NIEUWS     VERKEER      CULTUUR      WEER     SPORT     CONTACT         

maandag 31 mei 2010

DE WOLKEN - MARTINUS NIJHOFF



Ik droeg nog kleine kleren, en ik lag
Lang-uit met moeder in de warme hei,
De wolken schoven boven ons voorbij
En moeder vroeg wat 'k in de wolken zag.

En ik riep: Scandinavië, en: eenden,
Daar gaat een dame, schapen met een herder -
De wond'ren werden woord en dreven verder,
Maar 'k zag dat moeder met een glimlach weende.

Toen kwam de tijd dat 'k niet naar boven keek,
Ofschoon de hemel vol van wolken hing,
Ik greep niet naar de vlucht van 't vreemde ding
Dat met zijn schaduw langs mijn leven streek.

- Nu ligt mijn jongen naast mij in de heide
En wijst me wat hij in de wolken ziet,
Nu schrei ik zelf, en zie in het verschiet
De verre wolken waarom moeder schreide -


zondag 30 mei 2010

DENNIS HOPPER - BLUE VELVET - DAVID LYNCH




Schitterende film

vrijdag 28 mei 2010

WE ZIJN ALLEMAAL EEN BEETJE WILSON - DANIEL CLOWES


Wilson is een eenzame mopperaar, een zelfingenomen blaas, een negatief ingestelde onnozelaar die zijn zielige mening over de wereld onverbloemd in elke hoek van de wereld achterlaat.

Tachtig pagina's lang toont striptekenaar Daniel Clowes ons de alledaagse, ons omringende dingen in één-pagina-stripjes.

Wilson blijft in het koffiehuis maar ongevraagd tegen een student leuteren die vanachter zijn laptop zit te werken, ook al geeft die laatste duidelijk aan geen zin te hebben in conversaties. In een andere scène brengt Wilson gênante grappen ten gehore en is hij stomverbaasd dat zijn medemens er niet om kan lachen. Of hij stuurt familieleden een doos hondenpoep en toont, wanneer het tot een confrontatie komt, niet eens te beroerd om dat op te biechten.

Opvallend daarbij is Wilsons manier van verschijnen: Dan weer wordt Wilson realistisch afgebeeld, dan weer wordt hij een soort cartoonfiguur (met dikke aardappelneus), dan weer verschijnt er een tussenvorm.

Is het papieren personage Wilson het alter ego van Daniel Clowes zelf? Die vraag zal de Amerikaanse auteur na dit boek wel vaker gesteld worden. Het antwoord: ja en neen. Clowes zelf omschrijft Wilson als een soort van avatar die dingen doet en kan waarvan hij voor zichzelf al lang geleden heeft uitgemaakt dat dat niet netjes is. Terwijl Wilson geen blad voor de mond neemt en nergens ofte nooit censuur toepast, staat Clowes voor zelfcensuur. Als hij al zijn mond opentrekt en zijn mening geeft, doet hij dat op een weloverwogen, beleefde manier. Langs de andere kant omschrijft Clowes zijn papieren personage ook als een über-protagonist.

"Wilson is iemand die me in het dagelijks leven het bloed onder de nagels vandaan haalt, maar tegelijkertijd bewonder ik hem om wat hij durft." Een en al bewondering én walging dus, tegenover deze Wilson. Dat is wellicht de reden waarom dit personage niet zwartwit is, en waarom de menselijkheid van Wilson zo erg doordringt en de lezer meteen een spiegel voor de ogen houdt. We zijn immers allemaal Wilson. Misschien niet 24 op 24 uur, maar gedurende de dag of de week beschikken we zeker over Wilson-momenten.

De allereerste pagina spreekt daarin boekdelen. "Ik hou van mensen", zegt Wilson, terwijl hij verder opmerkt dat iedereen een verhaal te vertellen heeft en het zo tragisch is dat we elk gevoel van verbondenheid met de medemens kwijt zijn. Die woorden zijn nog niet koud, of een buurvrouw begint hem op straat te vertellen over haar computerproblemen, en hoe de helpdesk haar van het kastje naar de muur verwijst.

In het laatste plaatje steekt de echte Wilson de kop op. "Jezus, mens, hou je nu nooit 'ns je mond?" Herkenbaar, want wat wij misschien wel denken, zegt Wilson zonder enige scrupules. Een held voor de ene, een ongelooflijke klootzak voor de andere. Mocht de wereld voor de helft bestaan uit individuen als Wilson, dan wordt de andere, betere helft in geen tijd weggepest door het gezanik van dit personage.

Daniel Clowes maakte in het verleden prachtige tienerstudies als het verfilmde "Ghost World", maar verkent nu de wereld van de rijpere medemens. Ook daarin toont hij zich niet onbevoegd.

Wie stripkleuter "Dennis the menace" nog kent van vroeger, ontmoet hem nu opnieuw in de persoon van Wilson. Het kleine rotzakje is een groot, chagrijnig rotzakje geworden. Aardige mensen kunnen er wellicht meer om lachen dan diegenen die écht op Wilson lijken. Die laatste groep steekt best de kop in het zand. Heel, heel diep in het zand. (bron: Cobra.be)

Geert De Weyer

[ "Wilson" Daniel Clowes, Oog & Blik/ De Bezige Bij. 79 p.]


donderdag 27 mei 2010

OPSTIJGENDE CLOACA'S - JEAN-PAUL MULDERS


Er was zon, er waren zelfgemaakte confituren en een klein flesje champagne, meegesmokkeld door het meisje met de mooie ogen. Er waren berichten in velerlei kleuren en ook een paar van die digitale, met muziekjes uit de flipperkast. Alleen dit ene mankeerde : een kaart in het kordate handschrift van mijn grootmoeder. Het was nu al mijn tweede verjaardag die zij miste, wat minder erg lijkt dan de eerste maar in feite was het wreder, omdat het bewees dat zij niet meer terug zou komen hoe lang ik ook leefde.

Enkele uren slechts nadat ik uit het moederlijf tevoorschijn werd getrokken, in mijn bigbangetje van bloed en lichaamssappen, lag ik vreedzaam te kajakken op de Ourthe. Dat zich tussen beide gebeurtenissen vier decenniën hadden genesteld, en nog wat wisselgeld, was nu even van ondergeschikt belang. De stroming was mild, soms ook onverwacht heftig, dan weer deden verraderlijke stenen onder het wateroppervlak ons bootje bijkans kantelen. De afdaling vertoonde gelijkenissen met het leven zelf en op een glad en rimpelloos stuk rivier dacht ik : dit zou nu toch ook wel eens mogen komen, een lange en rustige etappe, als gelukkig getrouwd eerstaanwezend ambtenaar bijvoorbeeld, in plaats van dat gespartel.

Tegen de rotsen, een meter of vijftig boven mij, hees een bergbeklimmer zich moeizaam naar omhoog. Net op het moment dat ik naar hem keek, verloor hij zijn grip en begon langzaam te vallen en hij riep shit !, meer geërgerd dan bang. Ik vond dat al banale laatste woorden, toen ik zag dat hij gelukkig door zijn veiligheidstouw werd gered. De stopplaats van Kajak Maurice kwam al in zicht toen drie wilde eenden opstegen van het wateroppervlak. Snaterend vlogen zij in de richting van de zon, waarbij een van hen het niet kon laten zijn ingewanden leeg te persen op mijn kajak, mijn zwemvest en mijzelf. De drek op mijn mouw dampte zelfs een beetje. Godver, ketste mijn kreet over het water, en mijn vriendin lachte. "Story of my life", gromde ik. "Drie vogels in een landschap en verder geen levende ziel. Hoe groot is dan statistisch de kans dat je stront op je kop krijgt ?"

"Je weet toch dat het geluk schijnt te brengen ?"

Volgens de volksmond wel, ja, hoewel de voorspoed voor mij niet per se het maagdarmkanaal van een krakeend moet volgen. Het lot mag mij zijn zegeningen gerust wat rechtstreekser overhandigen, in plaats van ze te vermommen als peulvruchten met negen erwten, onbekende honden die mij naar huis vergezellen en spinnen in het avondlicht.

Bij de menhirs en dolmens, die achteloos als kiezels over het landschap waren uitgestrooid, was een gezelschap neergestreken van rare snuiters. Ze knuffelden elkaar en prevelden onhoorbare woorden, om dan in wijder wordende concentrische cirkels om de dertig ton wegende deksteen te lopen, zwaaiend met een knoestige stok, zuchten van bevrijding slakend. Vervolgens begonnen zij met ontbloot bovenlijf te chanten. Wij zaten daarbij en keken ernaar, en aten een homp notenworst. Ik ben niet zo iemand die mysterieuze krachten toedicht aan onze verre voorouders. Vermoedelijk tastten die nog meer in het duister dan wij, en zouden zij wat graag een elektrische koelbox uit de Aldi hebben bezeten en een flatscreen om naar Move like Michael Jackson te kunnen kijken. Wel was ik onder de indruk van de zekerheid dat hier mensen hadden gezwoegd en gesproken, daar in dat donkere verleden toen Mohammed en Jezus en zelfs de Boeddha nog moest komen.

Des avonds, in een nabijgelegen dorp, ging ik op zoek naar misschien wel het minst spirituele voorwerp dat je kunt vinden : een bankautomaat van Fortis, waar ik geld wou afhalen voor een voedzaam avondmaal. Tot mijn verbazing bleken er, naast de diefstal van 3,52 euro maandelijkse equiperingskosten van bankwege, op mijn rekening prettig te noemen bedragen overgeschreven die ik hier en nu niet had verwacht. Ondanks de nuchterheid van onze samenleving, waar politiek & economie & geloof samen gezellig op apengapen liggen, was ik geneigd in die stortingen de hand te zien van Zij Die Mij Alles Gunde. Misschien wou zij mij nog wat drinkgeld geven. Misschien had zij ook wel die eend op mij laten schijten, als knipoogje van aan de overkant, waar zij uiteraard full control heeft over opstijgende cloaca's. Onzin, ik weet het. Toch ben ik geneigd het te willen geloven, omdat het het onaanvaardbare aanvaardbaarder maakt - zoals trouwens ook mijn ginkgoboompje, dat na een lange kale winter opeens weer frisse blaadjes blijkt te krijgen, als om het geloof in de wederopstanding onaangetast te laten.


jp.mulders@skynet.be


woensdag 26 mei 2010

maandag 24 mei 2010

KOOITJE - CORNELIUS BUDDINGH



mooi is een kooitje
met een kanarie erin

heel mooi ook een kooitje
met een parkiet erin

met een merel erin, met een kolibri erin,
een slavink erin, een bos wortelen erin
blokjes marmer erin, een glas water erin

maar het mooiste is eigenlijk
een kooitje met niets erin


uit: 'Plint'.


zondag 23 mei 2010

donderdag 20 mei 2010

L'ENFER (C'EST LES AUTRES) - JEAN-PAUL MULDERS


"Bumperklevers", zegt zij.

"Al onze medewerkers die in gesprek zijn", antwoord ik.

"Baasjes die zich uit de voeten maken zonder de drol van hun hond op te ruimen", zegt zij.

"Mensen die naar je staren alsof je iets van ze aan hebt", pareer ik.

"Mensen die in de supermarkt staan te bellen terwijl ze afrekenen", vervolgt zij.

Ik : "Het rolletje dat net op is als jij aan de beurt bent. Caissières die je wisselgeld op je rekeningetje gooien en angstvallig vermijden je hand aan te raken."

Zij : "Dat zijn er twee. Vergooi je kansen niet zo."

Ik : "Je snijden aan een blad papier."

Zij : "De computer die crasht juist als die vervelende brief af is."

Ik : "In hondenpoep trappen. Het goedje met een stokje uit het profiel in je zool moeten peuteren. Het toch nog uren ruiken."

Zij : "Hondenpoep hebben we al gehad. 't Is goed voor één keer."

Zij : "Mensen die walgelijk veel verdienen en zeggen dat ze daar hard genoeg voor werken. Alsof jij op je luie krent zit."

Ik : "De slogan Have a happy period uit de Alwaysreclame."

Zij : (lacht) "Hoe kom je dáár nu bij ?"

Zij : " Tamara Tapaait - zit vol stofmaait. "

Ik : "Die vind ik anders wel grappig."

Ik : "Collega's die fanatiek in appels bijten als jij je probeert te concentreren."

Zij : "Geld dat wordt opgehoest. Dingen die de pan uitswingen. Mensen die ergens voor gáán."

Ik : "Een vent die naast je op de grond rochelt."

Zij : "Voetbalsjerpen die op de autosnelweg uit ramen van auto's bungelen."

Ik : "Middenstrookrijders."

Zij : "Rechtsinhalers."

Ik : "Sportwagens die met 180 per uur op het linkervak rijden, met het linkerknipperlicht aan."

Zij : "Voetgangers die je misprijzend bekijken als je stopt voor het zebrapad."

Ik : "Voetgangers die voor het zebrapad lummelen zonder van plan te zijn over te steken."

Zij : "Ja !"

Zij : "De medewerker van een helpdesk die per se je 17-cijferige klantennummer moet weten."

Ik : "De medewerker van een helpdesk die je aanspreekt met je naam, nog voor je die zelf hebt gezegd."

Zij : " Leo Laminaot - mokt gere veel lawaot. "

Ik : "Laten we stoppen met reclame, anders blijven we bezig."

Zij : "Oké."

Zij : "Camions die één kilometer per uur sneller rijden dan de camion die ze inhalen."

Ik : "Auto's die invoegen met een zwierige zwaai, op het laatste moment, over een doorlopende witte streep."

Zij : "Een konvooi luxewagens met van die korte nummerplaten, die onder dekking van een zwaailicht veel te snel inhalen, ondanks het smog-alarm."

Ik : "Je fantasie is onuitputtelijk. Laten we stoppen met het verkeer, of we zitten hier tot morgen."

Zij : "Fair enough. Een programma dat crasht en vraagt of je een foutenrapport naar Microsoft wil sturen."

Ik : "In het frietkot komen met slechts één wachtende voor jou, die een papiertje tevoorschijn haalt waarop zeven curryworsten, drie bickyburgers en vijf kleintjes staan met stoverij, om de Vlampijp en de Lange Lümmel niet te vergeten."

Zij : "Goeie !"

Zij : "Dertig cent betalen om een toilet te mogen gebruiken dat er zo smerig uitziet alsof de duivel er heeft gejongd."

Ik : (schaterend) "Te laat merken dat het toiletpapier op is."

Zij : "Spam. Does your girlfriend also complain ?"

Ik : "Al onze medewerkers die - euh - al onze medewerkers die nog steeds in gesprek zijn."

Zij : "Dat héb je al gezegd. Ik win !"

Ik : "Shit."

We zouden elk om beurt een ergernis noemen, tot een van ons er geen meer vond. Ik heb de weddenschap verloren, waarvan de inzet was : te mogen beslissen wat onze vakantiebestemming wordt.


jp.mulders@skynet.be


woensdag 19 mei 2010

GEEN WOORDEN - HEIDI LENAERTS


Ik heb er geen woorden voor.
Niet meteen de beste zin om een blog mee te beginnen. Ik weet het…

Ruben


Ruben is thuis.
Wat betekent dat nog voor hem?

Ik las net dat ie inmiddels weet dat ie zijn ouders en zijn broer kwijt is.
Wie zou het hem verteld hebben?
En hoe vaak? Voor het écht tot hem doordrong?
Hij is de enige overlevende van een verschrikkelijke vliegramp.
Zal dat ‘m sterker maken, onoverwinnelijk?
Of zal ie zijn hele verdere leven lang “missen”?
En waar zal ie troost vinden? Zal ie troost vinden?
Ik vraag het me al een paar dagen af…

Jolande


Journaliste Jolande van der Graaf, van De Telegraaf, moet ook met veel vragen gezeten hebben.
Want ze belde Ruben.
Ik noem haar met haar volledige naam. Dat mag. Want De telegraaf schond de rechten van Ruben door zijn achternaam te publiceren.
Even dacht ik: “Waarom wordt ie niet overal met een heel andere naam genoemd? Zodat ie dit alles rustiger kan verwerken, en vooral “simpelweg” verder kan leven in zoveel mogelijk anonimiteit?

Maar ik ben naïef. Al werk ik in “De Media”…

Zou Jolande kinderen hebben?
Zou ze al eens iets heel verschrikkelijks hebben meegemaakt?
Wie zou ze al verloren hebben?
Zou het “haar” idee geweest zijn om Ruben te bellen? Of dat van haar bazen. Die haar ertoe verplichtten: “Zie maar dat je hem aan de lijn krijgt! Of je ontslag!”

Ik vraag het me af…

Ik googelde Jolande van der Graaf.
En ik ontdekte een youtubefilmpje. Waarin haar hoofdredacteur zich ver-schrik-ke-lijk staat op te winden. Omdat er een huiszoeking plaatsvindt bij Jolande. Naar aanleiding van één van haar artikels.
“Een huiszoeking, nu, terwijl ik hier met u sta te praten! Het is een regelrechte schande! Schending van haar privacy! Verschrikkelijk voor haar en haar familie!” Dat roept ie me toe, in de camera.
Als ik iets in mijn mond had gehad terwijl ik het las, ik had me verslikt…

Het had natuurlijk eender wie uit “De Media” kunnen zijn die dat telefoontje pleegde. Maar Jolande was eerst. De Telegraaf was eerst.

Schuld en boete


De Telegraaf heeft zich verontschuldigd.
Dat is makkelijk.
De Telegraaf zou levenslang moeten boeten. En Ruben verwennen. Met ontelbare bezoekjes aan De Efteling. De mooiste troostende liedjes en boeken. Reizen naar verre, inspirerende oorden. Elke week minstens één verrassing. En met nog veel meer waar ik nu niet meteen op kan komen. In alle anonimiteit.

Dan zou ik eens een keertje reuzetrots zijn op “De Media”.
Maar ik ben naïef…

Volgens De Telegraaf is het gesprek “onverwachts ontstaan”.
Ik ben niet zo naïef.

Ik hoop dat Jolande nooit iets heel verschrikkelijks hoeft mee te maken waar niemand woorden voor heeft.
En ik hoop dat als dat toch gebeurt, dat ze dan zéker geen telefoontjes krijgt van respectloze journalisten… (bron: deredactie.be)


KIM & VANMOL




dinsdag 18 mei 2010

LAAT HET FEEST BEGINNEN - NICCOLÒ AMMANITI - ROMAN

Fabrizio Ciba, een auteur die ooit een enorme bestseller schreef, maar nu al jaren droogstaat qua ideeën, kan maar niet beslissen of hij zal vluchten naar een Spaans eiland om daar zijn nieuwe roman te schrijven, of dat hij toch naar de megaparty zal gaan die de grootste vastgoedmagnaat van Rome, Sasà Chiatti, heeft georganiseerd in de hoop nog meer publiciteit voor zichzelf te genereren.

Saverio Moneta, bijgenaamd Mantos, is de leider van de Beesten van Abaddon. Terwijl hij overdag op zijn lazer krijgt van zijn baas (tevens zijn schoonvader) en in de avond geterroriseerd wordt door zijn zonnebankbruine, hysterische echtgenote, spreekt hij één keer in de week in het diepste geheim af met zijn satanische volgelingen om de basiselementen van de Liturgie van de Duisternis door te nemen en te discussiëren over de beste manier om een offerlam te slachten. Moneta staat onder aan de voedselketen, en de enige weg is die naar boven. Zijn volgelingen en hij slagen erin om – onder het mom van ober – te infiltreren in de party van Chiatti. Niemand is voorbereid op hun snode plannen...

In Laat het feest beginnen! draait alles om de clash tussen twee werelden: de wereld van de elite (rijk, beroemd, intelligent), die haar onzekerheid verbergt achter tralies en hekken, terwijl ze tegelijkertijd een zo groot mogelijke bekendheid nastreeft. Aan de andere kant de arbeidersklasse, die alles doet om dagelijks geluk te verwerven.

Greet Pernet sprak met de Italiaanse auteur Niccolò Ammaniti over "Laat het feest beginnen", de vertaling van diens boek "Che la festa cominci". (klik hier)

maandag 17 mei 2010

BOBBEJAAN SCHOEPEN 1925 - 2010




De Vlaamse artiest Bobbejaan Schoepen is een dag na zijn 85e verjaardag overleden aan de gevolgen van een hartstilstand. Hij verkocht meer dan 5 miljoen albums en het pretpark Bobbejaanland was zijn grote levenswerk.

Bobbejaan Schoepen werd op 16 mei 1925 in Boom geboren als Modest Hyppoliet Joanna Schoepen. Hij was een pionier in de Belgische variété en populaire muziek. Hij genoot internationale bekendheid als zanger-gitarist, entertainer, comedian, acteur en fantaisist. Hij was de oprichter en voormalig directeur van het amusementspark Bobbejaanland.

Zijn bekendste liedjes zijn "Café zonder bier", "Lichtjes van de Schelde" en "Ik heb eerbied voor je grijze haren". Hij kon virtuoos fluiten. (lees meer)

STERK - BART MOEYAERT



Ik dacht dat het niet kon:
dat iets wat je niet ziet
je alle dagen draagt
en sterker maakt.
Alsof je spieren krijgt
van liefde.

En kijk, het klopt:
Het hart van oma
slaat nog altijd over
als ze opa ziet.
Maar nu hij oud is en te bed,
misschien nog net de hemel haalt,
loopt oma sinds een poosje
krommer en vraagt ze vaker
om mijn arm.
Zonder hem krijgt
ze het huis niet warm
en zelfs de hond
zakt zuchtend naast de luie stoel.
Dus is het waar
dat liefde spieren geeft
en op den duur
ook vuur.


uit: 'Verzamel de liefde', 2003

zaterdag 15 mei 2010

Anna Karenina (Tolstoj) - Swan Lake Waltz (Tchaikovsky)




Anna Karenina is getrouwd met een twintig jaar oudere hoge ambtenaar: een streng en gevoelloos man die alleen maar denkt aan zijn carrière. Anna wordt verliefd op de jonge, rijke officier Vronski en de liefde is wederzijds. Ze trekken zich weinig aan van hun omgeving. Anna komt geleidelijk tot het besef dat ze in een hopeloze situatie terecht is gekomen. Na allerlei pijnlijke ervaringen en een gelukkige periode met haar geliefde in ltalië, wordt ze meer en meer geobsedeerd door het idee dat zelfmoord de enige uitweg is.

donderdag 13 mei 2010

100 ASA - JEAN-PAUL MULDERS


Daar in die verzonken tijden, in die verouderde voorbijheid die ik mij voorstel als een schemerige woonkamer op de bodem van de oceaan, tussen plankton en groene algen, daar zie ik mijn vader zitten, zich niet bewust van zoiets als het internet, van boerka's of zelfs maar van Barack Obama. Hij zit in het pand dat hij bewoonde in 1979, toen mijn moeder hem kortstondig had verlaten en hij naar Spanje wou om daar te overwinteren, het zou de laatste keer zijn, maar dat wist hij nog niet, hij wist wel dat hij ziek was maar niet hoe ziek precies. Soms voelde hij rare dingen, gewaarwordingen en dan zei hij hoofdschuddend, meer nieuwsgierig dan bang : ik zou toch graag willen weten wat dat is.

Hij vertrok eind november, maar niet zonder mij geschenken na te laten, want zelfs amateuristische vaders weten dat op zes december een feest wordt gevierd waarbij mensen hun kinderen cadeautjes geven, via een tussenpersoon met een staf en een mijter. Ze stonden in zijn schilders-atelier, waar zich ook nog wat tuinstoelen bevonden omdat de echte meubelen door mijn moeder waren weggehaald, in wat een vechtscheiding dreigde te worden maar uiteindelijk weer goed kwam - waarop liefde en zorgzaamheid volgden tot de dood en veel langer.

Er waren twee Latijnse woordenboeken, L-N en N-L, op de kaft waarvan mijn vader met Oost-Indische inkt mijn naam had gekalligrafeerd, sierlijk en plechtstatig zoals hij alleen dat met vaste hand kon. Die letters zijn de reden waarom die woordenboeken nu nog altijd in mijn boekenkast staan, hoewel het mij nog zelden overkomt dringend iets in het Latijn te moeten opzoeken. Voorts was er - mijn hart sloeg een tel over toen ik het zag, in de schemerige stilte, op de tafel uitgestald van het naar terpentijn ruikende atelier - het Vliegend Fort. Een magnifiek schaalmodel van dat beroemde vliegtuig, met alle geschutskoepels compleet en zelfs voorzien van een plastic minibemanning. Ik was erg into geallieerde bommenwerpers toen, ik moest nog maar aan het stelsel van kruipgangen denken dat de cockpit in mijn verbeelding met de cabine van de staartschutter verbond of ik diende mij al naar het toilet te reppen, zo spannend vond ik dat allemaal. O heerlijke tijd van de kinderjaren, waarin verschrikkingen zich nog kunnen vermommen als avontuur.

Vermoedelijk had mijn vader met een duur cadeau zijn afwezigheid willen compenseren, want hij had er ook de verfjes bijgekocht, blikken potjes met de wat ongelukkige merknaam Humbrol. Als kunstschilder had hij de kleuren met het blote oog gekozen, de codes van de fabrikant aan zijn laars lappend (hij wist vermoedelijk niet eens dat die bestonden), waardoor hij er altijd nét iets naast zat, net iets te grijs of iets te zwart, waardoor zijn ' frozen steel' deep water blue grey was, of wat voor indrukwekkende namen ze nog voor die kleurtjes verzonnen. Het was juist deze kleine onvolkomenheid, de imperfectie van zijn kennersblik, die mij tot tranen toe bewoog en mij een steekje doet voelen tot de dag van vandaag.

Dit alles komt in mijn herinnering naar boven terwijl ik naar de foto's kijk die mijn vader heeft gemaakt en die op een oud filmrolletje stonden (12 exp. - 100 ASA) dat ik pas na 27 jaar heb laten ontwikkelen. Onbedoeld is het een instrument geworden dat ik in het verleden kan doen nederdalen, zoals die onderwatercamera's die schitterende beelden maken van koralen en zeeriffen. De afdrukken zijn perfect gelukt, alleen een rozig waas verraadt de tand des tijds. De foto's tonen mij toen ik veertien was en ook mijn vader en mijn moeder, gearmd, hij met die blik van fluwelige wijsheid van de man die kan terugkijken op een mooi en rijk leven en zij, tja, met een gezicht dat jonger is dan nu het mijne. Zo lang heeft dat rolletje in die schuif gelegen.

Gefascineerd laat ik de foto's door mijn handen gaan en zie ons in Londen, de puberteit van mij afspattend. Mijn vader in de tuin, in een ligstoel onder de dennen, met een blik die nog iets jongensachtigs heeft, maar tegelijk verraadt dat hij zijn wereld kent. Op enkele foto's staan wij met gesloten ogen want je moest wachten toentertijd tot ze ontwikkeld waren, en hopen dat het goed was.

Mocht ik daaraan ooit hebben getwijfeld, dan tonen deze kiekjes mij met haast juridische bewijskracht dat de zon vaak scheen in die dagen daar onder de zee, dat wij elkaar graag zagen en dat ik een jeugd heb gehad die, hoewel behept met ongebruikelijkheden, lang nog de kwaadste niet was - ondanks de priesters die ons de naamvallen van deus en calamitas leerden.


jp.mulders@skynet.be


woensdag 12 mei 2010

dinsdag 11 mei 2010

De Morgen De Gedachte - Wat Vandenbroucke kan bewijzen


Een jaar na zijn liquidatie als Vlaams minister is Frank Vandenbroucke (sp.a) terug als lijstduwer voor de Senaat. Brigitte Raskin reageert verheugd. Brigitte Raskin is schrijfster, onder andere van Het koekoeksjong en De gestolen prinses.

Beste Frank,

Wat een excellent verkiezingsnieuws! Na het onnozel weetje dat zanger Meuris niet gaat stemmen en het opgeklopt bericht dat journalist Bracke een kamerlijst van de N-VA trekt, de opmerkelijke bevestiging dat politicus Vandenbroucke voor zijn eigen partij opkomt. Dat laatste mag dan de gewone gang van zaken zijn, ik was er niet gerust in. Toen ik je in het tv journaal op 1 mei als de eerste de beste militant tussen het publiek naar de speech van Bruno Tobback zag staan luisteren, sloeg ik er mijn eigen Sampol-artikel (Samenleving en politiek. Tijdschrift voor een sociale democratie, nvdr) over mijn eigen politieke ontmoediging op na en las: "Maar die verdomde einzelgänger is nu dan in zijn partij weggehoond (als linkshandige architect en betrouwbare aannemer) en het is wachten op de volgende verkiezingen om het effect van dat weg-met-Vandenbroucke volledig in te schatten." En ik voelde me een pikzwarte kat die je politieke weg was overgestoken.
(lees meer)

maandag 10 mei 2010

PLUK DE DAG - CORNELIS (KEES) BUDDINGH



Vanochtend, na het ontbijt,
ontdekte ik, door mijn verstrooidheid,
dat het deksel van een middelgroot potje marmite
(het 4 oz net formaat)
precies past op een klein potje heinz sandwich spread

natuurlijk heb ik toen meteen geprobeerd
of het sandwich spread-dekseltje
ook op het marmite-potje paste

En jawel hoor: het paste eveneens


zondag 9 mei 2010

La mamma - Live in Concert 2000 - Charles Aznavour

"Opportunisme van BV's hangt mijn keel uit"



Niet iedereen bij CD&V is even blij met de komst van wit konijn Rik Torfs. Dat blijkt uit een aantal interviews in de weekendkranten. Vooral de huidige senatoren voelen zich gepasseerd.

Als je de weekendkranten doorneemt, lijkt het wel alsof slechts twee mensen het nieuws van de voorbije week bepaald hebben. In zowat elke krant staat een interview met kersvers N-VA-lijsttrekker Siegfried Bracke en/of Rik Torfs, die de tweede plaats op de CD&V-Senaatslijst kreeg aangeboden. (Lees meer)

zaterdag 8 mei 2010

KALME CHAOS - SANDRO VERONESI - ROMAN

Het leven is Pietro Paladini, hoofdpersoon in de roman Kalme chaos van Sandro Veronesi, niet bepaald ongunstig gezind. Over een paar dagen zal hij in het huwelijk treden met de vrouw met wie hij al elf jaar gelukkig samenleeft, zijn 10-jarige dochter Claudia groeit voorspoedig op, en dankzij zijn baan bij een bedrijf voor pay-tv leiden Pietro en zijn gezin een comfortabel bestaan.

Het leven is Pietro Paladini, hoofdpersoon in de roman Kalme chaos van Sandro Veronesi, niet bepaald ongunstig gezind. Over een paar dagen zal hij in het huwelijk treden met de vrouw met wie hij al elf jaar gelukkig samenleeft, zijn 10-jarige dochter Claudia groeit voorspoedig op, en dankzij zijn baan bij een bedrijf voor pay-tv leiden Pietro en zijn gezin een comfortabel bestaan.

Maar dan haakt, onvermijdelijk in de wereld van Veronesi, het noodlot hem geniepig pootje. Tijdens een van de laatste dagen van hun vakantie zien Pietro en zijn broer Carlo hoe twee vrouwen in zee dreigen te verdrinken. Zonder lang na te denken gaan de broers te water en weten de drenkelingen levend naar het strand terug te brengen.

Wanneer ze na hun heldendaad terugkeren bij hun vakantiehuisje, blijkt Lara, Pietro’s aanstaande bruid, daar te zijn overleden aan een inwendige bloeding. Uit het autopsierapport valt op te maken dat haar door niets aangekondigde dood ongeveer is ingetreden op het moment dat Pietro onder water worstelde om het leven van een andere vrouw te redden – alsof een verraste boekhouder in het hiernamaals zijn balans weer kloppend heeft gemaakt.

Na de begrafenis wil Pietro zijn leven weer oppakken, in afwachting van het verdriet dat vroeg of laat genadeloos moet gaan toeslaan. Op de eerste schooldag van Claudia parkeert Pietro zijn auto voor het schoolgebouw in het centrum van Milaan en besluit daar de hele dag te blijven. De contemplatieve rust die hem dat oplevert, brengt hem ertoe zijn surplace vol te houden: dag in dag uit posteert Pietro, geparkeerd op de ventweg van het leven, zich voor Claudia’s school, alsof hij de film van zijn eigen leven heeft stilgezet.

Die verschansing in de veilige beschutting van zijn auto, zijn weigering om dit keer in te zetten op ‘de verliezende kaart van de redelijkheid’, zoals Pietro het noemt, biedt hem ook de mogelijkheid zich verre te houden van alle giftig opwolkende perikelen rond de megafusie waar het bedrijf dat hem in dienst heeft, in verwikkeld is.

Maar Pietro’s positie van buitenstaander, de speler die zich aan het spel heeft onttrokken en aan de zijlijn wegkijkt, blijkt een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit te oefenen op allerhande personen uit zijn omgeving. Op zijn labiele schoonzus Marta, die hij ooit versierde en nog immer begeert, op zijn broer Carlo, een beroemde modeontwerper die al vele jaren gebrouilleerd is met hun vader, op collega’s, die gebukt gaan onder de naderende fusie, en op de twee duistere hoofdrolspelers daarin, de magnaten Steiner en Boesson.

Wie zich, zoals Pietro, onttrekt aan het complot van het dagelijks leven, wekt een ondoorgrondelijk vertrouwen, en zij allen, familie, collega’s en superieuren van Pietro, zien zijn auto als biechtstoel om hun hart te luchten, alsof die plek bij ontstentenis van Pietro’s eigen verdriet als een gulzig zwart gat het lijden van anderen aantrekt.

Meesterlijk, want scherpzinnig en onweerstaanbaar grappig door zijn feilloze gevoel voor schijnbaar onbenullige details, beschrijft Veronesi hoe Pietro de kalme chaos, dat wachten op de storm van verdriet die maar niet komt, ondergaat. Al die berichten van anderen uit een wereld die ver weg is, bevestigen Pietro in zijn keuze om te volharden in zijn nieuwe manier van leven.

Tot het hem op een dag door zijn dochter Claudia duidelijk wordt gemaakt dat zij vanwege die rare vader, die daar iedere godganse schooldag op haar staat te wachten, door haar klasgenoten wordt gepest – subtiel, en daarom des te ondraaglijker. En dus zal het leven van Pietro weer in beweging moeten komen, als de gondel van een haperend reuzenrad die lang boven een leegte heeft gebungeld en nu weer in gang wordt gezet.

Sandro Veronesi (1959) wordt veelvuldig geroemd als een van de belangrijkste hedendaagse Italiaanse schrijvers, maar zijn vorige werk, zoals de veelgeprezen roman In de ban van mijn vader, deed nogal eens gemaakt en maniëristisch aan. Met Kalme chaos, de roman waarmee hij de Premio Strega 2006 won en die verfilmd zal worden metNanni Moretti in de hoofdrol, slaagt hij met glans in wat hem eerder niet zo overtuigend lukte: het nauwgezet deconstrueren van het dagelijks leven.

Dat doet hij uitermate fijnzinnig en geraffineerd, met het ontleedmes van zijn genadeloze observatievermogen en zijn superieure stijlbeheersing; stukje bij beetje, tot er minuscule brokjes zijn overgebleven die iedereen met verbijstering zal herkennen: wanhoop in kleine doses – wanhoop over onze medeplichtigheid aan wat zich iedere dag om ons heen voltrekt. (Edwin Krijgsman - de Volkskrant)


donderdag 6 mei 2010

HET WONDER VAN DE WITTE LADDERS - JEAN-PAUL MULDERS


Opeens was er dat woord, dat je normaal zelden hoort maar dat nu de gesprekken en nieuwsberichten beheerste : het luchtruim, dat heden was gesloten. Ik kan me voorstellen dat het nefast is voor de economie maar tegelijk vond ik het imposant : de lucht zoals die was, en altijd geweest is vóór de mens hem begon te doorkerven met witte strepen, als ladders in de panty van een lichtekooi. Ik voelde een soort sympathie voor die verre vulkaan met zijn onuitsprekelijke naam, die er in zijn eentje in slaagde ons aan de grond te houden, met onze rusteloze benen en onze vliegtuigananassen. Op slag bleek hoe verwaand prikklokken en dienstregelingen in wezen zijn, hoe weinig ervoor nodig is om ons vleugellam te maken. Met alle begrip voor het leed van de reiziger, maar als maatschappelijk verschijnsel vond ik het interessant dat de dingen eens niet liepen zoals wij ze hadden gepland, wij, masters of the universe die denken de planeet kapot te kunnen maken. Terwijl wij fruitvliegjes zijn, op haar genereuze flanken.

's Nachts, terwijl in het luchtruim boven ons niets anders twinkelde dan sterren, droomde ik over dingen die nogal kinderlijk zijn voor een man van intussen welhaast middelbare jaren. Robotachtige verschijnsels met enorme vuurkracht waren eropuit mij om zeep te helpen. Hun leider, de opperterminator zeg maar, hield ervan om kat en muis te spelen. Af en toe leek hij voor rede vatbaar. Ik probeerde hem er dan van te overtuigen dat ik nog nuttig kon zijn, een argument waar hij schijnbaar oren voor had om dan, bij wijze van conclusie, toch telkens weer met zijn massieve kop te schudden. Ik moest ausradiert worden, dat was het woord dat hij gebruikte, met het accent van Arnold Schwarzenegger. Er was niets dat ik kon doen of zeggen om hem te doen terugkomen van dat besluit.

Buiten, achter zijn metalen schouders die op aaneengelaste bromfietsen leken, strekten zich akkers uit vol glorieuze korenhalmen. Daarheen moest ik vluchten, besefte ik. Maar overal waren kleverige roltrappen en doodlopende gangen, en telkens weer zag ik zijn meccanokop verschijnen vanachter een hoek in het winkelcentrum waar deze gebeurtenissen zich blijkbaar afspeelden. Het rare was dat hier geen paniek uitbrak, dat de klanten en winkeljuffers de aanwezigheid van de opperterminator integendeel normaal vonden en zelfs op prijs leken te stellen. Soms bleef hij staan voor een etalage om met zijn kwijlkop de horloges te bewonderen, waardoor ik weer wat voorsprong kreeg.

De droom was er een van het zeldzame soort waaruit je wakker kunt schrikken om dan weer in te dommelen en de verhaallijn terug op te nemen. Dit deed afbreuk aan de geloofwaardigheid van de opperterminator, want zo'n gedrocht dat braaf wacht tot je van het toilet terugkomt om je kop eraf te knallen, dat kun je moeilijk ernstig nemen. Op de duur kreeg het bijna iets gezelligs. Ik weet zelfs niet meer hoe het afliep en of de opperterminator mij uiteindelijk te pakken kreeg, dan wel verdampte tot onwelriekende nevelslierten boven de oersoep van mijn archetypes.

Blijkbaar werd de stilte in het luchtruim op de een of andere manier gecompenseerd door intensieve vliegbewegingen in ons onderbewuste. Later die nacht schrok ik nog een keer wakker, toen mijn vriendin half rechtop in bed bleek te zitten, met de armen een onzichtbaar gevaar afwendend en daarbij roepend "nee, nee !", alsof zij in doodsnood verkeerde. Zij heeft dat soms, ik ben eraan gewoon geraakt haar tot bedaren te brengen met sussende woorden. Ik kan het niet laten er dan naar te vissen wat het is dat haar zo'n schrik inboezemt. Meestal komt hierop geen antwoord. Nu echter zei zij, nahuiverend : "Een spin. Veel spinnen. Hooiwagens !" En zij lag allang weer te slapen terwijl ik dat nog innemend vond, dat zulke onschuldige diertjes haar in haar dromen belaagden - in een wereld waarin terroristen op het punt staan atoombommen te bemachtigen. Als het maar een hooiwagen is, mijn lief. Daarvoor ben ik niet bang. Ik laat die op mijn hand lopen en vang hem in een beker, waarop ik hem buiten op hoge poten verontwaardigd zie verdwijnen, mij achterlatend met het prettige gevoel een leven te hebben gespaard, al was het dan een pluimgewicht.

De volgende ochtend, toen de zon rees vanachter de schoorstenen en liftopbouwsels in het oosten, ging het luchtruim voorzichtig en mondjesmaat weer open. Ik stond voor het raam en keek naar boven. Ondanks mijzelf voelde ik een vage trots, toen ik het herwonnen wonder van de witte ladders zag en mij een verre verwant van Icarus waande.

jp.mulders@skynet.be


woensdag 5 mei 2010

dinsdag 4 mei 2010

SUPER SOUL SISTER SHARON JONES




Ga naar een concert van Sharon Jones & The Dap-kings en je krijgt pure soul, een energiebom als zangeres en een stel muzikanten met de juiste cool en groove. Cobra.be zag ze in Paradiso in Amsterdam en sprak met zangeres Sharon Jones.

Sharon Jones & The Dap-kings waren in Amsterdam om hun nieuwe cd "I've learned the hard way" voor te stellen. De muziek klinkt alsof je even naar de hoogtijdagen van de soul wordt geflitst. Ze doen er dan ook alles aan om het zo te laten klinken. De platen worden opgenomen in hun eigen "House of soul" in New York, op een analoge achtsporenrecorder en zonder digitale foefjes. Maar noem dit geen retro-muziek, het zijn allemaal nieuwe songs, de muzikanten "ademen" de soul-groove, en als Sharon Jones zingt, geloof je zo dat ze dat ook allemaal echt heeft meegemaakt. (bron: cobra.be)

maandag 3 mei 2010

SCHULDBEKENTENIS - JOTIE T'HOOFT



Ja, ik geef het toe, ik beken het openlijk:
mijn lichaam was altijd een toren zonder uitkijk.
Ik heb hem steen voor steen in folianten gepend
ik heb mij geplooid naar de tijd en de trend.

De stenen die ik uit de wand verwijderd heb
zijn de woorden waar ik dit gedicht mee schep;
ik kijk naar de wereld waarin gij woont
en al zie ik onscherp en ben ik vreselijk stoned

er is iets dat mij niet ontgaan kan:
mijn toren is gebouwd in mijn eigen toren.
Ik weerhield mijn lijf niet in de groei tot man
maar ik zaag geduldig aan de pijlers die mij schoren.

Het lijkt niet erg duidelijk misschien
mijn keel snoert dicht en mijn tong heb ik gebroken
toen ik spreken leerde. Ik heb niemand ontzien.
Ik ben de wereld, in mij is onstuitbaar de doodsbloem
ontloken.


Uit: 'Verzamelde gedichten' - 1981