vrijdag 31 juli 2009
donderdag 30 juli 2009
STOEM CONCEPTJE - JEAN-PAUL MULDERS
De zon ligt als snoepgoed over de lanen en ik voel een vage euforie, het gevolg van weer een vliegreis die ik overleefd heb, wat ik nog altijd wonderlijk vind, hoewel ik weet dat vliegen technisch gesproken zeer veilig is en ik nooit euforie voel omdat ik bijvoorbeeld heelhuids het zebrapad ben overgeraakt of mijn populaire krant heb uitgelezen, wat gevaarlijker is. "Eerste vat dat hij zelf verving werd zijn dood", verneem je daar, naast tal van andere verhalen over cafébazen & spannende personen.
Ik zit op het terras van de beste pizzeria ter wereld, die bevindt zich toevallig in Gent, en ik drink als aperitief een bruin bocht dat van artisjokken gemaakt is en goed schijnt te zijn voor de lever, iets wat ik betwijfel omdat het te gemakkelijk zou zijn, alcohol bij wijze van medicijn. Het doet mij aan mijn grootvader denken, die toen hij terminale k had op doktersvoorschrift dagelijks twee glazen champagne moest drinken - zelf noemde hij die schnaps. Of die schnaps zijn leven een seconde verlengd heeft, durf ik alweer te betwijfelen maar ik vind het briljant gevonden, dat medicament, en ik ben er die dokter nog dankbaar voor. Hij heette Jaak, al heeft dat verder niet veel belang.
Maar laat ik het niet over terminale k hebben. Laten we doen alsof zulke dingen niet bestaan want het licht is vandaag prachtig en de meisjes zijn mooi, men zou zich afvragen waar ze vandaan blijven komen. In voorsteden en achterbuurten moeten echt wel mooiemeisjesfabrieken staan, zorgvuldig afgeschermd voor pottenkijkers. Overdreven romantisch moeten wij ons dat ook weer niet voorstellen. In de raden van bestuur van de mooiemeisjesconcerns zetelen ongetwijfeld gestelde lichamen à la Geert Versnick en Jean-Luc Dehaene, zoals in elke koekjesfabriek van dit land. Uiteindelijk zijn mooiemeisjesfabrieken ook maar kapitalistische ondernemingen, gerund volgens principes van modern management.
Ik geloof dat ik wat last heb van de warmte, ik heb daar vlug last van zoals ook van de muggen en voorts van alles dat té is, of het nu te warm of te luid of te ver is of te sappig. Ik ben een man van het gemiddelde, van het gezond verstand, die met wantrouwen kijkt naar records en excessen. Ik ben te saai voor exuberanties - en wie dat niet gelooft, vertel ik iets anders.
De Monte Vesuvio die ik besteld heb, wordt zwierig op de tafel gezet. Behalve een volledig intact spiegelei tref ik er pikante worst op aan, vandaar waarschijnlijk de wat hoog gegrepen naam die verwijst naar vuurspuwende bergen. Aan de tafel naast mij zit een zwarte man die lijkt op wat je zou verkrijgen mocht je Kofi Annan en Bill Cosby in photoshop mengen. Hij heeft een expressief gezicht en zingt in foutloos Nederlands een lofzang op de zomer, met grappig accent. "Ik word ouder", zegt hij. "In de winter zie ik hier af. Mijn vingers worden paars en ik krijg zukke dikke tenen van de kou."
Bij het woord zukke toont hij de maat tussen duim en wijsvinger, die ik vanuit mijn positie helaas niet kan zien, zodat de precieze dikte van 's mans wintertenen wel altijd een raadsel zal blijven voor mij. Er zijn onbestemdheden waarmee je moet leren leven. De zon brandt en ik zoek dekking achter een zuil, in de schaduw die mij past, behoedzaam als ik ben en op mijn hoede voor alles, van omvallende boekenkasten tot kaarsen die 's nachts blijven branden en wat verder niet nog allemaal, behalve de écht gevaarlijke dingen want daarvoor ben ik niet bang.
"Ik vind het leven maar een stoem conceptje", zucht een vrouw naast mij onverwacht, als slotsom van een verhaal dat ze heeft afgestoken en waarin kommer & kwel ongetwijfeld de boventoon voerden. Ik heb dat niet gehoord, in gedachten verzonken als ik was. De wereld zit vol verrassende uitspraken voor wie ze van tussen het geblaat weet te pulken.
Een stom conceptje. Dat vind ik schoon gezegd. Zou je ook zo over het leven denken als je die enige overlevende van een neergestorte Airbus bent ?
Ik zit op het terras van de beste pizzeria ter wereld, die bevindt zich toevallig in Gent, en ik drink als aperitief een bruin bocht dat van artisjokken gemaakt is en goed schijnt te zijn voor de lever, iets wat ik betwijfel omdat het te gemakkelijk zou zijn, alcohol bij wijze van medicijn. Het doet mij aan mijn grootvader denken, die toen hij terminale k had op doktersvoorschrift dagelijks twee glazen champagne moest drinken - zelf noemde hij die schnaps. Of die schnaps zijn leven een seconde verlengd heeft, durf ik alweer te betwijfelen maar ik vind het briljant gevonden, dat medicament, en ik ben er die dokter nog dankbaar voor. Hij heette Jaak, al heeft dat verder niet veel belang.
Maar laat ik het niet over terminale k hebben. Laten we doen alsof zulke dingen niet bestaan want het licht is vandaag prachtig en de meisjes zijn mooi, men zou zich afvragen waar ze vandaan blijven komen. In voorsteden en achterbuurten moeten echt wel mooiemeisjesfabrieken staan, zorgvuldig afgeschermd voor pottenkijkers. Overdreven romantisch moeten wij ons dat ook weer niet voorstellen. In de raden van bestuur van de mooiemeisjesconcerns zetelen ongetwijfeld gestelde lichamen à la Geert Versnick en Jean-Luc Dehaene, zoals in elke koekjesfabriek van dit land. Uiteindelijk zijn mooiemeisjesfabrieken ook maar kapitalistische ondernemingen, gerund volgens principes van modern management.
Ik geloof dat ik wat last heb van de warmte, ik heb daar vlug last van zoals ook van de muggen en voorts van alles dat té is, of het nu te warm of te luid of te ver is of te sappig. Ik ben een man van het gemiddelde, van het gezond verstand, die met wantrouwen kijkt naar records en excessen. Ik ben te saai voor exuberanties - en wie dat niet gelooft, vertel ik iets anders.
De Monte Vesuvio die ik besteld heb, wordt zwierig op de tafel gezet. Behalve een volledig intact spiegelei tref ik er pikante worst op aan, vandaar waarschijnlijk de wat hoog gegrepen naam die verwijst naar vuurspuwende bergen. Aan de tafel naast mij zit een zwarte man die lijkt op wat je zou verkrijgen mocht je Kofi Annan en Bill Cosby in photoshop mengen. Hij heeft een expressief gezicht en zingt in foutloos Nederlands een lofzang op de zomer, met grappig accent. "Ik word ouder", zegt hij. "In de winter zie ik hier af. Mijn vingers worden paars en ik krijg zukke dikke tenen van de kou."
Bij het woord zukke toont hij de maat tussen duim en wijsvinger, die ik vanuit mijn positie helaas niet kan zien, zodat de precieze dikte van 's mans wintertenen wel altijd een raadsel zal blijven voor mij. Er zijn onbestemdheden waarmee je moet leren leven. De zon brandt en ik zoek dekking achter een zuil, in de schaduw die mij past, behoedzaam als ik ben en op mijn hoede voor alles, van omvallende boekenkasten tot kaarsen die 's nachts blijven branden en wat verder niet nog allemaal, behalve de écht gevaarlijke dingen want daarvoor ben ik niet bang.
"Ik vind het leven maar een stoem conceptje", zucht een vrouw naast mij onverwacht, als slotsom van een verhaal dat ze heeft afgestoken en waarin kommer & kwel ongetwijfeld de boventoon voerden. Ik heb dat niet gehoord, in gedachten verzonken als ik was. De wereld zit vol verrassende uitspraken voor wie ze van tussen het geblaat weet te pulken.
Een stom conceptje. Dat vind ik schoon gezegd. Zou je ook zo over het leven denken als je die enige overlevende van een neergestorte Airbus bent ?
Hoewel het er te warm voor is, bestel ik een limoncello. Nog altijd vaaglijk euforisch.
Reacties : jp.mulders@skynet.be
Labels:
Jean-Paul Mulders
woensdag 29 juli 2009
dinsdag 28 juli 2009
MANNEN DIE VROUWEN HATEN - STIEG LARSSON - THRILLER
‘Degene die de naam Groenland bedacht, kwam niet via de lucht,’ merkt een medepassagier droogjes op. We kijken samen uit het vliegtuigraampje. Sneeuw, ijs en bergen – het spectaculairste panorama dat ik ooit heb gezien! Mijn medepassagier kijkt even mee, en gaat dan weer verder met lezen. Ze is verdiept in een thriller. Deze zomer was ik met dertien Denen op West-Groenland. Voor een trekking geldt: hoe minder bagage, hoe beter. Ik was dan ook verbaasd toen maar liefst zes van de dertien hetzelfde kolossale boek, hardcover, uit hun rugzak toverden: deel drie van de Millennium-trilogie van de Zweedse auteur Stieg Larsson, net in het Deens verschenen.
In Zweden werden alleen al van het eerste deel, Män som hatar kvinnor (Mannen die vrouwen haten) ruim 2,7 miljoen exemplaren verkocht, dat is bijna één exemplaar op de drie inwoners. Daarna volgde de rest van Scandinavië.
Omdat het mij frustreerde dat ik in de groep niet mee kon doen met het enthousiast herinneringen ophalen aan deel één en twee, en ook geen bijdrage kon leveren aan het vraagstuk welke vrouw uit onze reisgroep het meeste in aanmerking zou komen voor de rol van Lisbeth Salander in de op hand zijnde verfilming, snelde ik bij thuiskomst onmiddellijk naar de boekhandel. Deel één en twee zijn in het Nederlands vertaald (uitgeverij Signatuur), maar ik kon me niet herinneren dat er een hype was geweest.
Die hype moet ogenblikkelijk komen!
Het succes kan ik inmiddels ook verklaren: het volstrekt atypische speurneuzenduo, de twee hoofdrolspelers. Lisbeth Salander is een lelijke seksueel misbruikte, dwarsliggende, biseksuele hacker van begin twintig met als hobby’s boksen, auto’s en computers. Ze draagt zwarte T-shirts met opschriften als ‘I can be a regular Bitch – if you want me to’ en ‘I am also an Alien’. Mikael Blomkvist is een vreselijk mooie man, een journalist die van koken houdt en er een getrouwde minnares op nahoudt, die zijn chef is bij het dagblad. Lisbeth is kortom nogal mannelijk uitgevallen, en Mikael heeft zijn vrouwelijke eigenschappen uitstekend ontwikkeld.
Ik ga verder geen plot uitleggen – het is te ingewikkeld. Laat ik volstaan met te zeggen dat het net lijkt alsof Mannen die vrouwen haten alle klassieke ingrediënten bevat van een goede thriller: een ijzersterke plot, spannende plattegrondjes, codes die gekraakt moeten worden, veel verdwenen meisjes, religieuze motieven en bijbelcitaten. Maar het blik wrede psychopaten met nazi- voorvaderen en bizarre seksuele praktijken dat wordt opengetrokken is opmerkelijk.
Het succes heeft iets te maken met het hoge Scandinavische gehalte van het duo. In een land waar het vaak donker is, individualisme hoogtij viert, de emancipatie meer dan voltooid lijkt, richt veel van de Zweedse literatuur en filmkunst zich op duistere familiegeheimen, geperverteerde man-vrouwverhoudingen en de kwellingen van de psyche. De Zweedse ziel wordt bijvoorbeeld gevormd door de tegendraadse jongensachtige meisjes van Astrid Lindgren, en het werk van August Strindberg, die te boek staat als vrouwenhater. De Zweed heeft gecompliceerde en gigantisch geëmancipeerde karakters nodig, die zo diep zijn als de Zweedse meren. Bij een volk waar – naast het belasting betalen – het hebben van psychische problemen tot nationale hobby is verheven en de zelfmoordcijfers nog altijd psychologen voor raadsels stellen, kunnen de actieheld zonder eigenschappen Robert Langdon en de mooie, perfecte popjesheldin Sophie Neveu, het duo dat Dan Brown bedacht, geen potje breken.
Stieg Larsson is niet de Dan Brown van Scandinavië. Nee, dit is Ingmar Bergman in thrillervorm. Zie alleen al de titel – is er iemand die niet wil weten wat de verdere strekking van het geschrevene zal zijn? De Engelse uitgever durfde de titel niet aan – dom! – en publiceerde deel één onder de noemer The Girl with the Dragon Tattoo.
En dan is er nog een succesingrediënt: de tragiek en de rage rondom de auteur zelf. Stieg Larsson stierf in 2004 op 50-jarige leeftijd aan een hartaanval, vlak nadat hij zijn complete trilogie in één keer had ingeleverd bij de uitgeverij. Het succes van zijn boeken heeft hij dus niet mogen beleven. Maar de rel rondom zijn literaire nalatenschap is losgebarsten, en de Zweedse kranten staan er bol van. Er werd onlangs een oud testament gevonden van de auteur uit 1977. Daaruit blijkt dat de schrijver zijn geld nalaat aan een communistische arbeidersbeweging (nu socialistische partij). Zijn vader en broer claimen dat het testament inmiddels ongeldig is. Volgens Larssons levensgezellin Eva Gabrielsson gaat het hen louter om het geld en keken ze bij leven niet om naar respectievelijk hun zoon en broer. Zij woonde meer dan dertig jaar samen met Larsson, maar omdat ze niet getrouwd waren, heeft ze volgens de wet geen recht op het geld. Terwijl vader en broer beweren dat Gabrielsson geestelijk niet in orde is, heeft deze intussen laten weten dat ze een vierde manuscript van het duo Salander en Blomkvist in bezit zou hebben, maar dat zij dit voorlopig niet laat verschijnen omdat ze niet wil dat vader en zoon er met de geldbuit vandoor gaan.
Het wordt tijd voor soortgelijke frisse tegendraadse types in de Nederlandse thrillerwereld. Weg met die sjabloonmatige speurneuzen bij Saskia Noort, Elvin Post en Simone van der Vlugt. In zichzelf snijdende dwarse pubermeisjes en culinair getalenteerde mannen die codes kraken omdat ze ook breipatronen doorgronden: zet hem op, Esther Verhoef! En waarom wordt Mannen die vrouwen haten hier niet massaal gelezen? Wij achten onszelf geestelijk misschien veel gezonder, dat neemt niet weg dat we ons zo snel mogelijk aan deze trilogie moeten wagen.
Stine Jensen, NRC boeken
In Zweden werden alleen al van het eerste deel, Män som hatar kvinnor (Mannen die vrouwen haten) ruim 2,7 miljoen exemplaren verkocht, dat is bijna één exemplaar op de drie inwoners. Daarna volgde de rest van Scandinavië.
Omdat het mij frustreerde dat ik in de groep niet mee kon doen met het enthousiast herinneringen ophalen aan deel één en twee, en ook geen bijdrage kon leveren aan het vraagstuk welke vrouw uit onze reisgroep het meeste in aanmerking zou komen voor de rol van Lisbeth Salander in de op hand zijnde verfilming, snelde ik bij thuiskomst onmiddellijk naar de boekhandel. Deel één en twee zijn in het Nederlands vertaald (uitgeverij Signatuur), maar ik kon me niet herinneren dat er een hype was geweest.
Die hype moet ogenblikkelijk komen!
Het succes kan ik inmiddels ook verklaren: het volstrekt atypische speurneuzenduo, de twee hoofdrolspelers. Lisbeth Salander is een lelijke seksueel misbruikte, dwarsliggende, biseksuele hacker van begin twintig met als hobby’s boksen, auto’s en computers. Ze draagt zwarte T-shirts met opschriften als ‘I can be a regular Bitch – if you want me to’ en ‘I am also an Alien’. Mikael Blomkvist is een vreselijk mooie man, een journalist die van koken houdt en er een getrouwde minnares op nahoudt, die zijn chef is bij het dagblad. Lisbeth is kortom nogal mannelijk uitgevallen, en Mikael heeft zijn vrouwelijke eigenschappen uitstekend ontwikkeld.
Ik ga verder geen plot uitleggen – het is te ingewikkeld. Laat ik volstaan met te zeggen dat het net lijkt alsof Mannen die vrouwen haten alle klassieke ingrediënten bevat van een goede thriller: een ijzersterke plot, spannende plattegrondjes, codes die gekraakt moeten worden, veel verdwenen meisjes, religieuze motieven en bijbelcitaten. Maar het blik wrede psychopaten met nazi- voorvaderen en bizarre seksuele praktijken dat wordt opengetrokken is opmerkelijk.
Het succes heeft iets te maken met het hoge Scandinavische gehalte van het duo. In een land waar het vaak donker is, individualisme hoogtij viert, de emancipatie meer dan voltooid lijkt, richt veel van de Zweedse literatuur en filmkunst zich op duistere familiegeheimen, geperverteerde man-vrouwverhoudingen en de kwellingen van de psyche. De Zweedse ziel wordt bijvoorbeeld gevormd door de tegendraadse jongensachtige meisjes van Astrid Lindgren, en het werk van August Strindberg, die te boek staat als vrouwenhater. De Zweed heeft gecompliceerde en gigantisch geëmancipeerde karakters nodig, die zo diep zijn als de Zweedse meren. Bij een volk waar – naast het belasting betalen – het hebben van psychische problemen tot nationale hobby is verheven en de zelfmoordcijfers nog altijd psychologen voor raadsels stellen, kunnen de actieheld zonder eigenschappen Robert Langdon en de mooie, perfecte popjesheldin Sophie Neveu, het duo dat Dan Brown bedacht, geen potje breken.
Stieg Larsson is niet de Dan Brown van Scandinavië. Nee, dit is Ingmar Bergman in thrillervorm. Zie alleen al de titel – is er iemand die niet wil weten wat de verdere strekking van het geschrevene zal zijn? De Engelse uitgever durfde de titel niet aan – dom! – en publiceerde deel één onder de noemer The Girl with the Dragon Tattoo.
En dan is er nog een succesingrediënt: de tragiek en de rage rondom de auteur zelf. Stieg Larsson stierf in 2004 op 50-jarige leeftijd aan een hartaanval, vlak nadat hij zijn complete trilogie in één keer had ingeleverd bij de uitgeverij. Het succes van zijn boeken heeft hij dus niet mogen beleven. Maar de rel rondom zijn literaire nalatenschap is losgebarsten, en de Zweedse kranten staan er bol van. Er werd onlangs een oud testament gevonden van de auteur uit 1977. Daaruit blijkt dat de schrijver zijn geld nalaat aan een communistische arbeidersbeweging (nu socialistische partij). Zijn vader en broer claimen dat het testament inmiddels ongeldig is. Volgens Larssons levensgezellin Eva Gabrielsson gaat het hen louter om het geld en keken ze bij leven niet om naar respectievelijk hun zoon en broer. Zij woonde meer dan dertig jaar samen met Larsson, maar omdat ze niet getrouwd waren, heeft ze volgens de wet geen recht op het geld. Terwijl vader en broer beweren dat Gabrielsson geestelijk niet in orde is, heeft deze intussen laten weten dat ze een vierde manuscript van het duo Salander en Blomkvist in bezit zou hebben, maar dat zij dit voorlopig niet laat verschijnen omdat ze niet wil dat vader en zoon er met de geldbuit vandoor gaan.
Het wordt tijd voor soortgelijke frisse tegendraadse types in de Nederlandse thrillerwereld. Weg met die sjabloonmatige speurneuzen bij Saskia Noort, Elvin Post en Simone van der Vlugt. In zichzelf snijdende dwarse pubermeisjes en culinair getalenteerde mannen die codes kraken omdat ze ook breipatronen doorgronden: zet hem op, Esther Verhoef! En waarom wordt Mannen die vrouwen haten hier niet massaal gelezen? Wij achten onszelf geestelijk misschien veel gezonder, dat neemt niet weg dat we ons zo snel mogelijk aan deze trilogie moeten wagen.
Stine Jensen, NRC boeken
Labels:
Boek
maandag 27 juli 2009
VERTREKKEN - JOSEPHINE BANENS
Ga, een keer nog, terug
kijk wat er was
dans op de balken,
de blootgelegde vloer.
Dein in het bed
omhels je geliefden
die stuivend verwolken
tot eeuwig stof.
Open het luik
voel vervlogen licht
fladdermottend
langs je gezicht.
Grendel het hek,
je biezen gepakt,
zie de blauwe lucht -
en vertrek.
kijk wat er was
dans op de balken,
de blootgelegde vloer.
Dein in het bed
omhels je geliefden
die stuivend verwolken
tot eeuwig stof.
Open het luik
voel vervlogen licht
fladdermottend
langs je gezicht.
Grendel het hek,
je biezen gepakt,
zie de blauwe lucht -
en vertrek.
Labels:
poëzie
donderdag 23 juli 2009
NEXT BIG THING - JEAN-PAUL MULDERS
Zo rukken wij op, in de richting van het jaar onzes Heren 2010, waar wij niet veel over weten omdat daar tot dusver nog niemand van is teruggekeerd. De Bermudadriehoek of de Marianentrog : altijd is er iemand, een ontdekkingsreiziger of anders wel een zot, die er een glimp van opgevangen heeft en er sterke verhalen over kan vertellen, waar anderen dan verstomd naar luisteren. Maar zoiets nabijgelegen en onontkoombaar als 2010, daarover kan geen sterveling je voorlopig iets zinnigs vertellen. Geblinddoekt stormen wij erop af, een oerhorde van inmiddels bijna zeven miljard. Wat zal de volgende maand, de dag van morgen of zelfs het komende uur brengen ? Geen hond die het weet, laat staan een goudvis of nijlgans.
Soms, terwijl ik in de keuken tijgergarnalen bereid, vraag ik mij af : wat zou the next big thing worden ? Dat er een next big thing komt, een volgend ding waarover iedereen zal praten, zoveel is zeker. Het kan bijvoorbeeld zijn dat Obama vermoord wordt, of dat L.A. op een ochtend van de kaart wordt geveegd door een vestzakatoombom. Minder ingrijpende dingen kunnen gelukkig ook, zoals het sterrenmeisje dat opeens wereldnieuws werd of, lokaler, de wietboer die op zijn gemak een pilsje dronk op de Ieperse Grote Markt. Of het kunnen vier lefgozers zijn van wie tot dusver nog niemand gehoord heeft maar die meer platen zullen verkopen dan The Beatles en The Stones samen. The next big thing kan zijn dat er ruimtewezens op Cap Gris Nez landen en van daaruit een boodschap van liefde en vrede de wereld instralen, al is die kans veeleer klein. Ze zouden rap genoeg in zee worden gedreven, aan het intergalactisch verstand gebracht dat er voor dergelijk gebazel geen plaats is op deze planeet.
Even zag het ernaar uit dat de Mexicaanse griep the next big thing zou worden, maar die lijkt wat overroepen. Next big things zie je maar zelden talmen. Ze slaan toe als een dief in de nacht en laten de mensen met open mond achter, zoals in de voorbije weken de dood van Karel Van Miert en Yasmine en The King of Pop, die haasje-over de grote leegte insprongen. Nooit eerder zoveel dood met schermbekendheid in hetzelfde nieuwsbericht gehad. Zoveel dood die je stil maakte.
Soms ook zijn next big things ronduit vals. In de jaren zestig, van de vorige eeuw moeten we nu al een hele tijd zeggen, had je opeens zoiets als polywater. Dat was een soort water met heel bijzondere eigenschappen, waarvan men vreesde dat het uit het laboratorium zou ontsnappen. Het zou dan alle water ter wereld besmetten en daar ook polywater van maken, zodat rivieren en stromen en zelfs de Heulebeke onleefbaar zouden worden en alle leven gedoemd zou zijn te verdwijnen. Polywater, wie is dààrvoor tegenwoordig nog bang ? Het is verwezen naar het museum van mislukte next big things, zoals ook SARS en de ontdekking van leven op Mars.
Wat zal het volgende next big thing zijn ? Het is opwindend maar ook een beetje griezelig je dat af te vragen, want ze zijn onvoorspelbaar en grillig. Het zou een buitenechtelijke dochter van paus Benedictus kunnen zijn, of een extremistische splintergroepering die aanslagen pleegt op vrouwen met korte rokken. Of waarschijnlijk iets nog veel vergezochter. Typisch voor next big things is dat ze de ene dag nog volslagen ondenkbaar lijken om de ochtend daarop alomtegenwoordig te zijn. Ze bevredigen onze hang naar opwinding en sensatie maar laten ons ook voelen wat we niet graag voelen, namelijk dat de wereld voortdurend in beweging is en dat alles wat we hebben, ons in een oogwenk weer kan worden ontnomen. Next big things zijn het lot dat op zijn trommel roffelt en met zijn spierballen rolt. Het lot dat ons laat zien over meer verbeelding te beschikken dan waarvan wij ooit kunnen dromen. Wij, mensjes die in het heden opgesloten zitten zonder uitzicht naar voren, als in een koets die wordt voortgetrokken door op hol geslagen paarden, dampend in blinde galop.
En ons daar meestentijds toch comfortabel bij voelen.
Soms, terwijl ik in de keuken tijgergarnalen bereid, vraag ik mij af : wat zou the next big thing worden ? Dat er een next big thing komt, een volgend ding waarover iedereen zal praten, zoveel is zeker. Het kan bijvoorbeeld zijn dat Obama vermoord wordt, of dat L.A. op een ochtend van de kaart wordt geveegd door een vestzakatoombom. Minder ingrijpende dingen kunnen gelukkig ook, zoals het sterrenmeisje dat opeens wereldnieuws werd of, lokaler, de wietboer die op zijn gemak een pilsje dronk op de Ieperse Grote Markt. Of het kunnen vier lefgozers zijn van wie tot dusver nog niemand gehoord heeft maar die meer platen zullen verkopen dan The Beatles en The Stones samen. The next big thing kan zijn dat er ruimtewezens op Cap Gris Nez landen en van daaruit een boodschap van liefde en vrede de wereld instralen, al is die kans veeleer klein. Ze zouden rap genoeg in zee worden gedreven, aan het intergalactisch verstand gebracht dat er voor dergelijk gebazel geen plaats is op deze planeet.
Even zag het ernaar uit dat de Mexicaanse griep the next big thing zou worden, maar die lijkt wat overroepen. Next big things zie je maar zelden talmen. Ze slaan toe als een dief in de nacht en laten de mensen met open mond achter, zoals in de voorbije weken de dood van Karel Van Miert en Yasmine en The King of Pop, die haasje-over de grote leegte insprongen. Nooit eerder zoveel dood met schermbekendheid in hetzelfde nieuwsbericht gehad. Zoveel dood die je stil maakte.
Soms ook zijn next big things ronduit vals. In de jaren zestig, van de vorige eeuw moeten we nu al een hele tijd zeggen, had je opeens zoiets als polywater. Dat was een soort water met heel bijzondere eigenschappen, waarvan men vreesde dat het uit het laboratorium zou ontsnappen. Het zou dan alle water ter wereld besmetten en daar ook polywater van maken, zodat rivieren en stromen en zelfs de Heulebeke onleefbaar zouden worden en alle leven gedoemd zou zijn te verdwijnen. Polywater, wie is dààrvoor tegenwoordig nog bang ? Het is verwezen naar het museum van mislukte next big things, zoals ook SARS en de ontdekking van leven op Mars.
Wat zal het volgende next big thing zijn ? Het is opwindend maar ook een beetje griezelig je dat af te vragen, want ze zijn onvoorspelbaar en grillig. Het zou een buitenechtelijke dochter van paus Benedictus kunnen zijn, of een extremistische splintergroepering die aanslagen pleegt op vrouwen met korte rokken. Of waarschijnlijk iets nog veel vergezochter. Typisch voor next big things is dat ze de ene dag nog volslagen ondenkbaar lijken om de ochtend daarop alomtegenwoordig te zijn. Ze bevredigen onze hang naar opwinding en sensatie maar laten ons ook voelen wat we niet graag voelen, namelijk dat de wereld voortdurend in beweging is en dat alles wat we hebben, ons in een oogwenk weer kan worden ontnomen. Next big things zijn het lot dat op zijn trommel roffelt en met zijn spierballen rolt. Het lot dat ons laat zien over meer verbeelding te beschikken dan waarvan wij ooit kunnen dromen. Wij, mensjes die in het heden opgesloten zitten zonder uitzicht naar voren, als in een koets die wordt voortgetrokken door op hol geslagen paarden, dampend in blinde galop.
En ons daar meestentijds toch comfortabel bij voelen.
Reacties : jp.mulders@skynet.be
Labels:
Jean-Paul Mulders
maandag 6 juli 2009
VAKANTIE - DIANA OZON
Geef mij de sfeer van havens
de zoute lucht van zee
witgekleden matrozen
van wie ik verder niets weet
draaiing van geslagen touwen
gummi piepend tussen wal en schip
opgedroogde wieren op de kade
wespen langs een lijn vol vis
Ik leng anijsdrank aan met water
spuw de deksels van een pit
mompel in de zon iets Grieks
Geeft niet waar ik nog moet wezen
vandaag leef ik en hoef niks
uit: 'Bronwater', 2005.
de zoute lucht van zee
witgekleden matrozen
van wie ik verder niets weet
draaiing van geslagen touwen
gummi piepend tussen wal en schip
opgedroogde wieren op de kade
wespen langs een lijn vol vis
Ik leng anijsdrank aan met water
spuw de deksels van een pit
mompel in de zon iets Grieks
Geeft niet waar ik nog moet wezen
vandaag leef ik en hoef niks
uit: 'Bronwater', 2005.
Labels:
poëzie
vrijdag 3 juli 2009
donderdag 2 juli 2009
HET ANTWOORD OP BEKLEMMENDE VRAGEN - JEAN-PAUL MULDERS
PV Plumbing & heating, staat op de camionette met Britse nummerplaat die gezapig voor mij uit tuft - en verder : No job too small. Het lijkt erop dat de loodgieter dat meent, want we rijden op de Brusselse ring en daar zie je niet vaak Britse loodgieterscamionettes. Ik stel mij voor dat de man, zijn belofte gestand, helemaal uit Kent is gekomen om in Kraainem een druppende kraan te repareren.
Als ik hem inhaal, zie ik dat ze met zijn tweeën in de bestelwagen zitten, een jonge gast met bakkebaarden en een blonde vrouw, ontspannen, vermoedelijk op weg naar het zuiden. "Laten we met de camionette op vakantie gaan", zal hij hebben voorgesteld, waarop zij aanvankelijk tegenpruttelde, maar uiteindelijk moest toegeven dat dat nog zo'n slecht idee niet was. Bergruimte zat, zelfs plaats voor een matras waarop kan worden geslapen, een groezelige wittebroodsnacht tussen steeksleutel en henneppakking, en elke afgemalen kilometer die als beroepskost kan worden ingebracht.
Ze zien er tevreden uit met zichzelf en met de wereld, zij met haar voeten nonchalant op het dashboard en hij met de verplichte thermoskan. Ik ben altijd jaloers op de down to earthness van mensen. Op slogans als no more shit, Johny will fix it, zoals ik op een Vlaamse camionette zag, met voeling voor het poëtische in de wereld. Als loodgieter moet je je niet afvragen wat de zin is van je leven : zorgen dat menselijke excrementen gezwind hun weg terugvinden naar de septische put. Nederig werk, maar eerzaam. En de mensen zitten altijd op je te wachten. Ook lijkt het mij fijn om zaakvoerder van een bedrijf in wegmarkeringen te zijn. Of verkoper van biofopspenen in grote hoeveelheden.
Terwijl ik aan biofopspenen denk, zoeft een zwaantje mij met een rotvaart rechts voorbij, om zich tussen mij en de Britse loodgieter te wurmen en ver boven de toegelaten snelheid op de derde rijstrook te gaan plakken. Ook voor zwaantjes heb ik een zwak, voor hun naam en omdat zij van alles mogen dat gewone stervelingen moeten laten. Mensen uit het verkeer plukken bijvoorbeeld en die ter plekke beboeten omdat ze over een witte streep zijn gereden - iets wat ik onlangs zag in de file. De wijdbeensheid waarmee die zwaan naar die auto stapte. Als extralegaal voordeel kan daar geen maaltijdcheque tegenop.
Helaas ben ik niet zo'n wijdbeens maar veeleer een peinzend type. Het soort dat achter het stuur dingen op een blaadje kribbelt om ze dan later behoedzaam in het net te zetten met een pen die Meisterstück wordt genoemd. Prijzig, zo'n schrijfinstrument, maar een mens mag iéts hebben op mijn leeftijd, bij ontstentenis van een voetbalabonnement. Zo'n Meisterstück is meer gemaakt om zwaarwichtige handtekeningen te zetten dan om er echt mee te schrijven. Daarvoor is het inktreservoir te klein, zodat je na luttele pagina's alweer moet bijvullen - wat een ritueel is en een plezier, van bevlekt keukenpapier.
Twee inktpotten per jaar schrijf ik zo leeg. Wat zou tegenwoordig nog de penetratie zijn van de inktpot in het Belgische gezin ? Het N.I.S. heeft daar geen cijfers van, maar het kan niet anders of wij inktpotbezitters zijn een uitstervend en dus beetje tragisch ras. Misschien kan er op Facebook een genootschap worden opgericht van mensen die koppig met vulpen blijven schrijven. Of van mensen die altijd drie slokjes water drinken van de kraan - nooit twee en al zeker geen vier. Daar zou ik mij ook lid van kunnen maken. Of van de community van mensen die zich bij het naderen van een verkeerslicht nerveus afvragen of het groen zal blijven tot zij er voorbij zijn, en daar het antwoord aan vastknopen op beklemmende vragen. Onzin natuurlijk, en behoorlijk dwangmatig. Maar in feite niet verder gezocht dan een kraslotje kopen of een gloednieuwe broek dragen met scheuren of margarine eten met sterolen of airmiles verzamelen of God vragen je tegen de Satan te beschermen of al die andere dingen die elke dag door vele miljoenen mensen volkomen normaal worden geacht.
Als ik hem inhaal, zie ik dat ze met zijn tweeën in de bestelwagen zitten, een jonge gast met bakkebaarden en een blonde vrouw, ontspannen, vermoedelijk op weg naar het zuiden. "Laten we met de camionette op vakantie gaan", zal hij hebben voorgesteld, waarop zij aanvankelijk tegenpruttelde, maar uiteindelijk moest toegeven dat dat nog zo'n slecht idee niet was. Bergruimte zat, zelfs plaats voor een matras waarop kan worden geslapen, een groezelige wittebroodsnacht tussen steeksleutel en henneppakking, en elke afgemalen kilometer die als beroepskost kan worden ingebracht.
Ze zien er tevreden uit met zichzelf en met de wereld, zij met haar voeten nonchalant op het dashboard en hij met de verplichte thermoskan. Ik ben altijd jaloers op de down to earthness van mensen. Op slogans als no more shit, Johny will fix it, zoals ik op een Vlaamse camionette zag, met voeling voor het poëtische in de wereld. Als loodgieter moet je je niet afvragen wat de zin is van je leven : zorgen dat menselijke excrementen gezwind hun weg terugvinden naar de septische put. Nederig werk, maar eerzaam. En de mensen zitten altijd op je te wachten. Ook lijkt het mij fijn om zaakvoerder van een bedrijf in wegmarkeringen te zijn. Of verkoper van biofopspenen in grote hoeveelheden.
Terwijl ik aan biofopspenen denk, zoeft een zwaantje mij met een rotvaart rechts voorbij, om zich tussen mij en de Britse loodgieter te wurmen en ver boven de toegelaten snelheid op de derde rijstrook te gaan plakken. Ook voor zwaantjes heb ik een zwak, voor hun naam en omdat zij van alles mogen dat gewone stervelingen moeten laten. Mensen uit het verkeer plukken bijvoorbeeld en die ter plekke beboeten omdat ze over een witte streep zijn gereden - iets wat ik onlangs zag in de file. De wijdbeensheid waarmee die zwaan naar die auto stapte. Als extralegaal voordeel kan daar geen maaltijdcheque tegenop.
Helaas ben ik niet zo'n wijdbeens maar veeleer een peinzend type. Het soort dat achter het stuur dingen op een blaadje kribbelt om ze dan later behoedzaam in het net te zetten met een pen die Meisterstück wordt genoemd. Prijzig, zo'n schrijfinstrument, maar een mens mag iéts hebben op mijn leeftijd, bij ontstentenis van een voetbalabonnement. Zo'n Meisterstück is meer gemaakt om zwaarwichtige handtekeningen te zetten dan om er echt mee te schrijven. Daarvoor is het inktreservoir te klein, zodat je na luttele pagina's alweer moet bijvullen - wat een ritueel is en een plezier, van bevlekt keukenpapier.
Twee inktpotten per jaar schrijf ik zo leeg. Wat zou tegenwoordig nog de penetratie zijn van de inktpot in het Belgische gezin ? Het N.I.S. heeft daar geen cijfers van, maar het kan niet anders of wij inktpotbezitters zijn een uitstervend en dus beetje tragisch ras. Misschien kan er op Facebook een genootschap worden opgericht van mensen die koppig met vulpen blijven schrijven. Of van mensen die altijd drie slokjes water drinken van de kraan - nooit twee en al zeker geen vier. Daar zou ik mij ook lid van kunnen maken. Of van de community van mensen die zich bij het naderen van een verkeerslicht nerveus afvragen of het groen zal blijven tot zij er voorbij zijn, en daar het antwoord aan vastknopen op beklemmende vragen. Onzin natuurlijk, en behoorlijk dwangmatig. Maar in feite niet verder gezocht dan een kraslotje kopen of een gloednieuwe broek dragen met scheuren of margarine eten met sterolen of airmiles verzamelen of God vragen je tegen de Satan te beschermen of al die andere dingen die elke dag door vele miljoenen mensen volkomen normaal worden geacht.
Labels:
Jean-Paul Mulders
woensdag 1 juli 2009
Abonneren op:
Posts (Atom)