Met Black Dub begint Daniel Lanois aan een nieuwe fase in zijn opmerkelijke muzikale odyssee. Met enkele trouwe vrienden én met zangeres Trixie Whitley.
Na zijn productiewerk voor onder anderen Bob Dylan, Emmylou Harris en Neil Young en een handvol gewaardeerde soloplaten, duikt Daniel Lanois onder in wat nu al een supergroep wordt genoemd.
Black Dub bestaat in hoofdzaak uit muzikanten met wie de Canadees al jaren samenspeelt en die gepokt en gemazeld zijn in de scene rond New Orleans: bassist Daryl Johnson en meesterdrummer Brian Blade. Dé ontdekking van de groep is echter de Belgisch-Amerikaanse zangeres Trixie Whitley, een jongedame die bij haar geboorte al genetisch gedetermineerd leek om muzikale paden in te slaan. Tenslotte is ze de dochter van de in 2005 overleden bluesgitarist Chris Whitley en het nichtje van dEUS-bassist Alan Gevaert. Ze was amper twaalf toen ze met haar vader op het podium al ‘Automatic’ stond te zingen en voelt zich allerminst geïntimideerd door de topmuzikanten die haar tegenwoordig omringen. Lanois heeft overigens met zorg de omstandigheden geschapen waarin ze haar stem optimaal kan ontplooien.
Lonken naar Jamaica
Eigenlijk heeft Black Dub een lange incubatieperiode achter de rug. De band was vorig jaar al in de Brusselse AB te zien en sindsdien circuleerden op het internet regelmatig audiobestanden en videobeelden die de verwachtingen voor zijn titelloze debuut-cd hielpen aan te scherpen. De release werd echter vertraagd, omdat Daniel Lanois enkele maanden geleden het slachtoffer werd van een zwaar motorongeluk dat hem bijna het leven kostte. De meeste tracks zijn live ingeblikt, niet zelden in één take, waardoor de spontaneïteit van het moment goed bewaard is gebleven.
De groepsnaam verwijst naar Lanois’ voorliefde voor Jamaïcaanse muziek, een invloed die doorklinkt in de wiegende reggaebeat van ‘Silverado’ en het dubby basspel van Johnson in ‘I Believe in You’. Dit laatste werpt zich, dank zij de voorvoelde zangpartij van la Whitley, meteen op als een van onze favorieten. ‘Ring the Alarm’ is dan weer gebaseerd op een Caraïbisch deuntje van songwriter en producer Winston Riley, maar wordt te lang uitgesponnen en klinkt zo banaal dat we blij zijn dat een pientere geest de skiptoets heeft uitgevonden.
Roots-smeltkroes
Op één uitzondering na schreef Daniel Lanois al het materiaal en zoals wel vaker het geval is op zijn platen is het resultaat een pittige smeltkroes van Amerikaanse rootsgenres. ‘Nomad’, waarin de stem van Trixie Whitley zich sensueel tegen de zijne aanschurkt, klinkt bijvoorbeeld als midtempo soul in de geest van Curtis Mayfield. Het pompende ‘Last Time’, geïnspireerd door een oud nummer van The Staple Singers, staat kniehoog in de swamps van Louisiana, ‘Sing’ verraadt -weliswaar flauwe- gospelinvloeden en het enkel door Lanois gezongen, in een laid-backsfeer ondergedompelde ‘Canaan’ is spirituele folk van het type dat destijds perfect op zijn cd ‘Shine’ zou hebben gepast.
Whitley zingt even rauw als bezield, niet alleen in duet met haar mentor (zie het smachtende ‘Love Lives’), maar ook wanneer ze de microfoon helemaal voor zichzelf heeft (de pakkende rhythm & bluesballad ‘Surely’). Andere hoogtepunten zijn de twee instrumentals, ‘Slow Baby’ en ‘Sirens’, waarin het geïnspireerde, sierlijk uitwaaierende gitaarspel van Daniel Lanois centraal staat. Ook het soepele, fantasierijke drumwerk van Brian Blade is de hele plaat lang een belevenis. Vanaf de eerste noot voel je dat de muzikanten helemaal op elkaars golflengte zitten.
‘Black Dub’ is dus een rijke, gevarieerde en overwegend geslaagde plaat, waarop het met allerlei geluidseffecten versierde geluidsdecor van Lanois voor de coherentie zorgt. En ook al had de productie af en toe iets soberder gemogen, Trixie Whitley had zich wellicht geen betere carrièrestart kunnen dromen. (Cobra.be)
Na zijn productiewerk voor onder anderen Bob Dylan, Emmylou Harris en Neil Young en een handvol gewaardeerde soloplaten, duikt Daniel Lanois onder in wat nu al een supergroep wordt genoemd.
Black Dub bestaat in hoofdzaak uit muzikanten met wie de Canadees al jaren samenspeelt en die gepokt en gemazeld zijn in de scene rond New Orleans: bassist Daryl Johnson en meesterdrummer Brian Blade. Dé ontdekking van de groep is echter de Belgisch-Amerikaanse zangeres Trixie Whitley, een jongedame die bij haar geboorte al genetisch gedetermineerd leek om muzikale paden in te slaan. Tenslotte is ze de dochter van de in 2005 overleden bluesgitarist Chris Whitley en het nichtje van dEUS-bassist Alan Gevaert. Ze was amper twaalf toen ze met haar vader op het podium al ‘Automatic’ stond te zingen en voelt zich allerminst geïntimideerd door de topmuzikanten die haar tegenwoordig omringen. Lanois heeft overigens met zorg de omstandigheden geschapen waarin ze haar stem optimaal kan ontplooien.
Lonken naar Jamaica
Eigenlijk heeft Black Dub een lange incubatieperiode achter de rug. De band was vorig jaar al in de Brusselse AB te zien en sindsdien circuleerden op het internet regelmatig audiobestanden en videobeelden die de verwachtingen voor zijn titelloze debuut-cd hielpen aan te scherpen. De release werd echter vertraagd, omdat Daniel Lanois enkele maanden geleden het slachtoffer werd van een zwaar motorongeluk dat hem bijna het leven kostte. De meeste tracks zijn live ingeblikt, niet zelden in één take, waardoor de spontaneïteit van het moment goed bewaard is gebleven.
De groepsnaam verwijst naar Lanois’ voorliefde voor Jamaïcaanse muziek, een invloed die doorklinkt in de wiegende reggaebeat van ‘Silverado’ en het dubby basspel van Johnson in ‘I Believe in You’. Dit laatste werpt zich, dank zij de voorvoelde zangpartij van la Whitley, meteen op als een van onze favorieten. ‘Ring the Alarm’ is dan weer gebaseerd op een Caraïbisch deuntje van songwriter en producer Winston Riley, maar wordt te lang uitgesponnen en klinkt zo banaal dat we blij zijn dat een pientere geest de skiptoets heeft uitgevonden.
Roots-smeltkroes
Op één uitzondering na schreef Daniel Lanois al het materiaal en zoals wel vaker het geval is op zijn platen is het resultaat een pittige smeltkroes van Amerikaanse rootsgenres. ‘Nomad’, waarin de stem van Trixie Whitley zich sensueel tegen de zijne aanschurkt, klinkt bijvoorbeeld als midtempo soul in de geest van Curtis Mayfield. Het pompende ‘Last Time’, geïnspireerd door een oud nummer van The Staple Singers, staat kniehoog in de swamps van Louisiana, ‘Sing’ verraadt -weliswaar flauwe- gospelinvloeden en het enkel door Lanois gezongen, in een laid-backsfeer ondergedompelde ‘Canaan’ is spirituele folk van het type dat destijds perfect op zijn cd ‘Shine’ zou hebben gepast.
Whitley zingt even rauw als bezield, niet alleen in duet met haar mentor (zie het smachtende ‘Love Lives’), maar ook wanneer ze de microfoon helemaal voor zichzelf heeft (de pakkende rhythm & bluesballad ‘Surely’). Andere hoogtepunten zijn de twee instrumentals, ‘Slow Baby’ en ‘Sirens’, waarin het geïnspireerde, sierlijk uitwaaierende gitaarspel van Daniel Lanois centraal staat. Ook het soepele, fantasierijke drumwerk van Brian Blade is de hele plaat lang een belevenis. Vanaf de eerste noot voel je dat de muzikanten helemaal op elkaars golflengte zitten.
‘Black Dub’ is dus een rijke, gevarieerde en overwegend geslaagde plaat, waarop het met allerlei geluidseffecten versierde geluidsdecor van Lanois voor de coherentie zorgt. En ook al had de productie af en toe iets soberder gemogen, Trixie Whitley had zich wellicht geen betere carrièrestart kunnen dromen. (Cobra.be)
Dirk Steenhaut
["Black Dub" - Black Dub. Sony Music, 2010]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten