoor datik zelfs dat niet vergat op de dag dat ik mijn moeder verloren had. Ik schoof mijn bureaustoel voor mijn deur en ging erop zitten. Zag beelden van de spoorweg. Haar fiets. Groente en fruit op de rails. Mama… Zachtjes noemde ik de woorden van het boodschappenlijstje op, steeds opnieuw. Goudrenetten. Kaas. Prei (soep). Ik heb het papiertje nog steeds, in een vakje van mijn portemonnee waar andere vrouwen de foto’s van hun kinderen bewaren. Het bewees dat het een ongeluk was geweest, dat ze niet met opzet op een aanstormende trein had gewacht. Omdat ze het ontdekt had bijvoorbeeld. Die gedachte was even door mijn hoofd geflitst net voor ik tussen de stoelpoten op school lag.'

Een vrouw blikt terug op de dramatische gebeurtenissen die haar jeugd en de rest van haar leven in een onafwendbare bedding goten. Als meisje van zestien gaat ze, min of meer vrijwillig, naar een Franse kostschool ver van huis. Ze droomt van studies aan de Sorbonne, ze wil een normaal leven. Wanneer haar moeder verongelukt, blijft het meisje alleen achter met haar vader. Met haar vader en met het boodschappenlijstje en andere schrijnende details.

Kruisweg toont hoe de achteloze kleinigheden de ondraaglijke geheimen in de weg kunnen zitten, of helpen verbergen. Vergeten is bescherming. Met de kadans van de trefzekere en spaarzame taal van Diane Broeckhoven komt deze roman tot het ontroerende en ontluisterende eindspel, tot de vijftiende statie in dit verhaal van eenzaamheid en lijden.

Jean-Paul Mulders noemt "Kruisweg" in Knack Weekend een meesterwerkje van 103 bladzijden en Diane Broeckhoven één van onze grootste schrijfsters...

maandag 20 april 2009

PLEISTERS - JEROEN SWAAN


als pleisters op mijn wonden
lagen jouw handen op mijn hart
waar ze feilloos knopen vonden
die je geduldig hebt ontward

als zalf werkten jouw ogen
op mijn zo rusteloze ziel
en je woorden, afgewogen
voorkwamen dat ik telkens viel

als kompressen kusten jouw lippen
al mijn pijnen weg en meer
ik liet de warmte binnenglippen
verzachtend al het oude zeer

schrijvend zal ik nu heel mijn leven
zeggen waar ik over zweeg
maar weet dat ik nooit terug kan geven
wat ik tot nu toe van jou kreeg

zaterdag 18 april 2009

JASPER ERKENS - IK WIL ECHT DE WERELD VEROVEREN!




Jasper Erkens is 16 en onstuitbaar. Sturm und Drang uit Diest: gitaar voor zijn elfde verjaardag, eigen songs op zijn twaalfde, eerste concert op zijn dertiende, eerste ex-lief op zijn veertiende en zilveren medaille en publieksprijs in HUMO’s Rock Rally 2008 op zijn vijftiende. Alstublieft!

Sindsdien: een indrukwekkend en razendsnel parcours. De breedst glimlachende mens van zijn generatie speelt voorprogramma’s van internationale kleppers als Adele en Colbie Caillat en jamt met Elliott Murphy. Bovendien weet zijn cover van ‘Crazy’ van Gnarls Barkley moeiteloos iedereen te overtuigen, niet het minst de mensen van Studio Brussel die het nummer in hoge rotatie opvoeren.

Jasper Erkens is een veelschrijver en zijn nummers klinken veel volwassener dan zijn leeftijd doet vermoeden. Niet verwonderlijk, de jongeman lepelt porties Damien Rice, Nick Drake en Jeff Buckley naar binnen, en krijgt thuis de jonge Bowie als nagerecht.

Begin volgend jaar volgt Een Gebeurtenis Van Belang: de release van zijn eerste cd. Momenteel is de krullenbol samen met Fritz Sundermann (Elisa Waut, Junior Jazz), bezig aan de nummers voor zijn debuut. “Het moet van in het begin goed zijn”, zegt Erkens. “Want ik wil iedereen en als het even kan ‘heel de wereld’ overtuigen. Zo simpel is het”. (AGENDA.be)

donderdag 16 april 2009

EXIT TWIJFEL - JEAN-PAUL MULDERS



Een geroutineerde straatloper, dat word ik meer en meer, zo'n hond met vale plekken en trouwe ogen, maar met nog een krachtige blaf en zelfs een zekere speelsheid, ondanks het wrede.

Je ziet wel eens iets als je zo door de straten loopt, op straathondenhoogte, af en toe stoppend om je territorium af te bakenen middels een dapper opgeheven poot. Je ziet een harnas bijvoorbeeld, waar de middeleeuwer uit is weggelopen en dat op het trottoir voor een winkel met antiquiteiten staat. Met behulp van zo'n karretje, duvelke geheten, wordt het tegen sluitingstijd door een platinablonde vrouw naar binnen gereden. Het is een komiek tafereeltje, temeer omdat die vrouw er zo'n verveeld gezicht bij trekt, een gezicht dat niet past bij de romantiek van steekspelen en ridderkastelen.

Zo zwervend arriveer ik bij het Dreupelkot, kroonjuweel der Gentse horeca waar jeneverbeluste lieden uit de hele wereld naartoe worden gezogen. Boven de ingang hangt een afbeelding van Pol, de altijd wat norse uitbater, die er met zijn kale kop en slimme brilletje uitziet als de wijze Socrates. Opeens besef ik wat ik altijd een beetje heimelijk tegen Pol heb gehad : dat hij wijsheid uitstraalt terwijl je alleen maar beroezing bij hem kunt kopen. Blauwe kiekendief & 723 andere soorten.

Na twee glaasjes, dankzij de oppervlaktespanning bolrond gevuld, komt een maf idee in mij op : dat van een kot waar geen dreupels, maar Antwoorden worden geschonken. Het zou een zegen zijn voor de zoekende, twijfelende en in het duister stampvoetende vrienden waar ik de laatste tijd in lijk te grossieren. Zal ik die bed and breakfast in Frankrijk openen of blijf ik toch maar aan de slag bij Lamstraal Verzekeringen ? Blijf ik bij vrouw en kind of waag ik de sprong naar mijn roodharige lief, met het risico tussen wal en schip te belanden, wat wil zeggen : op een flat met zo'n bed dat je via een hefboom uit een muurkast kan kantelen ?

Over deze en andere vragen breken zij zich het hoofd. Ze draaien zich de vernieling in, omdat zij het antwoord niet vinden en niemand hun raad durft te geven, doodsbenauwd als iedereen tegenwoordig is voor directieven en waardeoordelen. "Je moet het antwoord in jezelf vinden", luidt dan het parool en de zoekers blijven stuurloos dolen, ten prooi aan therapeuten die graven in hun diepste jeugd of kwinkslagen verkopen.

Hoe handig zou dat niet zijn, zo'n dreupelkot waarin een wijze man achter de toog twee uur lang naar de oorzaak van je verscheurdheid luistert. Om dan een verdict te vellen dat zo scherp is als een scalpel, puttend uit ervaring en gezond boerenverstand en uit de Toverberg van Thomas Mann. Het voordeligste zou zijn jezelf er vooraf toe te verbinden de raad van die nuchtere buitenstaander ook effectief op te volgen, ongeacht wat het wordt. Gedaan met de verscheurdheid. Exit twijfel.

Het zou het leven van velen aanzienlijk vergemakkelijken, met een minimum aan kosten en hersengespin. Het zou een einde maken aan het lijden van mijn talrijke in dubio verdwaalde kennissen, die nu maar rondjes draaien op de rotonde zonder een afslag te durven nemen, tot hun banden compleet zijn versleten. Op den duur zien ze niet meer dat een beslissing nemen vaak belangrijker is dan wát je beslist. Pas dan kom je nieuwe kruispunten tegen.

Misschien moet ik een keten van Antwoordkoten oprichten, met filialen van Beervelde-Lochristi tot Pierre, de hoofdstad van South Dakota. Allemaal in hetzelfde vrolijke kleurtje. Deze mogelijkheid bijna in ernst overwegend, sluip ik het Dreupelkot uit. Op weg naar de Muffeldierstraat, immer op straathondenhoogte, zie ik een jonge vrouw op de toppen van haar tenen iets inspreken in een te hoog gemonteerde parlofoon. Ik zie graag meisjes op de toppen van hun tenen naar iets reiken, vraag me niet waarom. Uren zou ik naar ze kunnen kijken, hoewel die meisjes het meestal sneller beu zijn en zich plompverloren weer op hun hielen laten zakken, wat minder betoverend is, maar daarom niet minder begrijpelijk, om redenen van comfort en zwaartekracht.

Reacties : jp.mulders@skynet.be

woensdag 15 april 2009

dinsdag 14 april 2009

HET VERSLAG VAN BRODECK - PHILIPPE CLAUDEL - ROMAN

Als Philippe Claudel in zijn thuisland Frankrijk op het schild gehesen wordt als de leader van een nieuwe gang hoogst getalenteerde schrijvers, hebben wij daar voorlopig geen enkele kritische kanttekening bij te maken: Claudel ís een meester in wording.

'Grijze zielen' was al behoorlijk impressionant, en met 'Het verslag van Brodeck' (De Bezige Bij) mikt hij opnieuw haarfijn en plein dans le mille.

't Is deze keer de Tweede Wereldoorlog die een killige schaduw werpt over het verhaal, ook al wordt de Shoah nergens bij naam genoemd. Brodeck, de verteller, keert terug van een kamp waar hij - letterlijk - als een hond behandeld is. Zijn dorp, een fictief oord dat ergens in de Elzas moet liggen, in de grijze zone tussen Frankrijk en Duitsland, wordt bewoond door een gesloten gemeenschap die de eigen wreedheid probeert te vergeten. Maar de Anderer strooit roet in het eten: een bizar personage dat uit het niets is neergestreken in het dorp, en de gelittekende bewoners met de smoel voor een spiegel stompt. Als die zonderling vermoord wordt door de mannen van het dorp, wordt Brodeck belast met de taak een verslag te schrijven. Door sec neer te pennen wat er precies gebeurd is, moet hij zijn dorpsgenoten een alibi voor hun wreedheid verschaffen. Maar parallel met het eigenlijke verslag houdt Brodeck ook een persoonlijk relaas bij - het boek van Claudel dus. Het is een tumultueuze afdaling in de perfide mensenziel, gegoten in zinnen die zich, ondanks hun tragische geladenheid, als mooi en luisterrijk laten bewonderen.

Claudel behoeft niet meer dan dat kleine verhaaltje in die bedompte gemeenschap om het hele wereldtoneel te schetsen. Er is maar weinig verbeelding nodig om in het relaas van Brodeck gloeiend hete hangijzers als migratie, de angst voor het vreemde en de clash der culturen te herkennen. Maar ook op een intimistischer niveau is dit een roman die zijn tengels in het vlees van de lezer plant: Claudel laat doorheen het donkerste zwart een krachtig liefdesverhaal van een aandoenlijke tederheid sluimeren.

'Het verslag van Brodeck' is een ooggetuigenreportage vanuit het donkere hart van een mensengemeenschap: voer voor wie de herinnering boven het laffe vergeten verkiest. (jm - Humo)

maandag 13 april 2009

GEDICHT - DRS. P



De Duivel is afkerig van moraal

Wanstaltig, onwelwillend en gehoornd
God pleegt Zich wijs en keurig te gedragen

Zo heet het. Maar Hij is wel vaak vertoornd
Waarbij Hij grif miljoenen weg zal vagen
Omdat ze menselijk dus zondig zijn

Waar is 't verstand? De goedheid? Domme vragen!
Zijn empoyés verklaren het haarfijn
Maar wij begrijpen dat niet allemaal

Ach ja, er is bij ons mentaal iets mis
Onthoud nu maar, dat toorn een zonde is


uit: 'De Tweede Ronde', 2005.

NIET LITERAIR GENOEG - JEAN-PAUL MULDERS


Foto: C. de Wit

Wauw
, is het enige wat ik kan denken, als ik het boekje dichtsla en mijn hand op het omslag laat rusten. Ik heb de neiging het met mijn vingertoppen te strelen, hoewel de vrouw op de cover verdacht goed op Andrea Croonenberghs lijkt, wat mij enigszins hindert.

Zo zit ik daar een tijdje, nagenietend, onder de indruk. Mijn gedachten waaieren uit naar de liefde in het algemeen en naar de vrouw die mij heeft grootgebracht in het bijzonder. Bijna negen maanden is zij nu dood, de tijd om een kind te voldragen. In mijn beleving betekent dit : nog maar pas. Af en toen nog neem ik haar foto van de schoorsteenmantel, druk die tegen mijn hart en loop ermee door de kamer, wat voor een buitenstaander belachelijk is maar voor mij louterend. Niemand ziet dat trouwens. Niemand weet het. En ik zwijg erover als het graf.

De schrijfster van het door mij bewonderde boekje zou zulk gemis wel begrijpen. Haar hoofdpersonage mist haar plots gestorven moeder ook danig. "Haar geur steeg samen met de herinneringen op uit de plooien van haar kleren", lees ik op bladzijde dertig, waar ik tegen mijn gewoonte een ezelsoor in heb gelegd. "Rond de sluiting van een halsketting had zich een luchtig penseeltje van haren genesteld. In geheime vakjes in haar tassen trof ik boodschappenlijstjes aan, kattebelletjes waarop ze muzieknoten of boektitels had genoteerd, een haarspeld, een miniatuurflesje met zoetig parfum."

Afwezigheid die zich in voorwerpen nestelt, in mijn geval nog alledaagser : een plastic doos waarin ooit roomijs zat, en waarop de vrouw die mij grootbracht met dikke viltstift heeft geschreven : Husepot - en nog iets, dat ik niet kan lezen. Dat dobbert daar in het afwaswater, met schuim bedekt en vanzelfsprekend, een gevoel van verlatenheid verspreidend waar je geen woorden voor vindt. Buiten danst eindelijk zon over de daken. Een man in een tuin heeft alvast de barbecue van stal gehaald. Ik verdraag ze niet goed, mannen die mij bij het minste straaltje zon op hun blote torso trakteren.

Maar terug naar dat meesterwerkje van 103 bladzijden, dat Kruisweg werd genoemd. Weinig modieuze titel, zoals trouwens ook de schrijfster : Diane Broeckhoven, 63. Geen hippe vogel à la Bart van den Bossche, die zich uitgeeft voor Bart Koubaa.

De structuur van haar novelle is zonder lasnaden en sluitend, zoals alle menselijke constructies die zich sterk durven maken de tijd te trotseren - al bestaan ze dan uit zoiets kwetsbaars als woorden. De heldin is een vrouw die een kind baart van haar vader, en daar verrassend mee omgaat. De woordkeuze is trefzeker en sober.

De Duitsers hebben Diane Broeckhoven al in hun hart gesloten. Van een van haar vorige boeken, het ragfijne De buitenkant van mijnheer Jules ( Ein Tag mit Herrn Jules, zo'n titel waarop je je tong kunt breken), zijn daar 120.000 exemplaren verkocht. Het boek was genomineerd voor de AKO-literatuurprijs en werd vertaald in onder meer het Pools en het Koreaans. Binnenkort volgen het Japans, Spaans en Catalaans, en een Zwitserse verfilming. Niettemin kreeg Broeckhoven, die zich niet te goed voelt om voor Libelle of de Frut te schrijven, van het Vlaams Fonds voor de Letteren geen werkbeurs voor haar nieuwe roman. "Vier keer heb ik daar al naast getast", zegt de schrijfster. "Ze vinden mijn werk niet literair genoeg."

"Kwaliteit is het belangrijkste criterium in het beleid", lezen we op de website van het VFL : "bewuste aandacht voor vernieuwing, lef, durf, literair avontuur en authenticiteit."

Laat dat alles nu precies zijn waar Diane Broeckhoven voor staat. Zij is een van onze grootste maar ook minst erkende schrijfsters. "Het dedain en gebrek aan waardering van het Fonds kneust me meer dan de centen", zegt ze. "Hoe goed ik die ook zou kunnen gebruiken, als van de pen levende kleine zelfstandige."

Zij lijkt mij een mens zoals ik mensen graag heb : echt, door het leven gelooid en zonder kapsones. Dat haar Kruisweg voor zichzelf mag spreken.

woensdag 8 april 2009

dinsdag 7 april 2009

DUO - JOHN LEE HOOKER & CARLOS SANTANA




John Lee Hooker was born near Clarksdale, Mississippi in 1917 to a sharecropper family, he was one of the last links to the blues of the deep South. He moved to Detroit in the early 1940's and by 1948 had scored his first number-one jukebox hit and million-seller, "Boogie Chillun." Other hits soon followed, "I'm In The Mood," "Crawling Kingsnake," and "Boom Boom" among the biggest. During the 1950s and '60s, Vee Jay Records released a remarkable string of more than 100 of John Lee's songs.

His influence on younger generations has been documented on television with features on Showtime and a special edition of the BBC's 'Late Show' as well as appearances on "The Tonight Show" and "Late Night With David Letterman" among many others. John Lee was invited to perform The Rolling Stones and guest Eric Clapton for their national television broadcast during The Stones' 1989 Steel Wheels tour. In 1990, many musical greats paid tribute to John Lee Hooker with a performance at Madison Square Garden. Joining him on some or all of these special occasions were artists such as Bonnie Raitt, Ry Cooder, Joe Cocker, Huey Newton, Carlos Santana, Robert Clay, Mick Fleetwood, Al Cooper, Johnny Winter, John Hammond, and the late Albert Collins and Willie Dixon.

Carlos Santana
was born in Autlan de Navarro, Mexico—where there's now a street and public square in his name--to the son of a virtuoso Mariachi violinist, Carlos followed in his father's musical footsteps, taking up the violin at the age of five. It was when his family moved to Tijuana several years later, however, that Santana began his lifelong relationship with the instrument that would make him a musical icon–-the guitar. Early on he emulated his heroes–-John Lee Hooker, T. Bone Walker, and B.B. King—who he heard on powerful American radio stations when their signals crossed the border.

Well into his fourth decade of recording and performing, Carlos Santana is at the pinnacle of his career, more vital and relevant than ever. He magnificently embodies both "old school" virtuosity and "new school" cool, continually reaching successive new generations of fans with his passionate music. His signature sound—fusing rock, jazz, blues, soul, Latin idioms, multi-cultural genres and more—is as unique as it is instantly identifiable. With his lifetime of music and achievement, Santana has become a cultural event-- transcending genre, crossing cultures–-creating the music that has become the soundtrack for the world.

maandag 6 april 2009

VRIENDSCHAP, EEN FRAGMENT - L.F. ROSEN


Vriendschap herinner ik
mij als een reis van
de tastzin naar de reukzin,

van nerveuze vingertoppen
naar een haast feilloze neus.

Denkend aan vriendschap denk ik
dan ook vooral aan een les
in zintuigelijke waarneming.

Ook schiet mij nu de oude belofte
door het hoofd dat vriendschap
altijd het licht zou laten branden,

en voel ik weer de stevige
stappers aan mijn voeten
want zo'n reis onderneemt
men niet op balletschoenen.

Van vriendschap, die een wolk
van warm vlees zou zijn,
resten nu nog steeds de botkruimels
in een zeemleren buideltje
op mijn borst, een amulet
die mij beschermt
op de welhaast eindeloze reis.


Dit gedicht van L.F. Rosen verscheen in 2002 in Tirade 393

zondag 5 april 2009

IS DIT EEN MENS - PRIMO LEVI - RECENSIE ANNE PROVOOST

Om oorlog te voeren moet je in sprookjes geloven. Je moet in de overtuiging leven dat er in de wereld goeden en slechten zijn, en dat die op basis van een aantal objectieve, meestal uiterlijke kenmerken van elkaar zijn te onderscheiden. Wat je verder nodig hebt is de onverschrokkenheid om een groep mensen tot je vijand uit te roepen, en de oudtestamentische stelligheid dat er zoiets bestaat als het recht om wie slecht is te vernietigen. Handig als vertrekpunt is het geloof te zijn uitverkoren: het gelijk is aan jouw kant, jouw visie is de juiste. Je kunt beter niet gehinderd zijn door de vraagstelling wie kiest in die zaken. 'Is een uitverkoren volk ooit een ander dan het verkiezend volk?' is een vraag waaraan moet worden voorbij gegaan.

Dit is de oorlog als hij begint: een stripverhaal, een helder en overzichtelijk gebeuren dat kort kan worden verteld, onschadelijk omdat het geen tijd laat voor getuigenissen van uitputting, lusteloosheid, vertwijfeling, onduidelijkheid en verwarring. Zopas is er weer een begonnen; hij springt wat in het oog omdat voor de derde keer de hele wereld erin betrokken lijkt. Hij zou worden afgerond voor in het Noordelijke halfrond de winter inzette, het was immers een rechtvaardige oorlog. Maar de seizoenswissel is gekomen, en hoewel het lijkt alsof het einde in zicht is, weten we dat zo dadelijk het geschut in een andere richting wordt gedraaid om verder te gaan. De vermoeidheid zet in, de verwarring ook, wellicht bij de strijders maar ook bij wie erop toekijkt. We zitten bij het haardvuur, kijken naar de televisie en overschouwen de ground zero van de modelwereld die we sinds de val van de muur in Berlijn in onze hoofden hebben gebouwd.

De noodzaak om boeken te herlezen die het hebben over afmatting en uitzichtloosheid dringt zich op. Er zijn er wel wat, misschien zoveel als oorlogen, dus wat kies je dan? Is dit een mens van Primo Levi herlezen lijkt niet de juiste keuze. Het verhaal dat hij vertelt gaat over vijfhonderd Italianen die in december 1943 in goederentreinen worden weggebracht. Zesennegentig mannen en negenentwintig vrouwen worden in de kampen van Buna-Monowitz en Birkenau tewerkgesteld, van de anderen blijft al na twee dagen niemand meer over. 'Zo verdwenen, in één verraderlijk ogenblik, onze vrouwen, onze ouders, onze kinderen.' Opnieuw de Holocaust, dus, de thematiek waar we onze kinderen en elkaar al meer dan een halve eeuw mee om de oren slaan. Hebben de Duitsers niet het licht gezien, ondertussen, en moet de waakzaamheid zich niet verplaatsen naar haarden van fundamentalisme en terrorisme? Deze thematiek uitgerekend nu naar voren halen, in tijden van een oorlog tussen moslims en judeo-christenen, is toch de sprookjesvertellers in Washington naar de mond praten? Waren de concentratiekampen niet de legitimatie van dat thuisland waar net nu zo geknoeid wordt? Dat broddelwerk in de bezette gebieden is precies wat een oorlog tussen moslims en Amerikanen zo ingewikkeld en uitzichtloos maakt.

Al kan dat evengoed een argument zijn om het boek te lezen, als een soort rechtzetting van de misverstanden en de begripsverwarring die meer dan ooit over joden heerst. Het antisemitisme is, vooral in de Arabische wereld, weer in opmars. Mythes worden verspreid als zouden de ochtend van 11 september alle joden uit de WTC-gebouwen zijn weggebleven omdat ze waren getipt. Er is sprake van een joods complot. Je zou dus kunnen stellen dat het tijd is voor tegengas: is elke jood een zionist? Is elke jood een bezetter? Zo zou je Levi kunnen lezen, als de waarschuwing die hij zelf aangeeft in zijn nabeschouwing: 'Het is gebeurd en het kan dus weer gebeuren: dat is de kern van wat we te zeggen hebben,' ook al gold zijn waakzaamheid eerder de menselijkheid dan het jodendom.

Hoe behartenswaardig waarschuwingen van dit kaliber ook zijn, dat is niet hoe ik Levi in deze oorlogswinter wil lezen. Levi wil ik over me heen krijgen als droge kou. De dimensies van leed kan ik immers het beste meten in de mate waarin ze sec, zonder om mijn aandacht te schreeuwen, worden beschreven. 'De dood begint bij de schoenen,' vertelt hij, 'schoenen zijn voor de meesten van ons ware martelwerktuigen gebleken, die al na enkele uren lopen open wonden veroorzaakten die fataal gingen etteren en zweren. Wie daar het slachtoffer van wordt, moet lopen of hij een steen aan zijn voet voortsleept (…); hij is overal de laatste, en wordt overal getrapt; hij kan niet weglopen als hij nagezeten wordt; zijn voeten zetten op, en hoe erger ze opzetten, des te ondraaglijker knellen het hout en het linnen van zijn schoenen hem.' Zonder veel omhaal gooit hij me de oorlog in en brengt me bij de vraag die iedereen zich bij onheilstijdingen wel eens stelt: waar grijp je naar als je op pad moet en je maar één object mag meenemen? Zelf heb ik altijd gedacht: een deken. Maar misschien zijn schoenen wel belangrijker, al wordt verder in Levi's verslag duidelijk dat naald en draad ook een niet te onderschatten bezit zijn als het koud is en de zeldzame knopen aan je kleren goed vast moeten blijven.

Hij stelt me in staat om leed met leed te vergelijken. Ik weet dat het niet hoort, smart is niet op een waardenschaal uit te drukken, en er schuilt groot gevaar in het afwegen van wie er nu het ergst is getroffen, maar ik betrap mezelf er voortdurend op dat ik gradaties zoek, zeker in boeken. Hij heeft het over de rit in de goederentrein waarvan de deuren vier dagen lang niet worden geopend. Telkens wanneer de trein stilstaat roepen de uitgeputte reizigers om water, 'al was het maar een hand sneeuw'. De twee vrouwen in de wagon die hun kind aan de borst voeden jammeren het meest. Hun lijden is groter dan dat van de anderen, geen haar op mijn hoofd die daaraan twijfelt. De anderen lijden dorst, zij Dorst met hoofdletter; ik heb zelf kinderen gevoed en kan me daar wat bij voorstellen.

De gortdroge beschrijving van Levi verlost me van de gladde opsplitsing tussen dader en slachtoffer waarin men me in Washington wil doen geloven. 'Uitverkoren' kunnen we op vele manieren zijn. Dat volk dat door de Duitsers wordt verworpen gaat zich in de kampen nog eens opsplitsen in de 'verlorenen' en de 'geredden'. 'Andere tweedelingen (goeden en kwaden, wijzen en dwazen, laffen en dapperen, pech- en geluksvogels) zijn veel minder scherp, lijken minder vast geworteld en bieden vooral ook ruimte aan tal van ingewikkelde tussenvormen.' Ten onder gaan is de gewone weg, voorbehouden aan zij die de bevelen uitvoeren, niet méér eten dan hun rantsoen, en de regels van het kamp volgen. De geredden zijn zij die ritselen, bedriegen, afzetten en stelen. Er ontstaan nieuwe codes, veel complexer dan de te verwachten solidariteit onder underdogs. Het inzicht dat een medemens in de extreme context van het Lager alleen nog maar een rivaal kan zijn, maakt oorlog tot het ingewikkelde gebeuren waar sprookjes aan voorbij gaan. Wat blijft er nog over van dat volk dat de vijand was omdat het samenklitte, dat bestond uit lieden die allemaal over dezelfde kam konden worden geschoren omdat ze gelijk dachten en handelden? In hun nieuwe omstandigheden gaan de slechten zich opnieuw opdelen in goeden en slechten, en die slechten weer in goeden en slechten, tot je niets overhoudt dan de verwarrende, gefragmenteerde werkelijkheid die ons leven is. Als er veel op het spel staat worden slachtoffers daders en omgekeerd, in een cascade die pas eindigt in de vernietiging. De SS-ers zijn in Levi's verslag aanwezig, maar zeer op de achtergrond. Hij heeft weinig aandacht voor hen, ze zijn niet wat hem interesseert. De drang om te overleven staat geen beslommering met het Grote Kwaad toe: in iedere bedgenoot, in elke hongerige medegevangene die zijn hemd wil ruilen voor een homp brood, moet hij naast de lotsverbondenheid het ondeugdelijke zien, de mogelijkheid dat ook een vriend straks naast zijn bed zal staan wachten tot hij zo ziek is dat hij zijn eten laat staan. Volgens Gitta Sereny is de hoofdletter aan Holocaust overbodig. De hoofdletter getuigt van arrogantie want hij laat uitschijnen dat het ene leed groter is dan het andere. Als ik Holocaust met hoofdletter schrijf, is dat niet in de eerste plaats omdat ik vind dat de vernietiging van de joden 'historischer' is geweest dan de vernietiging van andere volkeren, maar omdat ik die vernietiging kan invullen. Ze is gedocumenteerd door mijn mede-Europeanen, mensen als Primo Levi, Georgio Bassani, Bruno Schulz, Jean Améry, Art Spiegelman, Danilo Kis, Aleksandar Tišma, Anne Frank, schrijvers die de beeldspraak hanteren we die kennen, de stilistische middelen aanwenden die we gewoon zijn, en die naast de vervreemding die ze veroorzaken erin slagen herkenbaarheid teweeg te brengen. Ze maken het mogelijk om te wikken en te wegen. In de ene schaal leggen ze zichzelf, in de ander niet een lijdend volk waarmee ze zich willen meten, maar het leed en leven van de lezer.

(De herkenbaarheid die ik bij Levi vind vormt ook een gevaar. We begrijpen niet de moslimvrouw die de bourka draagt, we weten niet wat ze doet als ze keelgeluiden maakt, treurt ze of uit ze haar blijdschap? De Italiaanse jood Primo Levi begrijpen we, zijn taal is glashelder, de culturele context van waaruit hij denkt is de onze. In die zin worden de boodschappen die we onderling doorgeven, de getuigenissen, de romans, misschien wel kwalijk vanwege het gemak waarmee we in het verhaal stappen. Onze empathie gaat naar zij die er het best in slagen hem op te wekken. Dat is wat een roman doet: ons uitnodigen in de huid van een ander te kruipen. En de huid van de Westerse verteller past ons zoveel beter dan die van bijvoorbeeld el hakawati, de Arabische verteller! Zijn we bereid door de vervreemding te gaan die het lezen van de teksten van ons onbekende talen en literaturen ons oplegt? Wie zal die boeken voor ons vertalen, waar zal het geld vandaan komen dat nodig is om de promotie voor dat moeilijk verkoopbare boek te voeren?).

Levi heeft zijn verslag geschreven, miljoenen mensen hebben het gelezen, het is gecanoniseerd en ontleed, maar we zijn een halve eeuw verder en de televisiestations ronken van sloganeske oorlogstaal. Hoe vruchtbaar is het om oorlog blijvend te bevragen, erover na te denken en te schrijven? Met de dagen zo kort, de luchten zo grijs en een boek op de schoot, komt de overtuiging dat in oorlogstijd de enige legitieme daad het zwijgen is, de beschuldigende stilte. Ik lees immers dat je een oorlog alleen maar kunt ondergaan, zelfs al weiger je hem te aanvaarden. 'Het zijn de ontberingen, de slagen, de kou, de dorst geweest die ons drijvend hebben gehouden op de leegte van een bodemloze wanhoop, zowel gedurende de reis als later. Zeker niet de wil om te leven, noch een bewuste aanvaarding: dat zijn dingen waartoe maar enkele mensen in staat zijn, en wij waren niet meer dan een doorsnee staaltje mensheid.'

De helende kracht van literatuur, vergeet het maar. Hooguit komt er een soort leesgenoegen uit de eenvoud van Levi's schriftuur, het gevoel dat een kind het kan lezen, maar het doet evengoed de vertwijfeling binnensluipen. Hoewel je het had willen lezen omwille van de taal en de heldere vorm, is het de inhoud die je nekt. Vertroosting krijg je niet, wel slapeloze nachten en gepieker over wat jij zou doen als je op de vlucht moest. Zo ga je, tegen je eigen voornemen in, weer zoeken naar sleutels, naar oplossingen en verklaringen. Wellicht valt aan etnocentrisch denken niet te verhelpen. Ons met de oogkleppen waartoe we zijn veroordeeld verzoenen kan een strategie zijn, maar dan wel mits we onszelf en elkaar voortdurend aan dat versmalde blikveld herinneren. Rammelen aan het systeem waar je in zit is wellicht altijd moediger en doeltreffender dan het systeem van anderen aangaan. Laat de moslims Bin Laden demoniseren, dan doen wij Bush wel. Elkaar in eigengereidheid opvoeden en generaties grootbrengen die weten hoe ze kritiek kunnen uiten en incasseren kan helpen. En elkaar leren om niet meteen 'nestbevuiler' te roepen naar wie de eigen rangen de mantel uitveegt.

Er is gezegd dat na 11 september de wereld niet meer dezelfde was. Dat geloof ik niet, niet na wat Levi zegt: 'Iedereen ontdekt vroeg of minder vroeg in zijn leven dat het volmaakte geluk onbereikbaar is, maar weinigen staan stil bij de tegenovergestelde gedachte: dat hetzelfde geldt voor het volmaakte ongeluk. De krachten die zich tegen de verwezenlijking van die beide uitersten verzetten zijn van dezelfde aard: ze komen voort uit onze menselijke staat, die niets dat oneindig is verdraagt.' Er is geen waterscheiding, toen niet en nu niet, niet na de kindermoorden en niet na de voedselcrisissen. Sinds onze hersenen het verleden met de toekomst kunnen verbinden, beseffen we dat alles wat we hebben verloren kan gaan. Opgroeien, volwassen worden, verouderen, heb ik ervaren als lange lessen in het omgaan met die wetenschap, en als een oefening om het opbouwende ervan in te zien in plaats van het af te doen als doemdenkerij. We leren schoksgewijs, maar wie alléén schoksgewijs leert, heeft een probleem, omdat de schokken steeds groter moeten worden om nog van te leren.

Niet dat zo'n kijk op de aard van het beest de vertwijfeling doet verdwijnen, of op een of andere manier troost biedt. 'Het is een geluk dat het vandaag niet waait. Eigenaardig, op de een of andere manier heb je altijd het gevoel dat je geluk hebt, dat de een of andere toevalligheid, hoe nietig ook, je op de rand van de afgrond tegenhoudt en je laat leven. Het regent, maar het waait niet.' Soelaas vind ik niet in wat Levi me vertelt, zelfs niet in het hoe, hoogstens in het feit dat hij het me vertelt, de moeite heeft genomen dat te doen, me helemaal deel makend zijn uitputting, waardoor ik lees en herlees. 'Zo vaak we naar de stem van ons lichaam luisteren, zo vaak we onze spieren en organen ondervragen, is het antwoord hetzelfde: onze krachten zijn niet toereikend. Alles om ons heen spreekt van ontbinding en eind.'

Verschenen in De Morgen van 2 januari 2002

zaterdag 4 april 2009

REM - EVERYBODY HURTS


donderdag 2 april 2009

ALLES KOMT GOED - JEAN-PAUL MULDERS


Het ochtendnieuws meldt dat er wellicht sabotage in het spel is bij onderhoud aan vliegtuigen op Zaventem. En in een vuilniszak in Brussel zijn menselijke resten aangetroffen. Welkom in mijn vriendelijke wereldje, elke ochtend. Ik zet de radio uit en leg een cd op van de Beatles want van de Beatles word ik vrolijk, desondanks en niettemin.

Op de parketvloer van mijn appartement staan afdrukken van meisjesvoeten. Ze zijn nauwelijks zichtbaar maar de aandachtige waarnemer kan ze ontwaren, als hij zijn hoofd een beetje scheef houdt en er het kale licht van de ochtend op laat kaatsen. Het zijn kleine en gezonde voetafdrukken, drie stuks, die frivool naar de boekenkast en de daarbij horende herinneringen huppelen.

Ze mogen onder geen beding worden verwijderd, heb ik de poetsvrouw op het hart gedrukt. Ze keek mij aan met een mengsel van geamuseerdheid en schrik dat het toch nog eens lelijk zal aflopen met mij. Dat zou best kunnen natuurlijk want hoezeer we ook ons best doen het te verhullen, met de meesten van ons loopt het vroeg of laat tamelijk lelijk af. Zelfs met mijn nonkel Alphonse, die achtennegentig werd maar uiteindelijk uit bed sukkelde en zijn heup brak en niet meer genas. Twaalf kinderen, achttien kleinkinderen en éénentwintig achterkleinkinderen liet hij na, een tinnen gedenkbord aan zijn diamanten bruiloft en vier verweesde bijenkorven. "Standard kampioen", schijnt het laatste te zijn wat hij heeft gemompeld.

Maar laten wij niet denken aan de dood, hoezeer die ook vanuit het struikgewas zijn tengels naar ons uitstrekt en ons zijn macht laat gevoelen, bijvoorbeeld door oude bekenden weg te rukken bij een banaal verkeersongeval. Laat ons het leven celebreren en de lente, die er nu stilaan toch lijkt door te komen, als een vermoeide pendelaar die zijn aansluiting in Brussel-Centraal voor de zoveelste keer heeft gemist. Ik hoor zijn komst aan de vogels, zoals zij 's ochtends kwetteren en fluiten in de kruinen van nog bladloze bomen. Ik voel het aan mijn bloed, dat niet meer winters stroperig is maar sprankelt als spumante. Straks zullen olla uogala hun nestas weer hagunnan. Ik snak naar de zon, het lijkt alsof we uit een eindeloos tijdperk van duisternis komen, van kou en van bankbiljetten die in bloemperkjes werden begraven omdat alles opeens aan het wankelen ging.

Het is tijd dat er blote benen komen, buiken die naar gebak ruiken en mensen die zo mooi zijn dat ze pijn doen aan je ogen. Ik wil in het park met wildvreemde honden gaan wandelen en intrigerende verhalen horen. Het is tijd dat ik weer langs het water kan fietsen, met de zoete geur van de rivier in mijn neus en in mijn hart de hunker naar toekomstige tijden. Ik wil op reis, naar Berlijn en Hongkong, naar Oslo en Havana. Ik wil in een oldtimer rijden, een crèmekleurige Jaguar of misschien een bleekblauwe maar altijd met een open dak, weggegleden uit elegantere tijden - hoewel ik mensen in oldtimers ook altijd iets onnozels vind hebben, stijf en onkreukbaar zoals zij achter het stuurwiel zitten maar tegelijk toch parmantig toeterend uit al hun poriën : "Kijk ! Kijk naar mij !" Dat is natuurlijk nog altijd beter dan mensen die oesje roepen of hallo kroket ! Of mensen die altijd alles nuanceren, daar heb ik ook een afkeer van.

Ik wil op zo'n ronde baal hooi, in lotushouding, zwijgend naar de ondergaande zon kijken. Ik wil de lavendelvelden ruiken, die ik doorgaans slechts van wasverzachter ken. Ook wil ik zeevruchten eten aan de oever van de oceaan, terwijl ik haar in de ogen kijk, waarin schepen met man en muis kunnen vergaan. Alles komt goed, zal ik haar zeggen, hoewel ik dat zelf natuurlijk ook niet kan weten maar het is een geschikte zin om het kwaad te bezweren. Een toverspreuk, zeg maar, een van de weinige die ik onthouden heb uit voorlevense tijden, toen mijn wereld nog roestvrij en renteloos was.

In de verte vaart een viermaster voorbij, statig en waardig en met hagelwitte zeilen, waarop geen spat reclame staat.

woensdag 1 april 2009