Het nieuws bereikte mij op een miezerige, verregende dag. Het raakte mij persoonlijk, misschien omdat ik nog in Dendermonde heb gewoond en sinds kort ben wat soms kneuterig 'een papa' wordt genoemd. Ik kreeg last van het gamma emotionele symptomen dat ik ongaarne voel, omdat ik toch nog een beetje opgevoed ben met de idee dat echte mannen robots behoren te zijn, die zich bij voorkeur met ponskaarten uiten.
Toen rinkelde de telefoon. Aan de lijn hing een vriendin die ik al twintig jaar ken. Het nichtje van haar dochter, vertelde zij snikkend, verbleef in die bewuste crèche Fabeltjesland - een naam zo typerend voor het sarcasme waarop het noodlot een patent lijkt te hebben.
Of Zoë nog leefde, wist zij niet. Zij vroeg zich af of zij de onheilstijding al aan haar dertienjarige dochter moest overbrengen, die boven ziek te bed lag. "Eerst naar die noodlijn bellen", adviseerde ik haar, met de koelbloedigheid die een mens in dergelijke situaties kan hebben. "Het heeft geen zin je dochter in de onzekerheid te betrekken. Probeer eerst te weten te komen hoe het met Zoë is gesteld.
Gezien de omstandigheden bleek dat nog mee te vallen. Het kind had een jaap van tien centimeter op haar hoofd, maar was verder levend en wel. "De dokters kunnen tegenwoordig veel", troostte ik, mij bewust van de banaliteit van mijn woorden. Maar er zijn van die momenten waarop je niet per se origineel uit de hoek moet willen komen. De rest van de dag aarzelden mijn gedachten tussen dankbaarheid omdat mijn grootmoeder dit nieuwsfeit niet meer moest beleven, en de vraag hoe ik zou reageren mocht ik de vader zijn van zo'n omgebracht kind.
Toen barstte het perscircus los. Oude schoolmakkers werden door reporters de pieren uit de neus gevraagd over nietszeggende herinneringen. Zelfs de schoenmaat wou men weten. Fotografen klommen op ladders om snapshots te maken van het interieur van de dader. Zij toonden een strijkplank en een kale kamer. Blikken experts werden opengetrokken. Dat de jongeman graag naar gothic luisterde werd belangwekkend geacht, zoals ongetwijfeld ook het merk van zijn koffiemachine. Zou dat een Senseo zijn geweest of een Nespresso ? Hadden gebruikers van de ene een grotere kans op moordzucht dan adepten van de andere ?
Van lieverlede werd het wansmakelijk. Aas voor het volk. Massahysterie. Op dergelijke dagen reken ik mijzelf ongaarne tot 'de pers'. Zoveel aandacht kregen deze sinistere gebeurtenissen - achttien pagina's in de zaterdageditie van De Standaard, om maar iets te noemen - dat ik mij afvroeg of hier niet de kiem werd gelegd voor nog meer luguber werk. Het zal elke gefrustreerde sukkel inmiddels wel duidelijk zijn : extreem en willekeurig geweld is de snelweg naar wereldroem. De dader krijgt de kans zich te ontpoppen als een ware antiheld, die dan wel zeer slecht is maar tenminste niet onbeduidend. Iemand die zich in het collectieve onbewuste nestelt en, hoe groot de afschuw ook is, in een aantal zieke breinen kan uitgroeien tot een rolmodel.
"The Joker was zijn voorbeeld." "Overal lagen bloedende baby's." "De kleine Leon stierf op mijn operatietafel." Wat voor zin heeft het hier wekenlang over te berichten ? Welk voordeel hebben plattegrondjes in kranten met "de horror van minuut tot minuut" ? De top 10 van gruwelijke drama's wereldwijd ? Zou het niet wijzer zijn zulk nieuws sober te brengen ? Ik omhels de persvrijheid, maar in gevallen als deze snak ik naar een cordon médiatique : dit vinden we afschuwelijk, dus gaan we het ook niet sappig tonen, met saignante quotes en frivool gedetoureerde beelden van instortende ouders. Al was het maar om copycats niet op ideeën te brengen. En omdat het simpelweg niet klopt alle gore details uit te smeren van wat we zo afschuwelijk vinden.
Zoë stelt het inmiddels goed, lichamelijk. Zij heeft zich bijtijds weggetrokken zodat het mes niet trof waar de dader naar mikte : haar keeltje. Volgens haar grootmoeder zwaait zij nu met speelgoed en imiteert daarmee de moordenaar.
Laten we hopen dat zij de enige is.
Toen rinkelde de telefoon. Aan de lijn hing een vriendin die ik al twintig jaar ken. Het nichtje van haar dochter, vertelde zij snikkend, verbleef in die bewuste crèche Fabeltjesland - een naam zo typerend voor het sarcasme waarop het noodlot een patent lijkt te hebben.
Of Zoë nog leefde, wist zij niet. Zij vroeg zich af of zij de onheilstijding al aan haar dertienjarige dochter moest overbrengen, die boven ziek te bed lag. "Eerst naar die noodlijn bellen", adviseerde ik haar, met de koelbloedigheid die een mens in dergelijke situaties kan hebben. "Het heeft geen zin je dochter in de onzekerheid te betrekken. Probeer eerst te weten te komen hoe het met Zoë is gesteld.
Gezien de omstandigheden bleek dat nog mee te vallen. Het kind had een jaap van tien centimeter op haar hoofd, maar was verder levend en wel. "De dokters kunnen tegenwoordig veel", troostte ik, mij bewust van de banaliteit van mijn woorden. Maar er zijn van die momenten waarop je niet per se origineel uit de hoek moet willen komen. De rest van de dag aarzelden mijn gedachten tussen dankbaarheid omdat mijn grootmoeder dit nieuwsfeit niet meer moest beleven, en de vraag hoe ik zou reageren mocht ik de vader zijn van zo'n omgebracht kind.
Toen barstte het perscircus los. Oude schoolmakkers werden door reporters de pieren uit de neus gevraagd over nietszeggende herinneringen. Zelfs de schoenmaat wou men weten. Fotografen klommen op ladders om snapshots te maken van het interieur van de dader. Zij toonden een strijkplank en een kale kamer. Blikken experts werden opengetrokken. Dat de jongeman graag naar gothic luisterde werd belangwekkend geacht, zoals ongetwijfeld ook het merk van zijn koffiemachine. Zou dat een Senseo zijn geweest of een Nespresso ? Hadden gebruikers van de ene een grotere kans op moordzucht dan adepten van de andere ?
Van lieverlede werd het wansmakelijk. Aas voor het volk. Massahysterie. Op dergelijke dagen reken ik mijzelf ongaarne tot 'de pers'. Zoveel aandacht kregen deze sinistere gebeurtenissen - achttien pagina's in de zaterdageditie van De Standaard, om maar iets te noemen - dat ik mij afvroeg of hier niet de kiem werd gelegd voor nog meer luguber werk. Het zal elke gefrustreerde sukkel inmiddels wel duidelijk zijn : extreem en willekeurig geweld is de snelweg naar wereldroem. De dader krijgt de kans zich te ontpoppen als een ware antiheld, die dan wel zeer slecht is maar tenminste niet onbeduidend. Iemand die zich in het collectieve onbewuste nestelt en, hoe groot de afschuw ook is, in een aantal zieke breinen kan uitgroeien tot een rolmodel.
"The Joker was zijn voorbeeld." "Overal lagen bloedende baby's." "De kleine Leon stierf op mijn operatietafel." Wat voor zin heeft het hier wekenlang over te berichten ? Welk voordeel hebben plattegrondjes in kranten met "de horror van minuut tot minuut" ? De top 10 van gruwelijke drama's wereldwijd ? Zou het niet wijzer zijn zulk nieuws sober te brengen ? Ik omhels de persvrijheid, maar in gevallen als deze snak ik naar een cordon médiatique : dit vinden we afschuwelijk, dus gaan we het ook niet sappig tonen, met saignante quotes en frivool gedetoureerde beelden van instortende ouders. Al was het maar om copycats niet op ideeën te brengen. En omdat het simpelweg niet klopt alle gore details uit te smeren van wat we zo afschuwelijk vinden.
Zoë stelt het inmiddels goed, lichamelijk. Zij heeft zich bijtijds weggetrokken zodat het mes niet trof waar de dader naar mikte : haar keeltje. Volgens haar grootmoeder zwaait zij nu met speelgoed en imiteert daarmee de moordenaar.
Laten we hopen dat zij de enige is.
Reacties : jp.mulders@skynet.be
Geen opmerkingen:
Een reactie posten