Bij voorlopige ontstentenis van calamiteiten is alles redelijk in orde, behalve dat ik zowat elke week vergeet om zakken mee te pakken naar de winkel. Dat is een groot verdriet, sinds het zakkenfascisme heeft toegeslagen en je voor elke draagtas moet betalen. Ik bezit thuis al een fraaie collectie, minstens twintig stuks in alle kleuren en formaten, en als blijkt dat ik weer eens zonder aan de kassa sta, ben ik zo koppig dat ik het vertik er bij te kopen. Nog liever strompel ik naar mijn auto met de koopwaar in de armen, een spoor van gedeukte blikjes nalatend.
Winkelen doe ik steeds vaker in gezelschap van mijn dochter. Tweeënhalf jaar is zij pas geworden en zij houdt ervan naar de carambola's en kumquats te kijken en ook naar de meneren en mevrouwen, die zij van top tot teen monstert. Kleuren kent zij ook al, minstens zeven kan zij er benoemen en onderscheiden, en als zij de supermarkt overschouwt dan bij voorkeur vanuit helikopterperspectief. "In papa's nek zitten", commandeert zij, waarop de loebas door de knieën gaat en gehoorzaam met haar dertien kilo op de schouders door de rayons met pilchards en wc-eenden draaft.
Ze klimt nu al zelf in haar autostoeltje en sinds ze dat kan, is het out of the question dat ik haar er nog in zou mogen zetten. Ze verdedigt elke morzel van haar prille onafhankelijkheid met hand en melktand. "Je auto is rap weg he papa", zegt ze even later, als het verkeerslicht op groen springt en ik op zijn staart trap. Haar uitspraak veronderstelt dat ze weet wat een auto is, weet wat papa is, weet wat weg zijn is, dat ze deze acceleratie met voorgaande acceleraties kan vergelijken én de emotionele intelligentie heeft om daar iets over te zeggen dat lovend is bedoeld. Niet slecht geboerd in dertig maanden. Opmerkelijker is dat zij zich druk lijkt te maken over chauffeurs die gevaarlijk rijden. Nog even en ze heeft door dat iedereen doet wat hij kan in de wereld, elk op zijn eigen niveau : van crapuul dat vonnissen verkoopt tot crapuul dat moordt in een rusthuis voor 200 euro.
Thuisgekomen, in de keuken, valt haar woordjesstroom opeens stil. Gefascineerd staart ze naar zijn gestalte, die in de nis tussen keuken en woonkamer zit : mijn boeddha. Ik ben niet zo'n fan van die boeddha's die via Blokker en Kruitvat in industriële hoeveelheden op de naar verlichting hunkerende westerling worden losgelaten, de een al edelkitscheriger dan de andere. Toch kon ik het niet laten toen ik deze zag. Je merkt haast niet dat hij van plastic is, zo kunstig hebben ze made in China zelfs de barst op zijn rug geïmiteerd, en als toonzaalmodel was hij dertig procent in afslag. Op zijn schoot heeft hij een lotusbloem, die het geluid maakt van een klaterend beekje en ook verlicht is, een oranje gloed die in het donker danst op het plafond.
Hij zit daar mooi, voor 27 euro, en dat vindt dochter ook. Ze bekijkt hem in opperste fascinatie en zegt dan dat ene woordje : "heb-ben." Ik zie haar al gaan straks, met haar boeddha naar de kleuterklas. Hij is bijna even groot als zij. Ik til haar op tafel, ademloos gaat zij ermee door hem aan te staren. "Dat is Boeddha", zeg ik. "Mijnhéér Boeddha", corrigeert zij. Ze vouwt er haar handjes bij zoals hij, en zegt het die avond nog vijftien keer.
Dan is het tijd om te gaan slapen. Van de buren heeft zij een stuk zeep cadeau gekregen in de vorm van een beertje. Zoals zij dat in haar bed omklemd houdt, terwijl ik in de kamer ernaast een reportage vertaal over kinderen die in Congolese ziekenhuizen in beerputten worden gegooid. Het heeft iets onwezenlijks.
Ooit zal ze dit stukje lezen, denk ik soms. Ooit zal ze deze en andere woorden van mij lezen en denken : dat was mijn vader. Ze zal glimlachen om sommige passages en zich verbazen over andere. Meningen vernemen die achterhaald zijn. Door mijn ogen de wereld zien in tijden waarover inmiddels de sluier is neergedaald van het verleden. Misschien zal ze daarbij het hoofd schudden. Onbegrip voelen. Of iets van herkenning en sympathie.
Misschien zal ze, for old time's sake, nog één keer zachtjes "Mijnheer Boeddha" zeggen.
Winkelen doe ik steeds vaker in gezelschap van mijn dochter. Tweeënhalf jaar is zij pas geworden en zij houdt ervan naar de carambola's en kumquats te kijken en ook naar de meneren en mevrouwen, die zij van top tot teen monstert. Kleuren kent zij ook al, minstens zeven kan zij er benoemen en onderscheiden, en als zij de supermarkt overschouwt dan bij voorkeur vanuit helikopterperspectief. "In papa's nek zitten", commandeert zij, waarop de loebas door de knieën gaat en gehoorzaam met haar dertien kilo op de schouders door de rayons met pilchards en wc-eenden draaft.
Ze klimt nu al zelf in haar autostoeltje en sinds ze dat kan, is het out of the question dat ik haar er nog in zou mogen zetten. Ze verdedigt elke morzel van haar prille onafhankelijkheid met hand en melktand. "Je auto is rap weg he papa", zegt ze even later, als het verkeerslicht op groen springt en ik op zijn staart trap. Haar uitspraak veronderstelt dat ze weet wat een auto is, weet wat papa is, weet wat weg zijn is, dat ze deze acceleratie met voorgaande acceleraties kan vergelijken én de emotionele intelligentie heeft om daar iets over te zeggen dat lovend is bedoeld. Niet slecht geboerd in dertig maanden. Opmerkelijker is dat zij zich druk lijkt te maken over chauffeurs die gevaarlijk rijden. Nog even en ze heeft door dat iedereen doet wat hij kan in de wereld, elk op zijn eigen niveau : van crapuul dat vonnissen verkoopt tot crapuul dat moordt in een rusthuis voor 200 euro.
Thuisgekomen, in de keuken, valt haar woordjesstroom opeens stil. Gefascineerd staart ze naar zijn gestalte, die in de nis tussen keuken en woonkamer zit : mijn boeddha. Ik ben niet zo'n fan van die boeddha's die via Blokker en Kruitvat in industriële hoeveelheden op de naar verlichting hunkerende westerling worden losgelaten, de een al edelkitscheriger dan de andere. Toch kon ik het niet laten toen ik deze zag. Je merkt haast niet dat hij van plastic is, zo kunstig hebben ze made in China zelfs de barst op zijn rug geïmiteerd, en als toonzaalmodel was hij dertig procent in afslag. Op zijn schoot heeft hij een lotusbloem, die het geluid maakt van een klaterend beekje en ook verlicht is, een oranje gloed die in het donker danst op het plafond.
Hij zit daar mooi, voor 27 euro, en dat vindt dochter ook. Ze bekijkt hem in opperste fascinatie en zegt dan dat ene woordje : "heb-ben." Ik zie haar al gaan straks, met haar boeddha naar de kleuterklas. Hij is bijna even groot als zij. Ik til haar op tafel, ademloos gaat zij ermee door hem aan te staren. "Dat is Boeddha", zeg ik. "Mijnhéér Boeddha", corrigeert zij. Ze vouwt er haar handjes bij zoals hij, en zegt het die avond nog vijftien keer.
Dan is het tijd om te gaan slapen. Van de buren heeft zij een stuk zeep cadeau gekregen in de vorm van een beertje. Zoals zij dat in haar bed omklemd houdt, terwijl ik in de kamer ernaast een reportage vertaal over kinderen die in Congolese ziekenhuizen in beerputten worden gegooid. Het heeft iets onwezenlijks.
Ooit zal ze dit stukje lezen, denk ik soms. Ooit zal ze deze en andere woorden van mij lezen en denken : dat was mijn vader. Ze zal glimlachen om sommige passages en zich verbazen over andere. Meningen vernemen die achterhaald zijn. Door mijn ogen de wereld zien in tijden waarover inmiddels de sluier is neergedaald van het verleden. Misschien zal ze daarbij het hoofd schudden. Onbegrip voelen. Of iets van herkenning en sympathie.
Misschien zal ze, for old time's sake, nog één keer zachtjes "Mijnheer Boeddha" zeggen.
Reacties : jp.mulders@skynet.be
2 opmerkingen:
Bij 't lezen van dit stukje, beproop mij de zin zelf stukjes 'dagboek' neer te pennen, met het romatische beeld voor ogen dat mijn kleindochter, of kleinzoon, op een dag (als ik dood of dement ben) een doosje met die stukjes van mijn leven vindt en na het lezen glimlachend zegt: ons oma... 't was toch een rare...
Ach... ik leef soms echt in Jane Austen tijden vrees ik...
Mag ik hier trots zeggen dat ook ik een Boeddha heb, een echt prachtige beeltenis, uit ruw hout, de mooiste die ik ooit gezien heb. Vanuit 't hoekje van mijn kamer straalt hij rust en wijsheid uit.
En af en toe doe ik er een 'klapke' mee.
Soms kan een mens echt dankbaarheid voelen, na zo'n deugddoend babbeltje met een houten beeld...
Wat was't ook alweer? ... "ons oma... 't was een rare..." Dat zinnetje zal zonder twijfel nog uitgesproken worden, al heb ik nog niet direct de ambitie om oma te worden, dat mag nog een jaar of tien op zich laten wachten.
(dat laatste fluister ik richting dochterlief)...
@ cram, als je wijzigingen kan aanbrengen hierbioven, graag: 'beproop' staat volgens mij niet in Van Dale...nog niet...
'bekroop' dus.
Een reactie posten