Bankkaart verloren. Gisteren was ze er nog, toen ik uit de snoepautomaat een reep Côte d'Or met nootjes haalde, maar nu is ze onverbiddelijk weg. Portefeuille binnenstebuiten gekeerd, mezelf gefouilleerd, zucht. De hulpeloosheid die mij dan overvalt, voert terug naar schoolreizen van weleer, toen brooddozen reddeloos verloren bleken en je zelf niet in de auto kon stappen om naar huis terug te keren, maar was aangewezen op de goodwill van meester Oswald in wiens neus je eigenlijk zat - zoals ze bij ons zeiden.
Bankkaart verloren dus, parti. De geëigende procedure is dan naar Card Stop te bellen. Daar krijg je natuurlijk niet direct een mens van vlees & bloed aan de lijn, maar moet je je eerst een weg banen door een oerwoud van spoorwegtekens & muzakjes. Uiteindelijk slaag ik erin mijn kaart te blokkeren. Niet dat ik daar vrolijk van word. Pas als je zonder bankkaart zit, besef je wat een mens zonder geld in deze wereld is, te weten : niets. Op slag ben je een paria, voor wie zelfs een tramkaartje onbereikbaar is.
's Anderendaags dus eerste ding in de ochtend naar de bank, een plek waar ik mij even erg thuis voel als een Afrikaanse bosolifant in de opperbol van het Atomium. De steriliteit van procenten, de folders vol woorden die ik maar half snap, de vrouw met blonde paardenstaart en killerblik : het is mijn biotoop niet. Ik ben meer een mens van victoriaanse tijden, van rood fluweel en duisternis en hier en daar een flard mist, van bladgoud en absint en gloeiende kachels en zo nog een paar dingen die je in het doorsneefiliaal van Fortis zelden vindt.
Het schiet niet op aan het loket, het madameke voor mij verzint telkens een nieuwe vraag om het sociaal contact te rekken, het laatste dat haar misschien rest. Ik verplicht mijzelf geen ongeduld te laten merken en krijg al een aureooltje boven mijn kop, als ze eindelijk weggaat en de bediende vanachter zijn loket een bordje tevoorschijn tovert met daarop het woord gesloten. Hij verwijst mij door naar het volgende loket, waar ik uiteraard op een verse rij wachtenden bots. Als ik opnieuw aan de beurt ben - we zijn inmiddels een klein kwartier verder - vertel ik de vrouw achter het loket dat mijn bankkaart foetsie is.
De vrouw, zo een die je eerder op een quotiteit dan op een uitspatting zult betrappen, kijkt zorgelijk naar mij.
"U heeft dus een nieuwe kaart nodig", stelt ze met verbluffend inzicht vast. "U weet dat u dat acht euro gaat kosten ?"
"Dat wist ik niet", geef ik toe, "maar verwonderen doet het mij evenmin. Ik zou er méér van hebben opgekeken mocht het gratis zijn gebleken."
Ze meet mij, met een onpeilbare blik die doet denken aan kabeljauw in de grote, grijze zee.
"Er moeten putten gevuld worden, is het niet ?" waag ik het eraan toe te voegen.
"Ik denk niet dat een nieuwe kaart ooit gratis is geweest, mijnheer", zegt ze zakelijk.
"Ik denk het ook niet", beaam ik. "Vroeger moesten er megawinsten worden gerealiseerd, die nu met de noorderzon zijn verdwenen."
Ze zwijgt. Ruik ik een vleug schaamte?
"Dat kan ú natuurlijk niet helpen", zeg ik, met een lachje waarin Wiedergutmachung ligt.
"Ik werkte hier toen nog niet", voegt ze er overbodig aan toe. Alsof zij anders in haar eentje wel orde op zaken had gesteld.
Ze overhandigt mij mijn nieuwe kaart, een rode ditmaal, wat niets betekent want de kleur rood heeft elke strijdvaardigheid verloren. Rood is zo hol geworden als de slogans van banken die vragen wat ze voor ú kunnen doen.
Op het werk aangekomen, blijkt mijn oude kaart alsnog opgedoken. Ze lag op de parking, zomaar op de natte grond. Ze wordt mij netjes terugbezorgd, zelfs het protonsaldo van honderd euro staat er onaangeroerd op. Het is fijn om zoiets mee te maken. Hier moet De Eerlijke Vinder aan het werk zijn geweest, bedenk ik glimlachend. Dezelfde gezichtsloze mens die ik onlangs tegenkwam in de krant, toen hij de 2,8 miljoen euro had teruggegeven die hij per abuis aantrof in de lift van een bank.
En zeggen dat ik toen nog met de tanden heb geknarst.
Bankkaart verloren dus, parti. De geëigende procedure is dan naar Card Stop te bellen. Daar krijg je natuurlijk niet direct een mens van vlees & bloed aan de lijn, maar moet je je eerst een weg banen door een oerwoud van spoorwegtekens & muzakjes. Uiteindelijk slaag ik erin mijn kaart te blokkeren. Niet dat ik daar vrolijk van word. Pas als je zonder bankkaart zit, besef je wat een mens zonder geld in deze wereld is, te weten : niets. Op slag ben je een paria, voor wie zelfs een tramkaartje onbereikbaar is.
's Anderendaags dus eerste ding in de ochtend naar de bank, een plek waar ik mij even erg thuis voel als een Afrikaanse bosolifant in de opperbol van het Atomium. De steriliteit van procenten, de folders vol woorden die ik maar half snap, de vrouw met blonde paardenstaart en killerblik : het is mijn biotoop niet. Ik ben meer een mens van victoriaanse tijden, van rood fluweel en duisternis en hier en daar een flard mist, van bladgoud en absint en gloeiende kachels en zo nog een paar dingen die je in het doorsneefiliaal van Fortis zelden vindt.
Het schiet niet op aan het loket, het madameke voor mij verzint telkens een nieuwe vraag om het sociaal contact te rekken, het laatste dat haar misschien rest. Ik verplicht mijzelf geen ongeduld te laten merken en krijg al een aureooltje boven mijn kop, als ze eindelijk weggaat en de bediende vanachter zijn loket een bordje tevoorschijn tovert met daarop het woord gesloten. Hij verwijst mij door naar het volgende loket, waar ik uiteraard op een verse rij wachtenden bots. Als ik opnieuw aan de beurt ben - we zijn inmiddels een klein kwartier verder - vertel ik de vrouw achter het loket dat mijn bankkaart foetsie is.
De vrouw, zo een die je eerder op een quotiteit dan op een uitspatting zult betrappen, kijkt zorgelijk naar mij.
"U heeft dus een nieuwe kaart nodig", stelt ze met verbluffend inzicht vast. "U weet dat u dat acht euro gaat kosten ?"
"Dat wist ik niet", geef ik toe, "maar verwonderen doet het mij evenmin. Ik zou er méér van hebben opgekeken mocht het gratis zijn gebleken."
Ze meet mij, met een onpeilbare blik die doet denken aan kabeljauw in de grote, grijze zee.
"Er moeten putten gevuld worden, is het niet ?" waag ik het eraan toe te voegen.
"Ik denk niet dat een nieuwe kaart ooit gratis is geweest, mijnheer", zegt ze zakelijk.
"Ik denk het ook niet", beaam ik. "Vroeger moesten er megawinsten worden gerealiseerd, die nu met de noorderzon zijn verdwenen."
Ze zwijgt. Ruik ik een vleug schaamte?
"Dat kan ú natuurlijk niet helpen", zeg ik, met een lachje waarin Wiedergutmachung ligt.
"Ik werkte hier toen nog niet", voegt ze er overbodig aan toe. Alsof zij anders in haar eentje wel orde op zaken had gesteld.
Ze overhandigt mij mijn nieuwe kaart, een rode ditmaal, wat niets betekent want de kleur rood heeft elke strijdvaardigheid verloren. Rood is zo hol geworden als de slogans van banken die vragen wat ze voor ú kunnen doen.
Op het werk aangekomen, blijkt mijn oude kaart alsnog opgedoken. Ze lag op de parking, zomaar op de natte grond. Ze wordt mij netjes terugbezorgd, zelfs het protonsaldo van honderd euro staat er onaangeroerd op. Het is fijn om zoiets mee te maken. Hier moet De Eerlijke Vinder aan het werk zijn geweest, bedenk ik glimlachend. Dezelfde gezichtsloze mens die ik onlangs tegenkwam in de krant, toen hij de 2,8 miljoen euro had teruggegeven die hij per abuis aantrof in de lift van een bank.
En zeggen dat ik toen nog met de tanden heb geknarst.
Reacties : jp.mulders@skynet.be
Geen opmerkingen:
Een reactie posten