NIEUWS     VERKEER      CULTUUR      WEER     SPORT     CONTACT         

maandag 30 november 2009

DAPPER - BART MOEYAERT



Meer nog dan een ochtendzoen

heb ik 's morgens moed vandoen.
Wakker worden is geen kunst.
Dat gaat.
Van kwaad is beddengoed
zich niet bewust
en koude slaapt niet graag
onder een deken.
Het is de mat die
met de wereld vergeleken
veel te klein is als begin,
en zelfs met mij er middenin,
een beetje knelt.
Ik aarzel lang, rechtop in bed,
bedenk dat net als ja of het
het woordje bang
vaak in mijn dagboek staat,
maar dapper is mijn broer
en zelf ben ik een held.
Dat helpt.

Opstaan is de kunst.
Meer dan een paar ochtendzoenen
heb ik nood aan stoute schoenen.


uit: 'Verzamel de liefde', 2006.


zondag 29 november 2009

CHRISTINA PLUHAR - UNE AME ITALIENNE




Met dank aan Het Radio 1 programma Moshi en mevrouw Elisabeth Marain. Elisabeth Marain schrijft een brief aan Christina Pluhar. De Oostenrijkse muzikante speelt solo- en continuorepertoire van de zestiende tot de achttiende eeuw voor luit, barokgitaar, theorbe en barokharp.

Christina Pluhar studeerde gitaar in haar geboortestad Graz in Oostenrijk en studeerde later luit bij Toyohiko Sato aan het conservatorium van Den Haag. Ze vervolmaakte zich verder bij Hopkinson Smith aan het Schola Cantorum in Bazel en bij Mara Galassi aan de Scuola Civica in Milaan. Haar repertoire reikt van solo- en continuorepertoire van de zestiende tot de achttiende eeuw voor luit, barokgitaar, theorbe en barokharp. Als soliste en als continuospeelster gaf ze reeds concerten met ensembles als La Fenice, Concerto Soave, Accordone, Elyma, Les Musiciens du Louvre, Ricercar, Akademia, La Grande Ecurie et la Chambre du Roy, Concerto Köln en in ensembles olv. René Jacobs, Ivor Bolton en Alessandro di Marchi. In 1992 won Pluhar de eerste prijs op de internationale wedstrijd voor oude muziek in Malmö met het ensemble La Fenice. Pluhar geeft wereldwijd masterclasses en sinds 1999 is ze docente barokharp aan het conservatorium van Den Haag. (mafestival.be)


zaterdag 28 november 2009

'ONS' EN 'HUN' NEDERLANDS - KRISTIEN HEMMERECHTS


‘Strijd mee tegen onnodig Engels. Blijf zeiken!’
De slogan staat op een kaartje met een afbeelding van onze nationale trots: Manneke Pis. Ik zag het in één van de standjes op het congres van Onze Taal in Utrecht. Dat Genootschap werd in 1932 opgericht ter bestrijding van de zorgwekkende invloed van het Duits op het Nederlands. De tijden kunnen veranderen.

Martine Tanghe presenteerde en ik gaf één van de lezingen, wat zorgde voor een innig backstage moment van Vlaamse solidariteit in die zee van wel dertienhonderd Nederlanders. En is het niet absurd, zo zeiden we, dat dit congres niet afwisselend in Vlaanderen en Nederland wordt georganiseerd? Of is het Nederlands al niet meer ‘onze’ taal?

Verschillen

Over die verschillen tussen ‘ons’ en ‘hun’ Nederlands ging mijn lezing. Die begon zo:
Terug. Hij kan al terug lopen. Grammaticaal gesproken kun je je nauwelijks een eenvoudiger zinnetje voorstellen. En toch geeft het aanleiding tot grote misverstanden. Een Nederlander begrijpt het ‘terug’ als ‘naar het punt van uitgang’. Een Vlaming zal ‘terug’ hier hoogstwaarschijnlijk interpreteren als ‘opnieuw’. De man heeft een tijdje niet kunnen lopen, maar nu lukt het hem opnieuw. Hij kan het weer. Terug dus.

Ook met dat ‘lopen’ is het uitkijken. Een lopende Vlaming is een rennende of hardlopende Nederlander. Ik ga geregeld met vrienden stappen. Dan trekken we stevige schoenen aan om een dagtocht te maken. Maar Nederlanders denken dat we van de ene kroeg naar de andere zwalken.
Een Nederlandse zei tegen me: ‘ik voelde me daardoor aangesproken’. Uit de context maakte ik op dat ze bedoelde: ik voelde me daardoor ‘beschuldigd’, ‘met de vinger gewezen’. Mij klonk het in de oren als: het spreekt me aan, het bevalt me.

Je kunt zo een tijdje doorgaan. ‘Doorgaan’ is trouwens ook een interessante. Als een Vlaming zegt: ik moet doorgaan, is de kans groot dat hij bedoelt: ik moet ervandoor; ik moet weg. Een Nederlander bedoelt precies het tegenovergestelde.

‘Belgisch Nederlands’

Mijn Nederlandse corrector vindt het nodig om bij het woord ‘kot’, zoals in ‘studenten die op kot zitten’, te noteren: Belgisch Nederlands. Goed dat ze me daar attent op maakt! Van nogal wat uitdrukkingen meldt ze: ‘m.i. is dit voor een Nederlandse lezer niet duidelijk’, waarop ik reageer met: ‘dat die Nederlandse lezer zich dan maar een beetje aanpast’. De volgende uitdrukkingen zijn blijkbaar niet bekend in Nederland: ‘er het hart van in zijn’, ‘de daver op het lijf hebben’, ‘dat potje gedekt houden’, ‘het spek aan je been hebben’, ‘in de prijzen vallen’. Mijn zin: ‘Van wandelingen kwam er die keer niets in huis’ verbetert ze tot: ‘Van wandelingen in huis kwam er die keer niets’.

Oerdegelijk Vlaams

Haar ijver heeft me doen inzien dat er dringend een onderscheid moet worden gemaakt tussen correct, oerdegelijk Vlaams, zoals ‘ze hebben het niet onder de markt’ – een uitdrukking die Nederlanders niet kennen en ook niet verstaan, en Belgisch Nederlands, waaronder ik fouten zou klasseren die aanvaard worden omdat ze massaal worden gemaakt, zoals ‘terug’ in plaats van ‘weer’, of ‘tramsporen’ voor ‘tramrails’, ‘rond punt’ voor ‘rotonde’, ‘beroep doen op’ in plaats van ‘een beroep doen op’, ‘wachtzaal’ in plaats van ‘wachtkamer’, ‘wegenwerken’ in plaats van ‘wegwerkzaamheden’, en misschien zelfs ‘snel rijden’ in plaats van ‘hard rijden’, ‘op de trein zitten’ in plaats van ‘in de trein zitten’, enzovoort.

Ik vind eigenlijk niet dat fouten moeten worden ont-fout omdat iedereen ze maakt. Daarmee institutionaliseer je luiheid en nonchalance. Je moet de rijkdom van het Vlaams bewaren en omhelzen. Maar de slordigheid en contaminaties waaraan nogal wat Vlamingen zich bezondigen, moet je weren. Vind ik.

Wat andere Vlamingen of Nederlanders over de kwestie vonden kwam ik die dag niet te weten. Het genootschap voorzag geen tijd voor vragen of tegenwerpingen. Alleen voor applaus. Dat was warm en langdurig. Het doet wel eens deugd om even niet tegengesproken te worden. Even. Maar ga hier gerust uw gang. (deredactie.be)


vrijdag 27 november 2009

THE MUPPETS - BOHEMIAN RHAPSODY



Schitterend!

donderdag 26 november 2009

EERLIJKE VINDER - JEAN-PAUL MULDERS


Bankkaart verloren. Gisteren was ze er nog, toen ik uit de snoepautomaat een reep Côte d'Or met nootjes haalde, maar nu is ze onverbiddelijk weg. Portefeuille binnenstebuiten gekeerd, mezelf gefouilleerd, zucht. De hulpeloosheid die mij dan overvalt, voert terug naar schoolreizen van weleer, toen brooddozen reddeloos verloren bleken en je zelf niet in de auto kon stappen om naar huis terug te keren, maar was aangewezen op de goodwill van meester Oswald in wiens neus je eigenlijk zat - zoals ze bij ons zeiden.

Bankkaart verloren dus, parti. De geëigende procedure is dan naar Card Stop te bellen. Daar krijg je natuurlijk niet direct een mens van vlees & bloed aan de lijn, maar moet je je eerst een weg banen door een oerwoud van spoorwegtekens & muzakjes. Uiteindelijk slaag ik erin mijn kaart te blokkeren. Niet dat ik daar vrolijk van word. Pas als je zonder bankkaart zit, besef je wat een mens zonder geld in deze wereld is, te weten : niets. Op slag ben je een paria, voor wie zelfs een tramkaartje onbereikbaar is.

's Anderendaags dus eerste ding in de ochtend naar de bank, een plek waar ik mij even erg thuis voel als een Afrikaanse bosolifant in de opperbol van het Atomium. De steriliteit van procenten, de folders vol woorden die ik maar half snap, de vrouw met blonde paardenstaart en killerblik : het is mijn biotoop niet. Ik ben meer een mens van victoriaanse tijden, van rood fluweel en duisternis en hier en daar een flard mist, van bladgoud en absint en gloeiende kachels en zo nog een paar dingen die je in het doorsneefiliaal van Fortis zelden vindt.

Het schiet niet op aan het loket, het madameke voor mij verzint telkens een nieuwe vraag om het sociaal contact te rekken, het laatste dat haar misschien rest. Ik verplicht mijzelf geen ongeduld te laten merken en krijg al een aureooltje boven mijn kop, als ze eindelijk weggaat en de bediende vanachter zijn loket een bordje tevoorschijn tovert met daarop het woord gesloten. Hij verwijst mij door naar het volgende loket, waar ik uiteraard op een verse rij wachtenden bots. Als ik opnieuw aan de beurt ben - we zijn inmiddels een klein kwartier verder - vertel ik de vrouw achter het loket dat mijn bankkaart foetsie is.

De vrouw, zo een die je eerder op een quotiteit dan op een uitspatting zult betrappen, kijkt zorgelijk naar mij.

"U heeft dus een nieuwe kaart nodig", stelt ze met verbluffend inzicht vast. "U weet dat u dat acht euro gaat kosten ?"

"Dat wist ik niet", geef ik toe, "maar verwonderen doet het mij evenmin. Ik zou er méér van hebben opgekeken mocht het gratis zijn gebleken."

Ze meet mij, met een onpeilbare blik die doet denken aan kabeljauw in de grote, grijze zee.

"Er moeten putten gevuld worden, is het niet ?" waag ik het eraan toe te voegen.

"Ik denk niet dat een nieuwe kaart ooit gratis is geweest, mijnheer", zegt ze zakelijk.

"Ik denk het ook niet", beaam ik. "Vroeger moesten er megawinsten worden gerealiseerd, die nu met de noorderzon zijn verdwenen."

Ze zwijgt. Ruik ik een vleug schaamte?

"Dat kan ú natuurlijk niet helpen", zeg ik, met een lachje waarin Wiedergutmachung ligt.

"Ik werkte hier toen nog niet", voegt ze er overbodig aan toe. Alsof zij anders in haar eentje wel orde op zaken had gesteld.

Ze overhandigt mij mijn nieuwe kaart, een rode ditmaal, wat niets betekent want de kleur rood heeft elke strijdvaardigheid verloren. Rood is zo hol geworden als de slogans van banken die vragen wat ze voor ú kunnen doen.

Op het werk aangekomen, blijkt mijn oude kaart alsnog opgedoken. Ze lag op de parking, zomaar op de natte grond. Ze wordt mij netjes terugbezorgd, zelfs het protonsaldo van honderd euro staat er onaangeroerd op. Het is fijn om zoiets mee te maken. Hier moet De Eerlijke Vinder aan het werk zijn geweest, bedenk ik glimlachend. Dezelfde gezichtsloze mens die ik onlangs tegenkwam in de krant, toen hij de 2,8 miljoen euro had teruggegeven die hij per abuis aantrof in de lift van een bank.

En zeggen dat ik toen nog met de tanden heb geknarst.

Reacties : jp.mulders@skynet.be

woensdag 25 november 2009

dinsdag 24 november 2009

LIEFDE OVERWINT ALLES!


"Ik zou ervan braken!" Een veel gehoorde zin in mijn (werk)omgeving. Ik probeer hem zo weinig mogelijk uit te spreken.
Ik zou braken van het 'geleuter' over de Staatshervorming en Brussel-Halle-Vilvoorde, van de Palestijnse Kwestie waar een oplossing verder weg lijkt dan ooit, van het gezaag van mensen die alles hebben, van de verbroken schorsing van rechter De Tandt, van de zoektocht naar de 'blonde' van K3.

Tijdens het braken viel mijn oog op een videofragment op de site van de Vrt: 'Vermeende comapatiënt is bij bewustzijn'

De 46-jarige Rom Houben uit Zolder raakte 23 jaar geleden betrokken in een zwaar verkeersongeval. Sindsdien lag hij in een coma. Althans, dat dachten de dokters toch. Want eigenlijk was de man al die tijd gewoon bij bewustzijn.


Houben werd na het ongeval verlamd, en kon al die jaren de dokters niet duidelijk maken dat er niets mis was met zijn hoofd. De ingenieursstudent hoorde zelfs hoe artsen na diverse onderzoeken vaststelden dat hij alleen nog maar als een plant door het leven zou gaan.

Toen een tijdje geleden echter nieuwe scans werden uitgevoerd met geavanceerde apparatuur bleek dat hij gewoon bij bewustzijn was.
"Het was een soort tweede geboorte", vertelt hij. Na heel wat therapieën kan hij nu via een computerscherm boven zijn bed korte berichtjes schrijven. "Ik heb gewoon 23 jaar een beetje liggen dagdromen. Het is niet te beschrijven hoe frustrerend het is om niet te kunnen uitschreeuwen dat je gewoon bij bewustzijn bent". De man zal altijd in een verzorgingstehuis moeten wonen maar is dolblij dat hij nu weer boeken kan lezen en kan communiceren met zijn vrienden. (bdr)

De moeder van Rom is altijd in haar zoon blijven geloven. In het videofragment zegt ze: "Hij is helemaal niet depressief. Hij vindt het leven de moeite waard." Daar krijg ik koude rillingen van.

De liefde van de moeder voor haar zoon is ontroerend. Het doet me beseffen dat, als je één iemand hebt die voor je zorgt, die je koestert, die er altijd is, die je steunt door dik en dun, die je nooit aan je lot overlaat, kortom iemand die je heel graag ziet, dan ben je een gelukzak.

Aan Rom en zijn moeder beloof ik dat ik me nooit meer zal ergeren aan banale dingen.

maandag 23 november 2009

VOOR MEKAAR - HERMAN DE CONINCK

Vroeger hield ik alleen van je ogen.
Nu ook van de kraaiepootjes ernaast.
Zoals er in een oud woord als meedogen
meer gaat dan in een nieuw. Vroeger was er alleen haast

om te hebben wat je had, elke keer weer.
Vroeger was er alleen maar nu. Nu is er ook toen.
Er is meer om van te houden.
Er zijn meer manieren om dat te doen.

Zelfs niets doen is er daar één van.
Gewoon bij mekaar zitten met een boek.
Of niet bij mekaar, in 't cafè om de hoek.

Of mekaar een paar dagen niet zien
en mekaar missen. Maar altijd mekaar,
nu toch al bijna zeven jaar.


Uit: De gedichten


zaterdag 21 november 2009

CHOPIN PIANOCONCERTO NO. 1 - MARTHA ARGERICH




Chopin werd in de buurt van Warschau geboren op 1 maart 1810. Zijn vader was echter een rasechte Fransman uit Lotharingen die in de Poolse hoofdstad leraar Frans was, aanvankelijk privé, later aan het stedelijk lyceum.
Chopins moeder was een Poolse, en speelde volmaakt piano. Hun huwelijk scheen zeer geslaagd te zijn, en Frédéric was de enige zoon naast drie dochters. In het gezin werd regelmatig gemusiceerd, en al snel bleek uit de jonge Frédéric een wonderkind te groeien, niet alleen op muzikaal gebied. Ook in mime, karikatuurtekenen en briefschrijven was hij briljant.

Gelukkig voor hem had hij verstandige ouders, die zijn vroege begaafdheid niet exploiteerden en in de eerste plaats goede leraars voor hem zochten (en vonden): Zywny en Elsner. Zij raakten zo weinig mogelijk aan de originele stijl, en beseften dat het hier volstond een technische en theoretische basis mee te geven.

Ondanks zijn zwakke gezondheid besluit Chopin, na het eindexamen aan het gymnasium zich nog uitsluitend op muziek toe te leggen. Op zijn negentien geeft hij Wenen enkele concerten, en wanneer hij in 1830 nogmaals vertrekt voor een tournee, breekt de Poolse opstand uit en kan hij niet meer terug naar het vaderland. Hij vestigt zich in Parijs, waar hij opgenomen wordt in de hoogste salonkringen. (lees verder)


vrijdag 20 november 2009

CATHERINE ASHTON: COMPETENT, CHARISMATISCH EN EEN VROUW


"Am I an ego on legs? No I'm not. Do I want to be seen as saying everything all the time? No I don't. Judge me on what I do and I think you'll be pleased and proud of me."

Historische woorden van de pas verkozen Barones Catherine Ashton. Als minister van Buitenlandse Zaken vervangt ze de Spanjaard Javier Solana, maar ze krijgt veel meer bevoegdheden. Zo wordt ze ook vice-voorzitter van de Europese Commissie, naast voorzitter José Manuel Barroso.

Ik zal het hier even niet hebben over Herman Van Rompuy, daar is al genoeg inkt over gevloeid, maar over mevrouw Catherine Ashton. Tot haar verkiezing gisteren, kende ik haar van haar noch pluimen.

Haar bovenvermeld 'statement' van nog geen tien seconden maakte gisteravond een verpletterende indruk op mij. Dat is eens wat anders dan een 'haiku' van drie thuiskomende golven op het strand.

Heel belangrijk is ook het feit dat het een vrouw is. Deze week hoorde ik in het zeven uur journaal op één de bedroevende statistieken over de vertegenwoordiging van vrouwen in de Raden van Bestuur van beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde bedrijven. Ik pleit voor meer vrouwen aan de macht.

Van haiku's heb ik geen verstand. Toch probeer ik er een uit mijn mouw te schudden als eerbetoon aan Catherine Ashton.

Baroness Ashton
noble and intelligent
bright wise Lady



donderdag 19 november 2009

VARKENS BIJ DE HORENS VATTEN - JEAN-PAUL MULDERS


Zo oud als vandaag ben ik niet eerder geweest. De gedachte bekruipt mij domweg als ik in het krakende liftje sta, waarin ook een spiegel is aangebracht, voor het gemak van zij die 's ochtends haastig nederdalen. Toch ben ik nog lang niet zo oud als die andere man, die al een halve eeuw in ditzelfde appartementsgebouw woont : mijnheer Schiettecatte. 92 is hij, precies zo oud als de slag om Passendale. Bang voor de Mexicaanse griep, maar nog banger voor de dokter. Als ik hem tegenkom, mompelt hij af en toe enkele woorden van wijsheid, hoewel dat nooit diepe wijsheden zijn maar altijd praktische dingen, zoals de beste manier om radiators te ontluchten. Soms hoop ik dat de oude man mij zal vertellen waarom wij hier zijn, maar dat is natuurlijk ijdele hoop, want hoewel mijnheer Schiettecatte oud is, behoort hij tot de levenden, en van de levenden is er geen die het echt weet. Ook niet de bisschop of de imam, ondanks de stelligheid waarmee zij verkondigen.

Soms denk ik dat zij het nu weet, zij die boterhammen met liefde in mijn brooddoos stopte. Zij die nu alweer twee kille herfsten aan de overkant is, daar waar geen Buderusketels of dubbelwandige schoorstenen wachten. Soms denk ik dat zij daar opeens zal staan en dat ik zal zeggen : ik heb nog wreed veel aan je gedacht, en dat zij dan zal lachen, mooier dan zij bij leven kon lachen, en dat zij mij alles uit zal leggen en dat het magnifieker zal zijn dan ik ooit had gedacht - en ook een beetje kitscherig, want zij hield van bladgoud en bleke meubelstukken.

Soms word ik in het appartementsgebouw bezocht door het langverwachte meisje. Wij drinken dan thee met tijm of gember en voeren lange gesprekken. Soms hoor ik haar in de andere kamer lachen om iets wat op televisie wordt gezegd. Als de ruiten bewasemen, verschijnt onverwacht weer het hartje dat ik vorige winter met mijn wijsvinger in de waterdamp trok. De poetsvrouw begrijpt mijn terughoudendheid niet, als zij vraagt of het geen tijd wordt om eens de ramen te wassen.

Soms ook word ik bezocht door mijn dochter, die reeds al de namen van haar vingers kent. Zij houdt van pitloze druiven en ook al een beetje van Bob de Bouwer. Zo teder strekt de commercie haar klauwen uit.

Soms ook ben ik hier geheel alleen. Ik dwaal dan door de kamers en de gangen alsof die eindeloos waren, ontlucht hier een radiator, hang daar een lijst recht en geef ook de planten af en toe water, wat mij voldoening schenkt. Soms bereid ik voedsel, soms stoor ik mij aan berichtgeving in de krant. 'Laurent laat lievelingshond met haardroger ontdooien'. Soms denk ik dat ik zou moeten investeren in plaats van werkeloos op het lengen der dagen te wachten.

Soms plak ik een nieuwe foto tegen de muur van het kleine toilet, waar het altijd warm is en geborgen. Lemmy van Motörhead, extatisch zijn gitaar bewerkend. De jonge Winston Churchill, met buishoed en guitige blik. Auto's die in het New York van 1941 stoppen voor een eend die de straat overwaggelt. Mijn laatste aanwinst is het eerste tekenstrookje van Jommeke, zoals dat lang geleden in 't Parochieblad stond.

Soms word ik naar buiten gedwongen. Ik zie nummerplaten als BIG en AIE en SUX. Een fermette met karrenwiel en zonnepanelen. Mensen met kledingstukken waarop in koeien van letters Bikkembergs staat, en GUESS ? Ik heb er het raden naar waarnaar ik moet raden. Zelf beweeg ik mij zo labelloos mogelijk door de straten. Er valt 'een spatje neerslag', zoals het weerbericht eufemistisch heeft voorspeld. Ik zie een hond met roze en gezwollen spenen, low profile dribbelt hij voort, schuldbewust zou men haast zeggen. Alsof hij zich schaamt voor de eigen gedrochtelijkheid.

In café De welgekende sneppe zitten groezelige mannen achter glazen boterhammen. 'Welkom in Gent', staat op de parkeermeter te lezen. 'Betalend van 9 tot 24 uur.' Ik grinnik en wandel doelgericht verder, als een die andere koeien te wassen heeft en varkentjes bij de horens te vatten.

Reacties : jp.mulders@skynet.be


woensdag 18 november 2009

dinsdag 17 november 2009

ONZICHTBAAR - PAUL AUSTER - ROMAN

Onzichtbaar (Invisible) toont een Paul Auster in bloedvorm. Op de eerste bladzijden maken we kennis met ik-figuur Adam Walker, een jonge literatuurstudent en aankomend dichter. Het is voorjaar 1967 en Walker maakt op een feestje in Manhattan kennis met een tweetal dertigers: hoogleraar Rudolf Born en zijn geliefde Margot.
Beiden betonen zich zeer in hem geïnteresseerd en het komt tot een vervolgafspraak. Born – een exuberante persoonlijkheid met dikwijls provocerende opvattingen – blijkt bereid Walker financieel te steunen bij het opzetten van een literair tijdschrift, terwijl Margot vooral gefascineerd lijkt door Walkers fysieke schoonheid.

Al vroeg in de roman heeft Walker het gevoel dat de twee iets onwerkelijks hebben, ‘alsof het denkbeeldige personages waren in een verhaal dat zich afspeelde in mijn hoofd’. Bij de Auster-lezer gaat dan al snel een rood lampje branden, maar vooralsnog lijkt er niets aan de hand. Born krijgt de kans zich verder te profileren als radicale intellectueel met zeer veel contacten, ook in overheidskringen, en tussen Walker en Margot komt het tot verwikkelingen die zich allerminst alleen in het hoofd van de eerste afspelen.

Dan vindt er een cruciale gebeurtenis plaats: tijdens een wandeling worden Walker en Born, net buiten Riverside Park in Manhattan, overvallen door een jongen die hen onder bedreiging van een pistool wil beroven. Born grijpt naar zijn binnenzak, alsof hij zijn portemonnee wil pakken, haalt een stiletto tevoorschijn en steekt de overvaller neer. Walker is geschokt en rent na een korte ruzie met Born weg om een ambulance te bellen. Als die aankomt is het lichaam van de overvaller echter verdwenen. Pas later, in het park, wordt het aangetroffen, met meer dan twaalf steekwonden in borst en buik.

Op dat moment wordt het verhaal onderbroken en maken we kennis met Jim Freeman, succesvol schrijver. Het verhaal dat we zojuist hebben gelezen blijkt een manuscript te zijn, geschreven door Adam Walker, een oude kennis van Freeman. De twee zijn elkaar na hun studie uit het oog verloren. We leven inmiddels in 2007, Walker lijdt aan een terminale ziekte, en probeert op zijn sterfbed zijn autobiografische roman 1967 te voltooien. Hij is onzeker over zijn project, vraagt Freeman om advies, en stuurt hem vervolgens een tweede hoofdstuk. (Hans Bouman - de Volkskrant)

Je valt bij Auster vaak van de ene verbazing in de andere; alles kan ineens heel anders blijken te zijn, en dat zonder dat het onwaarschijnlijk wordt. En daar zit ook iets pesterigs in. Auster weet je soms tot tranen toe te ontroeren - wat in Onzichtbaar op diverse momenten het geval is - terwijl in je achterhoofd voortdurend een stemmetje blijft klinken dat fluistert dat wat je nu leest, misschien helemaal niet waar is, of dat het, als iemand anders dit zou vertellen, heel anders in elkaar zit, of, nog weer anders, dat wat je leest, inderdaad 'slechts' een verhaal is, fictie, misschien niet iets om je wérkelijk druk over te maken. (Arie Storm - Het Parool)


'Want het treurige feit blijft: er is veel meer poëzie dan rechtvaardigheid op de wereld,' staat er ergens. Kan best zijn, maar als die poëzie van Paul Auster komt, en een soeplepel troost biedt, dan hoeft die vaststelling toch niet zó erg gedramatiseerd? (jm - HUMO)

It is a book of youthful rage, unbridled sexual hunger, and a relentless quest for justice. With uncompromising insight, Auster takes us into the shadowy borderland between truth and memory, between authorship and identity, to produce a work of unforgettable power that confirms his reputation as “one of America’s most spectacularly inventive writers.”






maandag 16 november 2009

NEEM MIJ TOT JE - HANNY MICHAELIS



Neem mij tot je
als brood. Drink mij,
adem mij in.

De binnenkant van je huid
zal ik kussen, je gebeente
verwarmen. Je hart
dat als een getergde vogel
tegen de kooi van je ribben slaat,
zal ik liefkozen zachter dan
het licht de toppen der bomen.

Om alles wat mij
niet langer lief kan zijn.
smeek ik je: lijf mij in.
Buiten jou kan ik niet leven.



vrijdag 13 november 2009

WAAROM IK GEEN CHRISTEN BEN - BERTRAND RUSSELL

Af en toe worden klassiekers opnieuw vertaald, opgepoetst, en in een nieuwe jas gestoken. Naar aanleiding van zo’n heruitgave, gaat Klara Classics op zoek naar een cultureel spilfiguur met een zwak voor de klassieker in kwestie.

Wetenschapsfilosoof Jean Paul Van Bendegem opent de reeks met een bevlogen betoog voor het essay 'Waarom ik geen christen ben'. De tekst is een neerslag van een lezing uit 1924 door de charismatische Britse filosoof Bertrand Russell (1872 – 1970).

In het essay zet Russell op sprankelende wijze uiteen waarom hij het Christendom maar niets vindt. Religieuze en ethische gevoelens worden tot op het bot geanalyseerd. Met de nodige humor, maar nooit grof of kwetsend. Een klassiek essay dat nog niets aan actualiteitswaarde heeft ingeboet. (Klara)

['Waarom ik geen christen ben' Bertrand Russell, Meulenhoff 2009]


donderdag 12 november 2009

MOPPEN TAPPEN - JEAN-PAUL MULDERS


Zo'n zondag is het waarop alles pais en vree is, om dat zo maar eens te zeggen, zo'n dag waarop de zon als goudstof door de berken valt waardoor het lijkt alsof de wereld bestuurd wordt door een rechtvaardige hand en alle onheil maar tijdelijk oponthoud is. We hebben op het rode bed een middagslaapje bedreven, het bed met de papavers, en ik heb paté du chef Marcel bereid, een recept dat ik in de vorige eeuw nog van de vader van Jotie T'Hooft heb gekregen, en dat ik af en toe nog eens bereid om Marcel te gedenken, Marcel met de witte haren en de witte baard die aan de telefoon altijd zo waardig zijn naam uitsprak. Je vindt dat niet vaak meer, mensen die hun naam uitspreken met een zekere trots, vaker raffelen ze dat af alsof ze zich schamen en zo verwonderlijk is dat eigenlijk niet. Verwonderlijker is dat we iPods en ruimtesondes hebben, maar nog altijd Decaesstecker en Turtelboom heten. "Zoals het dier ?" vroeg ik, toen een meisje zich onlangs aan mij voorstelde als Gloria Buffel. Zij knikte en bloosde een beetje.

250 gram kalfsgehakt, 1 soeplepel bosbessen, 1 geut portwijn - in de gedoofde oven langzaam laten afkoelen. Het voelt raar dit te lezen in het handschrift van iemand die heden reeds zelf is gedoofd en je vanuit het graf instructies geeft om je buikje lekker rond te smullen. Smakelijk ! staat er tot besluit met een sierlijke krul, en ik betreur het dat ik Marcel geen geut lekkere portwijn meer kan inschenken. Zelf goot hij die in geheimzinnige groene flessen uit de napoleontische tijd, die hij ergens op de kop had kunnen tikken. Maar swat, dat alles is lang voorbij, een van die treinen waarvan je de achterlichten in de verte ziet verdwijnen, in nacht en nevel en de geur van oude regenjassen. De wereld hangt van afscheid samen maar intussen proberen we er het beste van te maken en onze tijd nuttig te besteden, door bijvoorbeeld naar het museum van dr. Guislain te rijden waar een tentoonstelling loopt over het geheugen, wat een mooie bestemming lijkt voor een wat overbelichte zondagmiddag als deze. De plek blijkt echter nogal confronterend, met doeken vol bloed en afgehakte handen die aan de takken van de bomen hangen en hersens op sterk water en zelfs het steekkaartensysteem van een alzheimerpatiënt, die op duizenden kaartjes alles nauwgezet noteerde, tot zelfs zijn lievelingseten, dat hij op den duur óók dreigde te vergeten.

Er zijn oude rolstoelen en brancards en nagebouwde lazaretten en grote foto's van patiënten die in een insulinecoma worden gebracht. Het meest adembenemend vind ik de foto's van de Wagners, een Duits koppel dat zichzelf elk jaar op kerstavond gefotografeerd heeft, van 1900 tot 1945. Je ziet het jonge stel, in het begin nog kinderen haast, jaar na jaar vergrijzen en rimpels krijgen met een wreedheid die je normaal bespaard blijft omdat je dagelijks in de spiegel kijkt en dus langzaam wordt voorbereid.

Dit is niet wat wij verwachtten als milde verstrooiing. Het besef dat heel ons universum, van de geur van doperwtjes tot onze diepste emoties, chemisch en elektrisch en dus kwetsbaar is, wordt er nogal ingewreven. Het leed loert grijzend om elke hoek en ik wou dat ik zo iemand was die moppen tapt, en die zich overal met een kwinkslag vanaf kan maken. Bij gebreke aan deze handige eigenschap, om de benauwdheid af te schudden, maken wij een boswandeling in de herfst. In de huizen zien wij haardvuren branden en een reiger vangt een vis. Er zijn dingen die wij onuitgesproken laten, om tot slot in het witte dorpje een pannenkoek te eten met boter en suiker. De troostende waarde van pannenkoek kan nauwelijks worden overschat - zeker als in het etablissement van die deftige oude dametjes zitten met dure jassen en wenkbrauwen die geëpileerd zijn in de jaren zestig, toen zij jonge meisjes waren. Op tafel staan kelken Chimay en Orval en Westmalle.

Thuisgekomen stel ik vast dat maar liefst drie orchideeën in de vensterbank op het punt staan weer te bloeien.

Reacties : jp.mulders@skynet.be


woensdag 11 november 2009

ECHTE HELDEN



Bart Verbeeck (22) uit Mechelen heeft hooguit nog enkele maanden te leven. Over zijn ongeneeslijke vorm van botkanker is hij samen met zijn broer Joris een blog gestart op de sociale netwerksite Facebook.

"Als ik er niet meer ben, hoop ik dat anderen moed putten uit mijn initiatief", zegt hij. "Ik wil andere mensen ook aanmoedigen om elke dag van het leven te genieten." (gva 06/11/2009)

Dit bericht is blijven hangen en spookt de laatste dagen door mijn gedachten. Wat doet de mededeling: 'U bent terminaal en hebt nog een paar maanden te leven!" met een prille twintiger? In een interview stelt Bart dat je eerst het verdict moet aanvaarden voor je verder kan met je leven. Is dit de ironie van het noodlot? Je bent op weg naar Isfahan waar de man met de zeis op je wacht. Een reis van een paar maanden waar je nog het beste moet van maken. Ik denk te begrijpen wat hij bedoelt, je moet de diagnose aanvaarden anders is de resterende tijd een nog grotere hel.

Al de sympathiebetuigingen op facebook (de groep telt meer dan dertienduizend leden) zijn ontroerend en hartverwarmend. Ik hoop van harte dat Bart en zijn broer daar iets aan hebben.

Gisteren de reportage gezien in KOPPEN XL (Echte helden): 14 juli 2008, de Britse soldaat Andy is op patrouille in Afghanistan. Om twintig over zeven slaat het noodlot toe. Soldaat Andy stapt op een door de Taliban zelfgemaakte landmijn. Als bij wonder overleeft hij de aanslag. Maar z’n beide benen is hij kwijt. En ook para Tom (foto) trapt op een vuile bom. Hij verliest niet alleen z’n benen, maar ook z’n rechterarm.

In een bijzonder aangrijpende reportage zien we Andy en Tom, van het moment van de laffe aanslag tot hun maandenlange strijd om te blijven leven. Andy en Tom staan voor een aartsmoeilijke revalidatie. Ze zijn verminkt voor het leven, maar opgeven is geen optie.

Het is een verhaal van moed, wilskracht en liefde. Ik heb mijn tranen de vrije loop gelaten.

Ik besef iedere dag dat ik een gelukzak ben, zelfs zonder die reportages.


KIM & VANMOL

maandag 9 november 2009

ANTWERPS MEISJE - REMCO CAMPERT


Het was laat in de avond
regen in lamplicht gevangen
sloeg neer op het macadam
van de Mechelsesteenweg
je had een offwhite jurkje aan
ik schatte je op vijftien
je liep langs de straat
waar ook ik overging
auto's passeerden remden af
reden weer verder
je vroeg de weg naar de Muze
café waar Ferre optrad
Ferre Grignard de anger van jouw lied
zijn stem die op de radio geklonken had
en waarheen je nu op weg was
'volg de tramrails maar
dan vind je hem vanzelf'
en ik onnnozelaar liet je gaan

Antwerps meisje
dat ik in mijn hart draag
wat heb ik toch gedaan
met mijn leven


Uit: 'Nieuwe herinneringen', 2007.

donderdag 5 november 2009

MANNEN VAN WHISKY & MANNEN VAN COLA


Zo zitten we hier in het jaar onzes Heren tweeduizendnegen, het jaar bestaat nog maar Onze Heer is verdwenen, dat heb ik gisteravond ten overvloede vastgesteld toen ik een kerk binnenstapte waar drie mensen en een paardenkop zaten, en de priester las dapper voort uit de evangeliën ondanks het feit dat een uitzending van Blokken 200.000 keer meer kijkers trekt dan zijn gebeden, maar dat was zijn probleem en niet het mijne en ik verliet het kerkje als een spook, als een schim die langs de gevels gleed, ik glijd steeds liever voort in schimmigheid, een deel van mij behoort reeds tot het schimmenrijk te weten alle dagen die ik achter mij heb gelaten en die nooit meer terug zullen keren want tempus fugit irreparabile, dat weet ieder mens die nog een beetje serieus Latijn heeft gestudeerd, het zijn er steeds minder maar ik ben een van de overlevenden, tien woordjes per dag, negen uur per week op de leeftijd van twaalf jaren, ik heb ook geleerd hoe de tangens te berekenen en waarom Christus zo gespierd aan het kruis hangt op de schilderijen van Rubens en verder ook nog Kurt, es gibt Käse und Wurst maar een knoop aan je jas leren naaien, ho nee, dat niet, en ook niet hoe je chili con carne moet maken maar goed, dat kan ik nu toch, tot spijt van wie het benijdt, en terwijl de chili op het vuur staat te pruttelen, lees ik in Black Venus van Jef Geeraerts, dat boek epateert mij omdat het na die bijna vijftig jaren fris en krachtig is gebleven, ik ben een bewonderaar van de schrijver Jef Geeraerts omdat die zelf ook een sterk personage is en boeken met ballen heeft geschreven, alle met de hand, omdat Geeraerts iets van een roofdier heeft maar dan op de juiste manier, het goede roofdier zeg maar, er zijn roofdieren waarnaar je kunt opkijken en roofdieren waarop je moet spuwen en de schrijver Jef Geeraerts reken ik tot de eerste soort, al moet ik toegeven dat mijn sympathie voor hem gevoed wordt doordat hij gezegd heeft van mijn weemoed te houden, ik voelde mij verheugd omdat de grote Jef Geeraerts dat zei, zomaar uit zichzelf, terwijl er zoveel mensen zijn aan wie je weemoed moet verkopen als een voyageur in stofzuigers, door je voet tussen de deur te steken die zij slaapdronken hebben geopend, ze vegen weemoed op een hoopje met zwartgalligheid, terwijl het daar geen uitstaans mee heeft en ik ook blij kan zijn als een kind, zoals met de vrieskou vanochtend, zoals met het zonlicht dat zo helder op de blaadjes van de linde scheen, zoals met het feit zelfs dat mijn pen bijna leeg is en ik ze straks dus weer mag vullen, een activiteit waar een inktpot aan te pas komt en een zuigertje, een bezigheid die mij verheugt zonder dat ik kan uitleggen waarom maar mocht ik een zwartgallig mens zijn dan zou ik toch zeker geen plezier beleven aan het voltrekken van een pen met koningsblauwe inkt, of aan het verder lezen in dat boek Black Venus, wat ik zo meteen ga doen, ik zit nog maar aan de belevenissen van Marie-Jeanne, speels als een antiloopje en jong en mooi, o zo mooi en met een mond als een gretige zuignap en een clitoris als een bolletje kwik dat steeds aan de top van zijn middelvinger tracht te ontsnappen, als ik die verhalen over boys en negorijen lees dan denk ik aan mijn vader, die in die heidense, heilige periode ook dertien jaar in Congo heeft gezeten en god weet wat heeft uitgevreten zodat ik misschien wel een Afrikaans halfzusje heb zonder het te weten en misschien ook niet, je hebt mannen van whisky en mannen van cola en mijn vader was definitely een man van de cola dus wellicht valt het mee, hoewel de gedachte aan zo'n halfzusje mij niet tegenstaat maar mij juist fascineert, het zou interessant zijn daar eens naar op zoek te gaan, ooit, als de bonussen van de bankiers betaald zijn alsook de belasting op de toegevoegde taksen, als de hond is uitgelaten en het smeergeld uitgekeerd - en er verder geen dringender dingen mijn toch al op de proef gestelde aandacht vragen.

Reacties : jp.mulders@skynet.be


KIM & VANMOL





maandag 2 november 2009

HET LIGGEN AAN ELKAAR - STIJN VRANKEN



Het liggen aan elkaar
als wrakken aan versleten oevers.
De wind die ons niet meer raakt.
Het getij dat ons vergeet. De horizon
die ons niet alleen niet meer vindt,
maar zelfs niet meer zoekt.
Het dan maar lek slaan uit verveling.
De ratten in je romp. De honger.
Het wakker liggen. Roerloos
onder witte vlaggen.

Vooral dat.