Wat tegenwoordig enigszins overschat wordt in de samenleving, is de factor joligheid. Je kunt geen radio- of televisietoestel aanzetten of er gutst een geut grapjurken uit die gevat uit de hoek willen komen. Nu hoeft die billenkletserij voor mij niet altoos. Het leven is wreed en ontroerend en groots en banaal, wanstaltig en schoon, verrukkelijk en weerzinwekkend, perfect passend en tegelijk gebrekkig aan elkaar genaaid, en af en toe geestig maar lang niet altijd.
Zorgwekkend wordt het als politici de rol van stand-upcomedians overnemen, zoals onlangs die Michel D., mijn god wat een ramp. Jolig genoeg, daar niet van, maar als ik zo'n gezwemvliesde clown het spreekgestoelte zie opwaggelen dan word ik onpasselijk. De senatoren in het halfrond, de schaarse die toevallig voorhanden waren, die keken niet verbijsterd neen, die zaten ook maar wat te gniffelen - beducht als zij waren voor ernst die stemmen kon kosten.
Dat die Michel dan de hand boven het waterhoenkopje gehouden wordt, dat er een Facebookgroep te zijner gunste wordt opgericht en dat mensen zijn handtekening vragen, terwijl hij hen uitlacht in hun gezicht en naarstig belangen vermengt, dat zijn dingen die ik moeilijk kan vatten. Zo is er wel meer natuurlijk. Zo vat ik ook niet waarom mensen geïnteresseerd zijn in de handel en wandel van leden van koningshuizen, of in veldrijden op zondag, of waarom zij met duizend samentroepen in een verwarmde hangar om de begrafenis bij te wonen van een jong koppel dat zij nooit hebben gekend maar dat het ongeluk had te worden omgebracht.
Had men als thrillerauteur de Gemengde Brigadestraat in Loksbergen verzonnen als locus delicti, men zou door de lezer zijn uitgelachen. Het zijn plaatsnamen voor in stripverhalen maar de werkelijkheid heeft de fictie ingehaald. Een golf van verontwaardiging trekt door de mensen, je hoort zeggen ze gaan zo'n monster toch zeker niet onderhouden op onze kosten ? Maak hem kapot ! We zijn geschokt en verbijsterd en kunnen niet geloven dat zoiets bestaat - ondanks de Vampier van Muizen, de Acid bath murderer, de Yorkshire Ripper, de Tourist from Hell, de Riverside prostitute Killer, Son of Sam, de Rainy Night Murderer, the Belgian Beast, de Pied Piper of Tucson, het Monster van de Ardennen, Armin Menschenfresser en de Woestijnvampier van Teheran*.
Dit alles, en nog een paar dingen, overpeins ik in een zwart met goud geverfde bar, toevallig twee tafels verwijderd van Jeroen M., die op dinsdagavonden het lievelingsgerecht van beroemde schrijvers en staatslieden nakookt, maar nu iets doodgewoons zit te verorberen. Naast mij leest een vrouw de krant die ik ook zou willen lezen, tergend langzaam, alsof zij de artikelen uit het hoofd probeert te leren. Misschien hoopt zij deel te kunnen nemen aan de Slimste Mens, waar Linda D.W. onlangs met poeha is buitengekegeld. Haar gebrek aan joligheid was wereldnieuws in onze kwaliteitsmedia.
Ze spelen Louis Armstrong in de bar. Er treedt een dochter binnen met haar moeder, aan wie je nu al kunt zien hoe de dochter over dertig jaar zal worden. De moeder haalt wol en pennen tevoorschijn en begint te breien aan een veelkleurig sokje. De dochter lijkt zich daar in het geheel niet voor te schamen en dat vind ik prachtig.
Als ik het etablissement verlaat, voorzien van mijn bontmuts met oorflappen, heeft de wereld die moeilijk te verklaren stilte die gepaard gaat met het vallen van verse sneeuw. Reinigen van bierleidingen, staat op de flank van een bestelwagentje dat geparkeerd is voor de deur van de bar. In mijn hoofd speelt het wijsje van twee beren, broodjes smeren, dat ik de laatste tijd vaak luidkeels in de auto zing, tezamen met mijn dochter. Pret dat wij dan hebben. Het is een wonder boven wonder dat zulk vertier kan bestaan op dezelfde wereld als Ronny J., heemkundige en wandelaar.
* Mohammed Bijeh verkrachtte en vermoordde meer dan twintig jongens tussen acht en vijftien. Hij werd veroordeeld tot honderd zweepslagen, gevolgd door ophanging. De moeder van een slachtoffer mocht de strop rond zijn nek doen alvorens hij op 16 maart 2005 met een hijskraan werd opgetakeld in Teheran, voor de ogen van vijfduizend woedende en applaudisserende mensen.
Zorgwekkend wordt het als politici de rol van stand-upcomedians overnemen, zoals onlangs die Michel D., mijn god wat een ramp. Jolig genoeg, daar niet van, maar als ik zo'n gezwemvliesde clown het spreekgestoelte zie opwaggelen dan word ik onpasselijk. De senatoren in het halfrond, de schaarse die toevallig voorhanden waren, die keken niet verbijsterd neen, die zaten ook maar wat te gniffelen - beducht als zij waren voor ernst die stemmen kon kosten.
Dat die Michel dan de hand boven het waterhoenkopje gehouden wordt, dat er een Facebookgroep te zijner gunste wordt opgericht en dat mensen zijn handtekening vragen, terwijl hij hen uitlacht in hun gezicht en naarstig belangen vermengt, dat zijn dingen die ik moeilijk kan vatten. Zo is er wel meer natuurlijk. Zo vat ik ook niet waarom mensen geïnteresseerd zijn in de handel en wandel van leden van koningshuizen, of in veldrijden op zondag, of waarom zij met duizend samentroepen in een verwarmde hangar om de begrafenis bij te wonen van een jong koppel dat zij nooit hebben gekend maar dat het ongeluk had te worden omgebracht.
Had men als thrillerauteur de Gemengde Brigadestraat in Loksbergen verzonnen als locus delicti, men zou door de lezer zijn uitgelachen. Het zijn plaatsnamen voor in stripverhalen maar de werkelijkheid heeft de fictie ingehaald. Een golf van verontwaardiging trekt door de mensen, je hoort zeggen ze gaan zo'n monster toch zeker niet onderhouden op onze kosten ? Maak hem kapot ! We zijn geschokt en verbijsterd en kunnen niet geloven dat zoiets bestaat - ondanks de Vampier van Muizen, de Acid bath murderer, de Yorkshire Ripper, de Tourist from Hell, de Riverside prostitute Killer, Son of Sam, de Rainy Night Murderer, the Belgian Beast, de Pied Piper of Tucson, het Monster van de Ardennen, Armin Menschenfresser en de Woestijnvampier van Teheran*.
Dit alles, en nog een paar dingen, overpeins ik in een zwart met goud geverfde bar, toevallig twee tafels verwijderd van Jeroen M., die op dinsdagavonden het lievelingsgerecht van beroemde schrijvers en staatslieden nakookt, maar nu iets doodgewoons zit te verorberen. Naast mij leest een vrouw de krant die ik ook zou willen lezen, tergend langzaam, alsof zij de artikelen uit het hoofd probeert te leren. Misschien hoopt zij deel te kunnen nemen aan de Slimste Mens, waar Linda D.W. onlangs met poeha is buitengekegeld. Haar gebrek aan joligheid was wereldnieuws in onze kwaliteitsmedia.
Ze spelen Louis Armstrong in de bar. Er treedt een dochter binnen met haar moeder, aan wie je nu al kunt zien hoe de dochter over dertig jaar zal worden. De moeder haalt wol en pennen tevoorschijn en begint te breien aan een veelkleurig sokje. De dochter lijkt zich daar in het geheel niet voor te schamen en dat vind ik prachtig.
Als ik het etablissement verlaat, voorzien van mijn bontmuts met oorflappen, heeft de wereld die moeilijk te verklaren stilte die gepaard gaat met het vallen van verse sneeuw. Reinigen van bierleidingen, staat op de flank van een bestelwagentje dat geparkeerd is voor de deur van de bar. In mijn hoofd speelt het wijsje van twee beren, broodjes smeren, dat ik de laatste tijd vaak luidkeels in de auto zing, tezamen met mijn dochter. Pret dat wij dan hebben. Het is een wonder boven wonder dat zulk vertier kan bestaan op dezelfde wereld als Ronny J., heemkundige en wandelaar.
* Mohammed Bijeh verkrachtte en vermoordde meer dan twintig jongens tussen acht en vijftien. Hij werd veroordeeld tot honderd zweepslagen, gevolgd door ophanging. De moeder van een slachtoffer mocht de strop rond zijn nek doen alvorens hij op 16 maart 2005 met een hijskraan werd opgetakeld in Teheran, voor de ogen van vijfduizend woedende en applaudisserende mensen.
jp.mulders@skynet.be
Geen opmerkingen:
Een reactie posten