De Fortiscommissie zoekt conclusies. Nog voor de eerste letter van het verslag op papier staat, heeft de buitenwacht die alvast getrokken: de commissie is een flop. Het feitelijke relaas, schitterend samengevat door Tim Pauwels elders op deze site (zie "Fortisproces...een simpele uitleg" klik hier), is ondertussen bekend. De commissie is al 189 keer tegen het licht gehouden. Een Piet Huysentruyt-moment dringt zich op. Wat hebben we vandaag geleerd?
Dat een onderzoekscommissie instellen over de eigen, politieke wereld in de aanloop naar verkiezingen geen verstandige beslissing is. De timing zat dubbel tegen: de commissie kreeg onvoldoende tijd om haar werk te doen, wegens nakende verkiezingen. Die wierpen desondanks hun schaduw ver vooruit, waardoor cruciale instrumenten – het opvragen van sms- en telefoonverkeer, confrontatie van getuigen – in de kast bleven.
Het ging deze keer niet over Sabena, verdwenen meisjes of Rwanda, maar over ministers en hun kabinetten, van wie de meeste spelers nog in actieve dienst zijn. Dat is werken in een mijnenveld. De onderzoekscommissie was een regeringsinitiatief om verdachtmakingen over ongeoorloofde inmenging in een voor die regering sleuteldossier te "onderzoeken", lees te weerleggen. De oppositie zag er een middel in om schade aan te brengen.
Het ware een wonder geweest mocht dat allemaal goed zijn gegaan. Temeer omdat er naast dit onderzoek nog tucht- en strafrechtelijke onderzoeken liepen die de commissie ook juridisch sterk inperkten. Zoals is gebleken. Toch hebben de vier experts die de commissie eerst adviseerden zich vergist: de commissie kon de politieke kant wel degelijk onderzoeken. Dat dat onvoldoende gelukt is, komt omdat ze niet ver genoeg is gegaan. Wat ze ook zal concluderen, steeds blijft een ongemakkelijk gevoel boven de commissie hangen. De resultaten zullen de twijfel en het ongeloof nooit doen verdwijnen.
Daarmee is niet gezegd dat het bewijs voor de schending van de scheiding der machten niet geleverd is omdat ze nu eenmaal niet goed genoeg zochten. Er is misschien simpelweg geen direct bewijs – de smoking gun – te vinden. En over de betekenis van het indirecte bewijs zal nooit consensus bestaan. Zelfs indien de commissie nog maanden verder werkt en allerlei "bewijs" à charge of à décharge vindt, dan blijft dat op het einde wellicht ten hoogste "circumstantial evidence": de samenloop van een reeks feiten die een vermoeden van schuld opwekken, aldus de believers. Maar vermoedens zijn geen bewijzen, klinkt het bij de non-believers.
Wat in de ene wereld een courante praktijk is – "bel even om te zien wie dat is en wat hij zal zeggen" – wordt aan de overkant van de lijn aangezien als een manifeste poging tot beïnvloeding. In die twee werelden worden dezelfde feiten behoorlijk anders geïnterpreteerd en aangevoeld. Één waarheid bestaat niet.
Bovendien had de commissie ook te weinig ruggengraat: een magistraat schrijft een brief dat er misschien gelogen werd (zijn tuchtonderzoek verloopt niet met getuigenissen onder ede, dus zit het probleem vooral daar, eerder dan in de commissie) en oeps, meteen gaat heel die commissie tegen de grond.
Dat komt door het electorale klimaat dat de gespannen zenuwen nog meer onder druk zet. Dat komt ook omdat de commissie heel beducht was voor een oorlog tussen de politiek en de rechterlijke macht. Want wie het schouwspel bekeek, mag vele vragen stellen over de politieke wereld, bij de rechters – of ze nu zitten of staan – is het blijkbaar niet veel beter. Meer nog dan de politieke malaise kwam de miserie in de rechterlijke macht naar boven. Maar niet in de berichtgeving erover.
De commissie is mislukt, maar dat is geen verrassing: ze heeft ook nooit een kans gekregen. Niet van de meerderheid, die de commissie voor eigen gebruik installeerde, niet van de oppositie, die er van dag één al niet in geloofde. Niet van de pers, die er alleen slecht theater in zag. Geliefkoosd onderwerp van spot was de voorzitter die als lijsttrekker wel bekendheid mee kreeg, maar vooral als een zwakke leider de geschiedenis in mag. Spectaculaire incidenten – het dossier lag op het kabinet Vandeurzen, de tegenspraak Henin/Reynders versus de rest van deze planeet – werden overbelicht. Omdat er niet veel anders te vinden was?
Als de commissie straks een deftig rapport wil of kan afleveren, dan is haar bestaan geen maat voor niets geweest, al is dat een magere troost. Stel dat ze verstandige dingen voorstelt over de positie van het openbaar ministerie, o.a. als behoeder van de goede procesgang (het befaamde art. 1088 van het gerechtelijk wetboek), over de detachering van magistraten naar kabinetten, over de verhouding tussen de minister en zijn kabinet (die ministers weten blijkbaar zelden wat er aan de hand is en steken zich daar ook achter weg), over de deontologie (los van het strafrechtelijke) in contacten tussen kabinetten en de rechterlijke macht over lopende zaken, … dan valt er nadien toch nog iets goeds over deze commissie te vertellen. Daarbij is even interessant om na te gaan wat er niet als wat er wel in het rapport mag verschijnen.
Hopelijk trekt de commissie ook lessen over het ultieme instrument dat een parlementaire onderzoekscommissie is. Namelijk dat ze in die omstandigheden nooit meer mag opgericht worden.
Kende Reynders’ kabinetschef Henin, en daarmee de rest van de regering, de strekking van het negatief advies (dat niet gevolgd werd) van substituut Paul Dhaeyer, of niet? In maart 2009 is dat even relevant. Een maand later niet meer. Wat telt de komende maanden wel? Er is tegen Leterme en Vandeurzen, de twee ministers die ontslag namen na het schandaal over de vermeende poging tot beïnvloeding van de Fortis-rechtsgang, geen sluitend bewijs gevonden. Dat zal door CD&V vertaald worden als "Leterme en Vandeurzen zijn door de onderzoekscommissie vrijgesproken". Reynders is subtiel beschadigd omdat hij, samen met zijn kabinetschef, alleen stond met de versie dat die Henin niet op de hoogte was van de strekking van het advies van Dhaeyer. Reynders stuurde die beeldvorming bij via de vuile truc met Christian Van Buggenhout. De advocaat van de regering mag niet onder ede getuigen van zijn stafhouder, maar ondertussen zet Reynders de hele commissie te kakken door de niet-beëdigde getuigenis van Van Buggenhout de wereld rond te sturen.
Of er ook na de campagne van de komende maanden nog iets anders zal blijven hangen van de commissie, hangt van de kracht van haar conclusies af.
Ondertussen heeft de ultieme brokkenpiloot Reynders in de Fortiscommissie weer laten zien dat hij het niet waard is om federaal minister te zijn. Vlaamse kiezers kunnen Reynders niet afstraffen. We kunnen ons alleen uitspreken over diegenen die Reynders in de regering tolereren. Als de leden van de Vlaamse meerderheid ’s morgens voor de spiegel staan, mag alleen schaamte, diepe schaamte, hen overvallen. Reynders nog langer tolereren is de kiezer minachten.
Gisteren besliste de federale regering dat ze geen geld heeft voor een tweede groot relanceplan. Daarmee is een van de weinige redenen verdwenen om op 7 juni geen samenvallende verkiezingen te organiseren. (bron: deredactie.be)
Dat een onderzoekscommissie instellen over de eigen, politieke wereld in de aanloop naar verkiezingen geen verstandige beslissing is. De timing zat dubbel tegen: de commissie kreeg onvoldoende tijd om haar werk te doen, wegens nakende verkiezingen. Die wierpen desondanks hun schaduw ver vooruit, waardoor cruciale instrumenten – het opvragen van sms- en telefoonverkeer, confrontatie van getuigen – in de kast bleven.
Het ging deze keer niet over Sabena, verdwenen meisjes of Rwanda, maar over ministers en hun kabinetten, van wie de meeste spelers nog in actieve dienst zijn. Dat is werken in een mijnenveld. De onderzoekscommissie was een regeringsinitiatief om verdachtmakingen over ongeoorloofde inmenging in een voor die regering sleuteldossier te "onderzoeken", lees te weerleggen. De oppositie zag er een middel in om schade aan te brengen.
Het ware een wonder geweest mocht dat allemaal goed zijn gegaan. Temeer omdat er naast dit onderzoek nog tucht- en strafrechtelijke onderzoeken liepen die de commissie ook juridisch sterk inperkten. Zoals is gebleken. Toch hebben de vier experts die de commissie eerst adviseerden zich vergist: de commissie kon de politieke kant wel degelijk onderzoeken. Dat dat onvoldoende gelukt is, komt omdat ze niet ver genoeg is gegaan. Wat ze ook zal concluderen, steeds blijft een ongemakkelijk gevoel boven de commissie hangen. De resultaten zullen de twijfel en het ongeloof nooit doen verdwijnen.
Daarmee is niet gezegd dat het bewijs voor de schending van de scheiding der machten niet geleverd is omdat ze nu eenmaal niet goed genoeg zochten. Er is misschien simpelweg geen direct bewijs – de smoking gun – te vinden. En over de betekenis van het indirecte bewijs zal nooit consensus bestaan. Zelfs indien de commissie nog maanden verder werkt en allerlei "bewijs" à charge of à décharge vindt, dan blijft dat op het einde wellicht ten hoogste "circumstantial evidence": de samenloop van een reeks feiten die een vermoeden van schuld opwekken, aldus de believers. Maar vermoedens zijn geen bewijzen, klinkt het bij de non-believers.
Wat in de ene wereld een courante praktijk is – "bel even om te zien wie dat is en wat hij zal zeggen" – wordt aan de overkant van de lijn aangezien als een manifeste poging tot beïnvloeding. In die twee werelden worden dezelfde feiten behoorlijk anders geïnterpreteerd en aangevoeld. Één waarheid bestaat niet.
Bovendien had de commissie ook te weinig ruggengraat: een magistraat schrijft een brief dat er misschien gelogen werd (zijn tuchtonderzoek verloopt niet met getuigenissen onder ede, dus zit het probleem vooral daar, eerder dan in de commissie) en oeps, meteen gaat heel die commissie tegen de grond.
Dat komt door het electorale klimaat dat de gespannen zenuwen nog meer onder druk zet. Dat komt ook omdat de commissie heel beducht was voor een oorlog tussen de politiek en de rechterlijke macht. Want wie het schouwspel bekeek, mag vele vragen stellen over de politieke wereld, bij de rechters – of ze nu zitten of staan – is het blijkbaar niet veel beter. Meer nog dan de politieke malaise kwam de miserie in de rechterlijke macht naar boven. Maar niet in de berichtgeving erover.
De commissie is mislukt, maar dat is geen verrassing: ze heeft ook nooit een kans gekregen. Niet van de meerderheid, die de commissie voor eigen gebruik installeerde, niet van de oppositie, die er van dag één al niet in geloofde. Niet van de pers, die er alleen slecht theater in zag. Geliefkoosd onderwerp van spot was de voorzitter die als lijsttrekker wel bekendheid mee kreeg, maar vooral als een zwakke leider de geschiedenis in mag. Spectaculaire incidenten – het dossier lag op het kabinet Vandeurzen, de tegenspraak Henin/Reynders versus de rest van deze planeet – werden overbelicht. Omdat er niet veel anders te vinden was?
Als de commissie straks een deftig rapport wil of kan afleveren, dan is haar bestaan geen maat voor niets geweest, al is dat een magere troost. Stel dat ze verstandige dingen voorstelt over de positie van het openbaar ministerie, o.a. als behoeder van de goede procesgang (het befaamde art. 1088 van het gerechtelijk wetboek), over de detachering van magistraten naar kabinetten, over de verhouding tussen de minister en zijn kabinet (die ministers weten blijkbaar zelden wat er aan de hand is en steken zich daar ook achter weg), over de deontologie (los van het strafrechtelijke) in contacten tussen kabinetten en de rechterlijke macht over lopende zaken, … dan valt er nadien toch nog iets goeds over deze commissie te vertellen. Daarbij is even interessant om na te gaan wat er niet als wat er wel in het rapport mag verschijnen.
Hopelijk trekt de commissie ook lessen over het ultieme instrument dat een parlementaire onderzoekscommissie is. Namelijk dat ze in die omstandigheden nooit meer mag opgericht worden.
Kende Reynders’ kabinetschef Henin, en daarmee de rest van de regering, de strekking van het negatief advies (dat niet gevolgd werd) van substituut Paul Dhaeyer, of niet? In maart 2009 is dat even relevant. Een maand later niet meer. Wat telt de komende maanden wel? Er is tegen Leterme en Vandeurzen, de twee ministers die ontslag namen na het schandaal over de vermeende poging tot beïnvloeding van de Fortis-rechtsgang, geen sluitend bewijs gevonden. Dat zal door CD&V vertaald worden als "Leterme en Vandeurzen zijn door de onderzoekscommissie vrijgesproken". Reynders is subtiel beschadigd omdat hij, samen met zijn kabinetschef, alleen stond met de versie dat die Henin niet op de hoogte was van de strekking van het advies van Dhaeyer. Reynders stuurde die beeldvorming bij via de vuile truc met Christian Van Buggenhout. De advocaat van de regering mag niet onder ede getuigen van zijn stafhouder, maar ondertussen zet Reynders de hele commissie te kakken door de niet-beëdigde getuigenis van Van Buggenhout de wereld rond te sturen.
Of er ook na de campagne van de komende maanden nog iets anders zal blijven hangen van de commissie, hangt van de kracht van haar conclusies af.
Ondertussen heeft de ultieme brokkenpiloot Reynders in de Fortiscommissie weer laten zien dat hij het niet waard is om federaal minister te zijn. Vlaamse kiezers kunnen Reynders niet afstraffen. We kunnen ons alleen uitspreken over diegenen die Reynders in de regering tolereren. Als de leden van de Vlaamse meerderheid ’s morgens voor de spiegel staan, mag alleen schaamte, diepe schaamte, hen overvallen. Reynders nog langer tolereren is de kiezer minachten.
Gisteren besliste de federale regering dat ze geen geld heeft voor een tweede groot relanceplan. Daarmee is een van de weinige redenen verdwenen om op 7 juni geen samenvallende verkiezingen te organiseren. (bron: deredactie.be)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten