De wereld was kaal toen ik in de auto stapte om mijn gedachten achter te laten. Maar de snoodaards hadden zich aan de barsjok vastgeklampt, misschien waren ze wel in de uitlaat gekropen. Ik weet niet hoe mijn gedachten eruitzien maar ik weet dat ze tot veel in staat zijn, zoals meereizen met om het even welk voertuig, naar vreemde continenten en als het moet zelfs naar de Zuidpool.
Ze reden met me mee naar de groezeliger wijken van de stad, waar ik zelden kom en waar een marktje aan de gang was, wat ik wel gezellig vond. Ik kocht er een dozijn witte rozen met een zachtgroene schijn, en een apparaatje waarmee je appels van hun klokhuis kunt beroven. Niet dat ik plannen in die richting had, maar het vernuftige van dat toestel trok mij aan, naast het feit dat het maar 1,99 euro kostte en nog van pas kon komen, bijvoorbeeld om appelbeignets te maken, waar ik als kind verzot op was.
Denkend aan appelbeignets reed ik langs een kerkhof van op rust gestelde scheepsschroeven. Er lagen er tientallen, gecorrodeerd en roestig. Ook zag ik een hoog gebouw dat van top tot teen was omzwachteld. Mocht Christo het ingepakt hebben, men zou het kunst hebben genoemd. Nu was het gewoon een appartement dat op de zandstraalfirma stond te wachten.
Al rijdend was ik erin geslaagd mijn gedachten gedeeltelijk af te schudden. Een aantal ervan waren opgelost in de stofwolk achter de auto, in de uitlaatgassen en misschien zelfs in de wind, die uit het oosten woei, al heeft dat niet zoveel belang - evenmin als het feit dat de bandenspanning 2,1 bar bedroeg en dat mijn bloedgroep A+ was, zoals meestal.
Het is bevreemdend vast te stellen hoe gedachten zulke belagers kunnen worden, terwijl er tijden zijn geweest waarin ik hoegenaamd geen last van ze had. Wie de gedachten niet kent, weet niet hoe machtig ze kunnen worden. Ze zijn even grote dwingelanden als dorst of honger, met dien verstande dat ze zich niet zo gemakkelijk door spijs of drank laten verschalken. Soms vraag ik mij af wat ik kan doen om ze het nakijken te geven. Het zou een goed idee zijn elke dag enkele uren te gaan zwemmen of te lopen want de gedachten zijn lui. Ze verplaatsen zich bij voorkeur in gemotoriseerde tuigen zoals het mijne.
Fuck you, fuck you very, very much zong Lily Allen op de radio, met haar allerliefste stemmetje. Door het contrast tussen inhoud en vorm kwam de boodschap extra krachtig over. Iemand zo schattig iets lelijks horen zeggen, daar word ik vrolijk van. Zon brak door de wolken, van die indrukwekkende lichtzuilen die scheef op het landschap staan en die ik voor het eerst heb gezien in Hofstade, in de tijd dat de dieren hun tenen nog kuisten. Ik begon er zachtjes van te fluiten.
Daar schrokken de gedachten van, want in wezen zijn zij niet zo dapper als zij zich voordoen. Morrend verschansten zij zich in de kofferbak, tussen verbanddoos en krik, tussen hesje en startkabels. Vastbesloten er bij de eerstvolgende halte weer uit te springen en mij om de nek te hangen in de supermarkt, waar ik schuursponsjes ging kopen, huishoudfolie en verse munt.
"Eens proeven mijnheer ?" vroeg een madammeke achter een toonbank met kazen. "We hebben keuze uit twee soorten cadeautjes." Ik heb er altijd moeite mee om mensen af te poeieren die in winkels iets promoten, zeker als ze verkleed zijn als Heidi van de alpenwei. Ik zou dat ook niet graag meemaken, daar zo te staan en straal voorbijgelopen te worden, met mijn kostuumpje en mijn vriendelijke praatje. Dus maar even geproefd, en het bevrijdende stuk gruyère gekocht. Ik kreeg er een stylootje bij dat zich handig liet opvouwen. Het madammeke glimlachte naar mij. "Waarom geeft God het licht aan hem voor wie de weg verborgen blijft ?" vroeg zij - al kan het ook iets anders zijn geweest, iets dat ik niet goed heb begrepen. Ik deed er het zwijgen toe en wandelde verder. Mijn gehoor laat het soms afweten. Te veel geroezemoes in het heelal.
De wagen rook naar Wunderbaum. De variëteit new car, die naar alles ruikt behalve nieuwe auto.
Ze reden met me mee naar de groezeliger wijken van de stad, waar ik zelden kom en waar een marktje aan de gang was, wat ik wel gezellig vond. Ik kocht er een dozijn witte rozen met een zachtgroene schijn, en een apparaatje waarmee je appels van hun klokhuis kunt beroven. Niet dat ik plannen in die richting had, maar het vernuftige van dat toestel trok mij aan, naast het feit dat het maar 1,99 euro kostte en nog van pas kon komen, bijvoorbeeld om appelbeignets te maken, waar ik als kind verzot op was.
Denkend aan appelbeignets reed ik langs een kerkhof van op rust gestelde scheepsschroeven. Er lagen er tientallen, gecorrodeerd en roestig. Ook zag ik een hoog gebouw dat van top tot teen was omzwachteld. Mocht Christo het ingepakt hebben, men zou het kunst hebben genoemd. Nu was het gewoon een appartement dat op de zandstraalfirma stond te wachten.
Al rijdend was ik erin geslaagd mijn gedachten gedeeltelijk af te schudden. Een aantal ervan waren opgelost in de stofwolk achter de auto, in de uitlaatgassen en misschien zelfs in de wind, die uit het oosten woei, al heeft dat niet zoveel belang - evenmin als het feit dat de bandenspanning 2,1 bar bedroeg en dat mijn bloedgroep A+ was, zoals meestal.
Het is bevreemdend vast te stellen hoe gedachten zulke belagers kunnen worden, terwijl er tijden zijn geweest waarin ik hoegenaamd geen last van ze had. Wie de gedachten niet kent, weet niet hoe machtig ze kunnen worden. Ze zijn even grote dwingelanden als dorst of honger, met dien verstande dat ze zich niet zo gemakkelijk door spijs of drank laten verschalken. Soms vraag ik mij af wat ik kan doen om ze het nakijken te geven. Het zou een goed idee zijn elke dag enkele uren te gaan zwemmen of te lopen want de gedachten zijn lui. Ze verplaatsen zich bij voorkeur in gemotoriseerde tuigen zoals het mijne.
Fuck you, fuck you very, very much zong Lily Allen op de radio, met haar allerliefste stemmetje. Door het contrast tussen inhoud en vorm kwam de boodschap extra krachtig over. Iemand zo schattig iets lelijks horen zeggen, daar word ik vrolijk van. Zon brak door de wolken, van die indrukwekkende lichtzuilen die scheef op het landschap staan en die ik voor het eerst heb gezien in Hofstade, in de tijd dat de dieren hun tenen nog kuisten. Ik begon er zachtjes van te fluiten.
Daar schrokken de gedachten van, want in wezen zijn zij niet zo dapper als zij zich voordoen. Morrend verschansten zij zich in de kofferbak, tussen verbanddoos en krik, tussen hesje en startkabels. Vastbesloten er bij de eerstvolgende halte weer uit te springen en mij om de nek te hangen in de supermarkt, waar ik schuursponsjes ging kopen, huishoudfolie en verse munt.
"Eens proeven mijnheer ?" vroeg een madammeke achter een toonbank met kazen. "We hebben keuze uit twee soorten cadeautjes." Ik heb er altijd moeite mee om mensen af te poeieren die in winkels iets promoten, zeker als ze verkleed zijn als Heidi van de alpenwei. Ik zou dat ook niet graag meemaken, daar zo te staan en straal voorbijgelopen te worden, met mijn kostuumpje en mijn vriendelijke praatje. Dus maar even geproefd, en het bevrijdende stuk gruyère gekocht. Ik kreeg er een stylootje bij dat zich handig liet opvouwen. Het madammeke glimlachte naar mij. "Waarom geeft God het licht aan hem voor wie de weg verborgen blijft ?" vroeg zij - al kan het ook iets anders zijn geweest, iets dat ik niet goed heb begrepen. Ik deed er het zwijgen toe en wandelde verder. Mijn gehoor laat het soms afweten. Te veel geroezemoes in het heelal.
De wagen rook naar Wunderbaum. De variëteit new car, die naar alles ruikt behalve nieuwe auto.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten