NIEUWS     VERKEER      CULTUUR      WEER     SPORT     CONTACT         

zondag 28 februari 2010

donderdag 25 februari 2010

HET NEGERMIDDEN - JEAN-PAUL MULDERS


Wil men den Neger in staat stellen zijn verstand te gebruiken, dan moet men hem vooral leren zijn wil te beheerschen en zijn driften te beteugelen. Luiheid en onbezonnenheid doen hem voor elke inspanning terugschrikken.

Ik lees dit in een boekje dat ik op de kop heb kunnen tikken op de rommelmarkt. Het boekje heeft een mooie ouderwetse kaft, waarin groene en oranje tinten sierlijk dooreen lopen als slecht vermengde plasticine.

Het boekje zegt de leermeester en strenge vriend te willen zijn van de ware koloniaal, wiens taak het is 'te dienen, zijn beste krachten te wijden aan de beschaving van de inlandsche bevolking en mee te helpen tot het ontginnen van de enorme rijkdommen van Kongo'.

De Neger is dikwijls besluiteloos, het ontbreekt hem aan vastberadenheid, energie, standvastigheid en volharding. Hij is tot een reuzeninspanning in staat doch niet tot een volgehouden poging. Vol geestdrift zal hij van den missionaris vernemen dat er een kapel in het dorp gebouwd zal worden, twee dagen lang werkt hij uit alle kracht, en daarna... steekt hij geen hand meer uit ! Wij moeten het ijzer smeden als het heet is en snel handelen als de Negers besloten zijn zich een inspanning te getroosten.

Het boekje heeft de zoete geur van oud papier, die ik uit duizend zou herkennen en die ik ervaar als opwindend, zonder te weten waarom.

Het boekje maant aan tot begrip en inlevingsvermogen.

Men moet weten dat een Neger actief is op zijn manier. (...) Hij is langzaam, zeer langzaam om iets te begrijpen en nog langzamer om het uit te voeren. Zijn prestaties zijn dikwijls beneden peil. Denk dan even aan het even lage peil van zijn salaris.

Het boekje grossiert in praktische tips en mededogen.

Dikwijls ook komt hij met zijn werk niet klaar ; bewaar dan uw kalmte en leg, omwille van één arbeider, geen boete aan heel den werkgroep op.

Het boekje bevat diepzinnige karakterschetsen.

Een Neger lijkt wel een kind, zoo moeilijk kan hij zich op afstand houden van begeerenswaardige voorwerpen. De Blanke is rijk, zoo redeneert hij, hij heeft toch hemden te veel... hij zal het niet merken. Wij mogen gerust den Neger vergelijken met een verbeeldingrijk kind dat spontaan al verlangt wat het ziet.

Het boekje vermaant de Blanke die niet genoeg mensenkennis heeft en den Neger verkeerd zou inschatten.

Men moet zich niet vleien een parel in dienst te hebben : "Mijn boy ? - De eerlijkheid in persoon". Wij mogen er niet te vlug groot op gaan in Afrika die eerlijkheid ontdekt te hebben welke in christen landen zelfs zeldzaam is.

Het boekje is geschreven door Jean Roussel, Doctor in de Wijsbegeerte en de Godsgeleerdheid, Professor in de Zedenleer en het Kerkelijk recht - een voorloper van Rik Torfs, als het ware. Begrijpelijkerwijze spreekt het terloops ook een banvloek uit over het verschijnsel seks, waarmee machtshebbers en kerken allerhande het sinds mensenheugenis moeilijk hebben.

Ieder gebruik van het voortplantingsvermogen, ieder geslachtelijk verkeer buiten het huwelijk om is een ernstig vergrijp, dat de zwaarwichtigheid van een doodslag benadert.

Het boekje zou André-Mutien Léonard, aartsbisschop, doen knorren van genoegen.

Het boekje waarschuwt in 't bijzonder voor de zoetheid van de zwarte vrouwen.

Het Negermidden is dikwijls uiterst prikkelend. Negervrouwen en Mulatinnen zijn op dit punt zeer inschikkelijk en sommigen onder hen beschouwen het als hun levensideaal de bijzit van een Blanke te worden. Zij lokken de jonge mannen aan, zij zijn vrouw en physisch mooi, zelfs als zij voor het overige gemeen en onbescheiden zijn, geen verstandelijke en zedelijke ontwikkeling noch eenige cultuur bezitten, en zelfs geen schijn van beschaving over zich hebben.

Ook over de taak van blanke vrouwen heeft het boekje klare, vastomlijnde opvattingen.

De vrouw van een koloniaal leeft in huis en vindt dáár haar bezigheid (...) De vrouw moet haar man behulpzaam zijn ; hem al eens het genoegen doen als vierde een partij bridge mee te spelen. Zij zal den goeden geur van een sigaar appreciëren in plaats van haar neus op te halen, en kan ook een versneeden whisky drinken zonder lelijke gezichten te zetten.

Het boekje heet Koloniale Plichtenleer. Het voert mij terug naar tijden waarvan ik mij nauwelijks een voorstelling kan maken.

Het boekje is gepubliceerd door Standaard Boekhandel, Antwerpen - Brussel - Gent - Leuven, in 1945. Dat wil zeggen : het is jonger dan mijn ouders.

jp.mulders@skynet.be

KIM & LECTRR



dinsdag 23 februari 2010

OVER EEN BOEK DAT ME VRESELIJK GEPAKT HEEFT ... - HEIDI LENAERTS



Zuster

Sint-Joost. Dat ik er graag woon. Dat had ik gezegd. Op de radio nog wel. En zowel mensen die hier ook wonen als “anderen” reageren verbaasd.

Sint-Martens-Latem. Als je daar woont en je zegt dat je er graag woont, kijkt niemand raar op. Maar in de armste en dichtstbevolkte gemeente van ons land? En dan nog net op dat spotje tussen de Botanique en Brussel Noord?
Arm dus goedkoop, ik had al in het centrum gezeten, was dan uitgeweken naar Anderlecht, maar wou op den duur echt wel iets kopen, en echt wel “overal dichtbij”.
Kleurrijk. Dat zeg ik vaak over waar ik woon. En “gezellig druk”. En als ik dat zeg, moet ik altijd glimlachen…

Muriël

Glimlachen deed ik amper tijdens het lezen van “Vrede zij met u, zuster” van Chris De Stoop. Hij vertelt het verhaal van Muriël. ZIJN verhaal ook, want anderhalf jaar, zo zegt ie het zelf, “leefde hij met haar”. Muriël werd geboren in Charleroi. Een gewoon meisje, wat verlegen, nieuwsgierig. En dan die moeilijke puberteit. Drugs, alcohol…

En dan… Die tweede “metamorfose” in haar leven: ze bekeert zich tot de Islam.
Niet omdat ze gedwongen wordt, nee, ze doet het omdat ze antwoorden vindt in de Islam, troost ook, en vrouwelijkheid. Jawel, ze zegt dat ze zich nog nooit zo vrouwelijk gevoeld heeft.

Ze bakt koekjes, cake, staat veel in de keuken. Je kan dat ook doen zonder je te bekeren tot de Islam, maar kijk, soms, voor mensen als Muriël, moet je een réden hebben om iets te doen, om te “veranderen”…

Kinderen

Klinkt misschien wat “simpel”, dat verhaal van Muriël. En sommigen vragen zich stilletjes, of luidop af of dat wel kan, “begrip” voelen voor “zo iemand”.

Zo ook “Pauw & Witteman” toen Chris er te gast was:
“OK. Ze kon geen kinderen krijgen, maar is dat nu een reden om je te bekeren tot de Islam én jezelf, en anderen, op te gaan blazen!?”
Nee. Maar je kan wel zeggen dat als ze kinderen had gehad, ze misschien niet in een aftandse witte Mercedes naar Irak was gereden om zich daar, vreselijk amateuristisch, op te gaan blazen.

Ik vertelde Chris, tijdens ons gesprek, op de radio, dat ik in Sint-Joost woon. Achter het speelpleintje waar de figuren uit zijn boek, uit de “vriendenkring”, later het “netwerk”, rond Muriël, afspraken om er te praten, en hardop te dromen over Irak.

Bang

Sint-Joost, waar Muriël Arabisch leerde. En waar een andere jonge vrouw gedood werd tijdens een uitdrijving.
Sint-Joost, waar “mijne hof” het park van de Botanique is. De hof van iedereen die hier woont. En de meeste figuren uit het boek van Chris.
En Chris zei dat ie me absoluut niet bang had willen maken met zijn boek.

Maar ik was niet bang. Ik voelde vooral verdriet. Verdriet voor Muriël, een meisje voor wie het helemaal anders had kunnen lopen. Verdriet voor iedereen die bang is of wordt van Brussel. En verdriet voor diegenen die Sint-Joost kunnen helpen.

Maar ach, wie houdt zich nu bezig met de armste gemeente van het land. Er zijn andere prioriteiten.
Er zijn altijd andere prioriteiten.
Gelukkig dook Chris in het leven van Murïel, die was iedereen ook al vergeten.

Maar voor hem was zij even een prioriteit.


maandag 22 februari 2010

POËZIE IS EEN DAAD - REMCO CAMPERT



Poëzie is een daad
van bevestiging. Ik bevestig
dat ik leef, dat ik niet alleen leef.

Poëzie is een toekomst, denken
aan de volgende week, aan een ander land,
aan jou als je oud bent.

Poëzie is mijn adem, beweegt
mijn voeten, aarzelend soms,
over de aarde die daarom vraagt.

Voltaire had pokken, maar
genas zichzelf door o.a. te drinken
120 liter limonade: dat is poëzie.

Of neem de branding. Stukgeslagen
op de rotsen is zij niet werkelijk verslagen,
maar herneemt zich en is daarin poëzie.

Elk woord dat wordt geschreven
is een aanslag op de ouderdom.
Tenslotte wint de dood, jazeker,

maar de dood is slechts de stilte in de zaal
nadat het laatste woord geklonken heeft.
De dood is een ontroering.



uit: 'Het huis waarin ik woonde' (1955)

vrijdag 19 februari 2010

INGLOURIOUS BASTARDS - DRAMA****

Quentin Tarantino heeft in ‘Inglourious Basterds' de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog met een vette knipoog herschreven. Zijn versie is een amusante (en geslaagde) mengeling geworden van de ingrediënten van de klassieke oorlogsfilm, een vleugje spaghettiwestern, een portie absurdistische kolder en een dosis geschiedvervalsing. Hij laat ons het einde van het Derde Rijk beleven zoals dat in zijn rijke fantasie had kunnen zijn.

Het verhaal beslaat vijf hoofdstukken. In het eerste deel wordt Hans Landa (de Jodenjager) geïntroduceerd (een bijzonder overtuigende rol van Christoph Waltz). Hij vindt op een afgelegen boerderij in Frankrijk een ondergedoken Joodse familie, waarvan dochter Shoshanna Dreyfuss (Mélanie Laurent) weet te ontsnappen. Zij zal later nog een belangrijke rol gaan spelen. Daarna worden de
Inglourious Basterdsgeïntroduceerd: een beruchte verzameling Joods-Amerikaanse gangsters, psychopaten, moordenaars en halve mislukkelingen. Allen hebben hun eigen vaardigheden: de een is ‘handig' met messen, de ander slaat graag met honkbalknuppel. Deze speciale Amerikaanse legereenheid wordt aangevoerd door luitenant Aldo Raine (prima rol van Brad Pitt). Zijn belangrijkste credo: ‘I'm in the business of killing natzees'. Achter de frontlinie moeten zij zoveel mogelijk Nazi's doden, waarbij zij hun reputatie vestigen door hen na afloop te scalperen.

Later komen wij de gevluchte Joodse Shoshanna weer tegen. Zij runt inmiddels een bioscoop in Parijs. Een nog jonge maar befaamde Duitse oorlogsheld (Daniel Brühl is hier op dreef) wordt verliefd op haar en ter ere van zijn heldendaden is een Duitse propagandafilm met hem in de hoofdrol gemaakt die - door zijn bemiddeling - de première in haar bioscoop in Parijs zal krijgen. Het is een uitgelezen kans voor Shoshanna om in een complot met haar échte geliefde wraak te nemen op alles en iedereen in de Nazitop. Maar de
Inglourious Basterds duiken weer in het verhaal op, Zij hebben met hulp van de Duitse undercoveragente Bridget von Hammersmark (Diane Kruger) ook een complot in gedachten. Deze twee complotten zitten elkaar behoorlijk in de weg en de amusante ontwikkelingen volgen elkaar snel op. De clou blijft hier geheim, maar verklapt mag worden dat Tarantino zijn fantasie de vrije loop heeft gelaten met een fraai resultaat als gevolg.

Een bekende uitspraak van Tarantino is: ‘Ik vind dat je rustig mag stelen als de film er beter van wordt. Als je betrapt wordt, kun je altijd nog zeggen dat het om een hommage gaat'. De titel werd met enkele opzettelijke humoristische taalfouten ‘geleend' van de film ‘Inglorious Bastards' uit 1978 van Enzo Castellari. Ook is de film schatplichtig aan de befaamde klassieker ‘The Dirty Dozen' (destijds in zijn genre een puike film).

Het camerawerk is fraai, het spel van alle acteurs uitstekend. De vertolking door Christoph Waltz van de beminnelijke én spijkerharde SS-officier Hans Landa springt er uit, hij ontving hiervoor in Cannes een Gouden Palm. Als film en als hommage is ‘Inglourious Basterds' dan ook geslaagd. Tarantino heeft weer een fraai en hem zo kenmerkend stuk cinema toegevoegd, zijn reputatie als regisseur van verrassende films is hiermee weer eens bevestigd. Zwarte humor, veel vette knipogen, het is allemaal regelmatig heerlijk over the top.

Voor een film over de Tweede Wereldoorlog blijven de acties relatief beperkt. Hoewel de scalpen regelmatig worden gesneld en de honkbalknuppel soms als afschrikwekkend wapen wordt ingezet blijft het allemaal binnen de perken, ook al is het af en toe even schrikken. De kolderieke opzet staat echter voorop. De soundtrack is van maestro Ennio Morricone en levert een sterke ondersteunende bijdrage, ook hier veel vette en smakelijke knipogen naar de muziek van diens spaghettiwesterns! ‘Inglourious Basterds' is lachen en genieten voor liefhebbers! (Rob Veerman)


If you love Quentin, get ready for a hell of a ride!


woensdag 17 februari 2010

dinsdag 16 februari 2010

PROGRAMMA - TOM LANOYE



Weet ik veel hoe poëzie eruit
moet zien. Niet dat statische,
dat uniforme. Daar hou ik niet
zo van. Dezelfde toon herhaald
tot in den treure, en dat dan
‘vormvastheid’ noemen, of ‘een
eigen stem’, dat soort gelul.
Nee, daar hou ik niet zo van.

Geef mij dan maar het favoriete
snoepgoed uit mijn jeugd. De
toverbal. Je zuigt en zuigt
maar, telkens komen er andere
kleuren te voorschijn en voor
je ‘t weet, heb je helemaal
niets meer. Dát is het, vind
ik. Zoiets. Ongeveer.


Uit: 'Hanestaart', 1990.


vrijdag 12 februari 2010

IN MIJN HOOFD - RAYMOND VAN HET GROENEWOUD



In m’n hoofd is alles heel eenvoudig
In m’n hoofd valt alles op z’n plaats
Geen verderf, geen loeiende reclame
Welkom, welkom, in m’n hoofd
Er is tijd voor eender welke richting
Er is plaats voor eender welke stroof
Er is rust om alles t’ overschouwen
‘t Is prettig toeven in m’n hoofd
Overdag is er de verwarring
Overdag loopt ‘t spoor vlug dood
Overdag wringt men zich in bochten

Er is water voor wie echt wil drinken
Er is werk, dat werd ons toch beloofd
Er zijn slogans voor wie ze wil geloven
Maar de kern zit in m’n hoofd

In m’n hoofd zijn geen misverstanden
In m’n hoofd blijft alles ongedeerd
In balans, onuitgesproken

Naar ‘t schijnt verdwijnen je gedachten
Tot ‘t licht volledig is gedoofd
Maar zolang ik daar iets kan ontwaren
Blijf ik dwalen in m’n hoofd
Ja, zolang ik daar iets kan ontwaren
Blijf ik dwalen in m’n hoofd


Misschien wel zijn mooiste song.


donderdag 11 februari 2010

OKAPIVANGSTATION - JEAN-PAUL MULDERS


Te vaak nog vertoef ik bij de doden, die goed voor mij waren maar die intussen ver weg zijn, zo ver dat zij met geen tram of bobslee meer terug zijn te halen. Via een familielid bereikt mij een anekdote van mijn vader in het Brussel van de jaren dertig. "Hij had toen een Minerva", aldus deze neef van 89. "Hij was de eerste Mulders die een auto bezat en dan nog zo'n mooie. Met die Minerva reed hij de Rue Dupont op, de steile straat die tussen het noordstation en de kerk van Sainte-Marie loopt. Dat deed hij in derde versnelling, om indruk op mij te maken met de kracht van z'n wagen."

Patsergedrag van mijn papa, zeventig jaar geleden en nu toevallig tot mij gekomen - waarom dit, terwijl zoveel belangrijker dingen worden vergeten en reddeloos verdrinken in de zee van gebeurtenissen en feitjes ? Ik ga binnenkort naar de Rue Dupont en ik zal proberen ze in derde versnelling op te rijden, hoewel dat waarschijnlijk gemakkelijker lukt met een moderne diesel en ik het met een Minerva zou moeten proberen, of met de fiets.

"Droomt u van meer sexappeal ?" blèrt de autoradio in het bewasemde heden. "Probeer de Nearly New Car-methode en uw droom komt uit in slechts zes dagen." Ik zet de radio af, stap uit en leg te voet de omtrek van het kerkhof Campo Santo af, in de donkerte, in de motregen. Bij het schijnsel van de straatlantaarns ontwaar ik door ijzeren hekken de omtrek van rouwende standbeelden en zerken, en voel mij gelukkig en rustig.

Thuisgekomen blader ik in het fascinerende boekwerk dat ik na lang zoeken op de kop heb kunnen tikken bij een particulier in Sint-Amandsberg : de Reisgids voor Belgisch-Congo en Ruanda-Urundi uit 1958. Het vuistdikke maar handzame boekwerk, meer dan zevenhonderd bladzijden en verlucht met talrijke foto's, geeft mij een idee hoe het daar toentertijd moet zijn geweest. Uiterst gedetailleerd wordt dat gigantische land ontsloten voor de potentiële bezoeker, tot en met de bankfilialen en de benzinestations. Ik lees over de watervallen van de Lufira in de stralen van de ondergaande zon ( foto genomen in de tuin van het hotel), over Air Brousse dat toestellen verhuurt aan toeristen, en over het okapivangstation van de Epulu.

Congo. Er is veel om te doen de laatste tijd, nu de vijftigste verjaardag van de onafhankelijkheid eraan komt. Jef Geeraerts gaat terug naar Bumba en Rudi Vranckx maakt een documentaire in maar liefst zeven delen. Hoe graag zou ik er met mijn vader over kunnen praten. Hij heeft daar tussen 1947 en 1960 gewoond en het hele land afgereisd als reporter-fotograaf van Inforcongo, dat de Reisgids die ik in handen houd heeft uitgegeven. Met zijn collega's Lamote, Goldstein en Lebiet maakte hij er superieure zwart-witfoto's die je nu in publicaties allerhande ziet verschijnen.

In de Reisgids worden de inlanders ongeveer op dezelfde manier beschreven als de inlandse genetkatten en kafferbuffels : " De neger is flink gebouwd ; hij heeft een brede en goed gevormde romp, eerder smalle heupen, flink ontwikkelde ledematen, hoewel soms spillebenen voorkomen (...) Zijn lippen zijn dik, zijn neus breed en plat, zijn haar zwart en gekroesd ; zelden heeft hij een baard ; hij behoort over het algemeen tot het langschedelig type. De puberteit treedt bij de neger tamelijk vroeg in."

Van het denigrerende van woorden als deze waren de kolonialen zich blijkbaar amper bewust, in hun zelfopgelegde taak van 'heersen om te dienen'. Voor velen was Congo het aards paradijs, getuige daarvan de ondertitel van het boek van Jan Raymaekers : De schoonste tijd van mijn leven. "De autoriteit van de Belgen was in die tijd absoluut", vertelt de historicus mij. "Het blazoen van de blanke moest blinken. Er was zelfs een gescheiden filmcircuit, want blanke hoeren of gangsters, dat mochten zwarten niet zien. Zelfs Zwarte Piet was in Congo blank, omdat het ondenkbaar was dat een zwarte een blank kind zou mogen straffen. Het ging zelfs zo ver dat zwarten die in de jaren 1950 naar België kwamen, niet meer mochten terugkeren naar Congo. Stel je voor dat ze daar gingen vertellen dat er ook blanke vuilnismannen en straatvegers bestonden."

Op de rieten mand in mijn woonkamer ligt nog een oude filmcamera, die je moet opwinden voor je hem kan gebruiken, en pellicule die in geen halve eeuw is bekeken. 'RUANDA-URUNDI', heeft mijn vader op de filmrol geschreven. In de kelder en op eenzame plekken sluimeren nog honderden van zijn prachtige foto's. Het wordt tijd dat ik mij daar eens aanzet, in plaats van in kranten te lezen over de meest verwende honden van Vlaanderen, en hoe Eugène uit Liedekerke (87) elke dag nog zijn auto parkeert in zijn piepkleine garage.

Congo - de schoonste tijd van mijn leven (getuigenissen van oud-kolonialen in woord en beeld) verscheen bij Van Halewyck en telt 200 pagina's.

jp.mulders@skynet.be

woensdag 10 februari 2010

dinsdag 9 februari 2010

OBLIVION - ASTOR PIAZZOLLA - GIDON KREMER




A bandoneon player by trade, Argentinean maestro Astor Piazzolla reinvented Tango and his instrument in the process. Piazzolla's main instrument is the bandoneon, which is similar to the accordion. (more)

maandag 8 februari 2010

SOLO - GERRIT KOMRIJ



Geen mythe of wildwestverhaal
is het wat ik ditmaal opschrijf.
Ik klauter uit een krater, kaal -
de zon brandt op mijn dunne lijf.

Ik roep een zin. Het klinkt te schraal
in het omringende gewelf -
ik heb geen schim of filiaal -
ik ben vandaag alleen mezelf.

Ik kan mij niet beroepen op
een stand-in of een stijlfiguur,
een schuilnaam of een ledenpop.
Er is geen spoor van literatuur.


uit: 'De harde kern, oncyclische cyclus', 2003.


zaterdag 6 februari 2010

HET DINER - HERMAN KOCH - ROMAN

In 'Het diner' (Anthos), de nieuwe Herman Koch (als u 'm niet kent van zijn vorige boeken, dan misschien wel van 'Jiskefet'), zitten we driehonderd bladzijden lang gevangen in een niet nader genoemd Nederlands restaurant. Het gezelschap: de verteller, samen met zijn vrouw, zijn broer (die onhoudbaar op weg is om bij de volgende verkiezingen de nieuwe minister-president van Nederland te worden) en zijn schoonzus.

Er wordt gedineerd onder hoogspanning: de vier zijn samen om te praten over hun kinderen - beide echtparen hebben een zoon van vijftien. Die hebben de dood van een dakloze op hun geweten, maar over meer dan wat vage beelden van een bewakingscamera beschikken de speurders niet.

De ouders zijn wél op de hoogte, en terwijl Koch zich amuseert met een ingenieus gecomponeerde plot, wordt zijn verteller door de ene na de andere indringende vraag bezocht. Moeten de twee echtparen alles toedekken, of hun zonen gaan aangeven? Zijn ze zelf, als ouders, verantwoordelijk? In hoeverre is agressie genetisch bepaald? En is dit dan de onherroepelijke versplintering van Het Gelukkige Gezin?


Zware kost, zeer zeker, maar ook de satiricus Koch is er nog: in hilarische passages rekent hij cassant af met de hypocriete uitwasjes waar chique restaurants in gespecialiseerd zijn, en terloops ondergraaft hij ook de lamlendige schone schijn waarachter toppolitici zich verbergen. Maar het beladen onderwerp verdwijnt nooit van de pagina's: er valt wat te grinniken, maar het is lachen met de handrem op.

Dat dit boek een pageturner is waar je desnoods een nachtje slaap voor laat, is te danken aan het thrillerachtige opzet en de intelligent geïnstalleerde spanningsboog. Dat het tot verhit nadenken aanzet, aan de zorgvuldig gewogen morele dilemma's die de auteur opwerpt. En dat dit een boek is dat je méédraagt, eentje dat nerveus blijft rondwandelen in je hoofd, is te danken aan dat unheimliche sfeertje dat Koch in zijn zinnen gezogen heeft. De doorlopende suggestie van geweld en de alomtegenwoordigheid van angst als motor voor de hele poppenkast maken dat je je als lezer hoogst oncomfortabel gaat voelen. Zoals in het echte leven, quoi. Herman Koch heeft een huiveringwekkend goed boek geschreven. (jm - HUMO)

Een schitterend boek, een prima roman, een aanrader!

donderdag 4 februari 2010

WERELDVREEMD - JEAN-PAUL MULDERS


Soms, hoewel dat tamelijk uitzonderlijk mag heten, verzeil ik in een chique loungebar waar de vrouwen op druivenprinsessen lijken en een coupe champagne twintig euro kost. Ze slijten hier zelfs de schier onvindbare trappist van Westvleteren, voor achttien euro het glas, de paters zouden blij zijn mochten ze het horen. Als er in deze omgeving iets past als een tang op een varken dan is het een pater, een van vlees & bloed bedoel ik, niet van hop & mout & water.

Aan de glanzende toog zit een zakenman naast een geblondeerd maatje-34-sletje met hakken ter hoogte van de Burj Khalifa-toren. Een tot het uiterste gestrekte vrouwenkuit mag dan iets opwindends hebben, minder elegant vind ik het als de grote teen uit de top van die schoen wordt geperst door een gaatje ter grootte van een kroonkurk. Ik kan daar moeilijk mijn ogen van afhouden en eerlijk gezegd, zo'n wufte teen die tevergeefs tracht te ontsnappen vind ik niet het elegantste dat je bij een dame kunt aantreffen. Juffrouw, kan ik mezelf niet beletten te denken, sloof u niet zo uit om het de heren der schepping naar hun zin te maken. Koop degelijk schoeisel, van het soort waarmee je je buiten kunt wagen, ook als het glad is.

In zwarte nissen in de muur van de loungebar staan sfeervol verlichte hologrammen, voorstellende Marx en Lenin, Trotsky en Engels. Die zijn ironisch bedoeld, natuurlijk. Om me heen zit beau monde en ik drink een tripel van Westmalle, het eerlijkste bier dat voor geld te koop is en waar zo'n raar symbooltje opstaat, de verstrengelde hoofdletters A en W. De paters zullen daar ongetwijfeld iets reins en godsvruchtigs mee bedoelen, ora et labora en co. Mij doet het, sinds de eerste keer dat ik het zag, aan iets onwelvoeglijks denken. Een gestileerde versie van het missionarisstandje. Zou ik de enige zijn die dat daarin ziet ?

Aan de tafel naast mij voeren twee snoeshanen een gesprek waarvan ik flarden kan opvangen. De twee mannen zijn vooraan in de dertig en nog niet helemaal droog achter de oren. Ze zijn een beetje overdressed, in hun kostuum waarvan het merklabel weinig subtiel is blijven hangen op de mouw. Het gesprek tussen de twee gaat, zou dit verwondering wekken, niet over Der Zauberberg maar over bancaire producten en verzekeringspoten. Even later komt het onvermijdelijk op vastgoed. "Tachtig vierkante meter", smaalt de ene tegen de andere, "dat is ongeveer zo groot als mijn living. Noemen ze dat tegenwoordig ook al een appartement ?" Ondanks het feit dat hij blijkens zijn ringvinger stevig getrouwd is, kan hij zijn ogen niet van het wicht aan de tapkast afhouden. Zo ziet hij eruit, een man met een kookeiland en een zitmaaier en een minnares, die zijn schaapjes prima op het droge heeft voor de ogen van de mensen. Ik weet niet goed of ik zulke heerschappen verafschuw of bewonder, het gevoel dat ik bij ze heb, zit daar ergens tussen. Ze glippen overal behendig door, dat is het minste wat je kunt zeggen. Je zult ze niet betrappen op zelfs maar de wens de wereld te veranderen, ze proberen alleen het beste plekje voor zichzelf te bemachtigen. Dat is niet erg nobel maar misschien wel verstandig. Hoe ging die boutade alweer : wie niet links is op zijn twintigste, heeft geen hart, wie niet rechts is op zijn veertigste heeft geen verstand.

Het persoverzicht op mijn smartphone meldt mij intussen dat toeristen blijven toestromen op de vakantiestranden van Haïti. Alsof er geen vuiltje aan de lucht is. Ze ontspannen op stranden die door hekken en bewakers worden afgeschermd van de plaatselijke bevolking. Tijdens hun dagje ter plaatse kunnen de toeristen ondermeer paragliden of in de rollercoaster stappen. Voor de meesten is het geen probleem om zorgeloos te genieten. IJzingwekkend vind ik dat, een toonbeeld van slechte smaak en een volstrekt gebrek aan empathie.

De snoeshaan naast mij ergert zich inmiddels ook. Aan wat hij de groene terreur noemt, en de verderfelijke neiging van de overheid overal flitspalen te zetten. "We moesten doen als in de States", gromt hij : "die dingen aan flarden schieten."

Hij doet mij denken aan die geweldige reclamespots voor Spa, waarin mensen een glas Zuiverend Water in het gezicht krijgen gekapt. Het zou zonde zijn van mijn dure tripel.

jp.mulders@skynet.be


woensdag 3 februari 2010

dinsdag 2 februari 2010

DE VREDESMISSIE VAN JORDI SAVALL




In Bozar verenigt dirigent Jordi Savall Joden en Arabieren in zijn project 'Jérusalem, la ville des deux paix'. Stef Grondelaers geeft toelichting.

Jordi Savall is dit seizoen in residentie bij het Paleis voor Schone Kunsten. We kunnen hem gerust een ‘geëngageerd kunstenaar’ noemen. Daarvan getuigt "Jérusalem, la ville des deux paix", een project dat onlangs in première ging in de drie maal heilige stad en dat joden en Arabieren uit Galilea verenigt. Langs de muziek roept hij de geschiedenis op van de volkeren van vroeger en nu. De Catalaanse dirigent roept op tot verzoening en vervult zo zijn rol van Ambassadeur van de vrede van UNESCO. (Cobra.be)

["Jérusalem, la ville des deux paix" - Jordi Savall & La Capella Reial de Catalunya, Hespèrion XXI, Al-Darweesh, Les trompettes de Jéricho. Paleis voor Schone Kunsten, 1 februari 2010]


maandag 1 februari 2010

VINGERAFDRUKKEN OP HET VENSTER - HERMAN DE CONINCK



Ik denk dat poëzie iets is als vingerafdrukken
op het venster, waarachter een kind dat niet kan slapen
te wachten staat op de dag. Uit aarde komt nevel,

uit verdriet een soort ach. Wolken
zorgen voor vijfentwintig soorten licht.
Eigenlijk houden ze het tegen. Tegenlicht.

Het is nog te vroeg om nu te zijn. Maar de rivieren
vertrekken alvast. Ze hebben het geruis
uit de zilverfabriek van de zee gehoord.

Dochter naast me voor het raam. Van haar houden
is de gemakkelijkste manier om dit alles te onthouden.
Vogels vinden in de smidse van hun geluid

uit, uit, uit.


uit: 'Ons Erfdeel', 1997.