Herman kende Anja al jaren. Ze werkte in het ziekenhuis waar ook zijn vrouw Gerda werkte. Jaarlijks werd door een aantal personeelsleden een verrassingsreis georganiseerd waar vooral de fysieke conditie van de deelnemers op de proef werd gesteld. De organisatoren waren vermoedelijk jaren lang lid geweest van een jeugdbeweging. Er heerste voortdurend een sfeer van 'en dat we toffe jongens zijn, dat willen we weten'. Regenkledij, laarzen, droge kleren, kompas en een Zwitsers zakmes waren aangewezen op de lange wandeltochten in de middle of nowhere waar je zonder stafkaart hopeloos verloren liep. Herman liet zich graag uitzakken om op het einde van de groep met Anja van gedachten te wisselen. Het klikte en er werd veel gelachen.
Anja had al plaats genomen aan een tafeltje op het terras toen Herman arriveerde. De begroeting was hartelijk en het gesprek kwam vrijwel onmiddellijk op gang en terzake. Herman vertelde dat hij er vanavond, toen Gerda weer naar de manege vertrok, behoorlijk de pest in had. De manegehouder had acht maanden voordien, op een morgen, het huishouden van Herman hevig op zijn grondvesten doen daveren. Op die bewuste woensdagmorgen, hij kon zich niet vergissen want de werkster belde net aan de voordeur toen zijn vrouw bekende dat ze reeds een aantal maanden een verhouding had met Willy. Willy die zijn carrière begonnen was als boer maar later van zijn hobby - paardendressuur - zijn beroep had gemaakt en de boerderij had omgevormd tot een goeddraaiende manege met naam en faam tot ver buiten het dorp. (wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten