NIEUWS     VERKEER      CULTUUR      WEER     SPORT     CONTACT         

vrijdag 25 juni 2010

LIEVER ARMAGNAC - JEAN-PAUL MULDERS


Waar ik nog steeds niet naar kan luisteren zonder golven van weemoed te voelen aanrollen, is het prachtnummer Est Miskien van de Wevelgemse wereldgroep Het Zesde Metaal. Wellicht moet West-Vlaams je moedertaal zijn om dat te begrijpen, maar Est Miskien behoort voor mij tot die zeldzame scheppingen van drie minuten die een heel kunstenaarsleven rechtvaardigen. De zanger, Wannes Capelle, is nog jong. Hij schijnt een IJslands lief te hebben, in welker taal hij ook wel eens zingt, en werkt momenteel aan een tweede cd. Ik kijk daar naar uit met een mengsel van halsreikendheid en schrik dat hij het niveau van de eerste niet zal halen. Allerdings hoop ik dat hij veel airplay zal krijgen, op zijn minst evenveel als het supermarktsurrealisme van De Mens, die droomde dat hij sliep.

Est Miskien
is dus een weemoedbom voor mij, waarin splinters van gemis zijn verborgen. Geen effectievere manier om mijn gemoed vol te laten schieten dan daarnaar te luisteren, wat een zuiverend effect kan hebben, je gemoed vol laten schieten op gecontroleerde wijze, in plaats van afscheid en teloorgang in gespreide slagorde op je te laten inwerken als die Chinese martelmethode waarbij om de paar seconden, dag en nacht, een druppel water op je kop wordt geplensd. Dat liedje zit zo vernuftig in elkaar dat het blijkbaar op al mijn knopjes duwt, aan alle hendeltjes trekt waarachter zich liefde verschuilt voor wat verdwenen is, voorgoed. Ik zou de tekst wel in het Nederlands willen vertalen, en in weerwil van de Vlamingen ook in het Frans, zo schoon vind ik hem bij elke herbeluistering, ongeveer om de 7 1/2 maand, maar wellicht zou hij aan glans verliezen zonder skoer'n en den trieng.

Wie het genot niet kent zich vloeiend in het West-Vlaams te uiten en op zoek is naar een ding van schoonheid in de standaardtaal, durf ik Schaduwkind van P.F. Thomése in de pollen te duwen. Het boekje verscheen al enkele jaren geleden, maar ik kwam het bij De Slegte tegen, waar het in bulk lag voor 2,99 euro, wat schandelijk mag heten vermits dat ongeveer de prijs is van een Filet-O-Fish. Het gaat opnieuw over gemis, zij het niet van een oude grootvader maar van het gestorven kleine meisje dat de dochter van de schrijver was : "Hoe zou haar Etruskisch hebben geklonken ? Hoe haar stem ? Waar is de sneeuw die nooit is gevallen ? Een paleis of een andere trivialiteit valt desnoods weer op te bouwen, maar wie herstelt de kus van een meisje dat nooit heeft gekust ? Wie graaft haar geuren op, haar lach ? (...) Ergens in de taal is zij nog, ergens tussen een paar woorden in."

Ik vind dat zo aangrijpend - onderkoeld en tegelijk erg liefdevol - dat ik tien van die boekjes heb gekocht, om cadeau te doen aan vrienden en op restaurant als fooi te geven. Stel je de verachting voor op het gezicht van de kelner, mocht je zoiets daadwerkelijk doen.

Ook in mijn persoonlijke leven was de harde kant van het bestaan de afgelopen week vrij prominent aanwezig. Zo ging ik, vergezeld door mijn dochter van 3, op bezoek bij mijn neef van 89. Vijf jaar geleden reisde hij nog naar San Francisco en dronken we samen armagnac uit 1981, maar de laatste tijd heeft hij terrein verloren zodat hij nu met behulp van een bleekblauwe kraan in bed moet worden getakeld. Zijn been is afgezet en zijn nieren falen, maar hij beschikt nog over een scherp verstand. Ik had een geurkaars meegebracht en zag in zijn ogen een jongensachtige fonkel, die mij beviel en die verried dat hij gvd liever de rest van die armagnac had gehad.

Na ons bezoek maakten dochter en ik nog een ommetje langs het speelplein. Op de bankjes waarmee het afgeboord is, zaten drie jonge koppeltjes van telkens een Vlaamse en een Afrikaan, die elkaar betastten en belikten en ons omsingelden, zodat ik het gevoel kreeg te zijn terechtgekomen in een bizarre film.

"Waarom had die mijnheer maar één been, papa ?" vroeg Liv opeens, terwijl zij de hele middag had gedaan alsof zij dat niet zag. Ik stak een gebrekkige uitleg af over oud zijn en vallen en dat zij geen schrik moest hebben dat háár dat zou overkomen, vermits zij nog jong was en kerngezond.

"Ja, want ik ben Livje", lachte ze, zonder duidelijk verband. Ik heb haar zelfvertrouwen maar intact gelaten.

En ik prees haar om haar empathie, omdat ze niet had zitten staren, maar mijn neef een waskrijt in de beverige handen had gestopt. Zo kon hij mee de paddenstoelen in haar boekje kleuren, wat wij elk om beurten mochten doen, op haar commando, het liefst in tinten die je bij een echte paddenstoel niet ziet.


jp.mulders@skynet.be


donderdag 24 juni 2010

Noir Desir - Le Vent Nous Portera




Schitterend nummer!

RAVIJN - YVES DESMET - DE MORGEN



Marianne Thyssen is nooit uit eigen beweging boegbeeld willen worden van de desastreuze CD&V-campagne en de navenante verkiezingsuitslag. Ze is daarin gedrongen door Yves Leterme, de man wiens beleid de echte inzet van de verkiezingen was. Maar liever dan de confrontatie aan te gaan met zijn eigen 800.000 voorkeurstemmen, ging hij schuilen in zijn West-Vlaanderen, waar de politieke analyse van zijn aanhang niet verder reikte dan dat Brussel een onveilige stad is, waar de Walen 'onzen Yves' den duivel aandoen.

Thyssen zag zich in een rol van moeten en zelfopoffering gecast, en probeerde er zich zo goed en kwaad als dat kon doorheen te slaan. Ze werd daarmee een prototype van een fenomeen dat psychologen van de universiteit van Exeter 'het glazen ravijn' hebben gedoopt. Vrouwen hebben er jaren over gedaan om het glazen plafond te doorbreken om in topfuncties terecht te komen. Maar nu blijkt dat wanneer organisaties het echt niet meer weten, ze bij voorkeur een vrouw in de vuurlinie sturen. Systematisch blijkt dat bedrijven die een vrouw als CEO aanduiden, meestal in slechte papieren zitten. Politieke partijen wijzen strijdplaatsen op de kieslijsten ook vaker aan vrouwen toe. Kortom, wanneer de kans op falen dreigt, mogen zij de kastanjes uit het vuur halen.
Thyssen had maar één echte troef: de historische belofte dat ze de eerste vrouwelijke premier had kunnen worden. Een belofte die ze vakkundig zelf verknoeide met de uitspraak die haar zal blijven achtervolgen. Het diminutief "op zijn vrouwtjes" joeg alle potentiële nieuwe vrouwenstemmen weg.

Dat Thyssen, die de kelk moest ledigen tot op de bodem, nu wil terugkeren naar de habitat waar ze zich het beste voelt, het Europese Parlement, is meer dan begrijpelijk. Ze heeft haar plicht vervuld, en gaat de geschiedenis in als het zoveelste slachtoffer van Yves Leterme, de werkelijke verantwoordelijke voor de existentiële crisis waarin zijn partij is verzeild geraakt.

De echte nieuwe leider van de Vlaamse christen-democratie is Vlaams minister-president Kris Peeters geworden. Hij wordt de enige man die de lijnen zal kunnen uitzetten en vanuit de Vlaamse regering de hefbomen heeft om het gedecimeerde gewicht van zijn partij nog enigszins te verzilveren. Wie de post van voorzitter krijgt, is daarnaast van volstrekt secundair belang.

Yves Desmet
Politiek commentator


woensdag 23 juni 2010

maandag 21 juni 2010

DE IDIOOT IN HET BAD - M. VASALIS



Met opgetrokken schouders, toegeknepen ogen,
Haast dravend en vaak hakend in de mat,
Lelijk en onbeholpen aan zusters arm gebogen,
Gaat elke week de idioot naar 't bad.

De damp die van het warme water slaat
Maakt hem geruster : witte stoom…
En bij elk kledingstuk, dat van hem afgaat,
Bevangt hem meer en meer een oud vertrouwde droom.

De zuster laat hem in het water glijden,
Hij vouwt zijn dunne armen op zijn borst,
Hij zucht, als bij het lessen van zijn eerste dorst
En om zijn mond gloort langzaam aan een groot verblijden.

Zijn zorgelijk gezicht is leeg en mooi geworden,
Zijn dunne voeten staan rechtop als bleke bloemen,
Zijn lange, bleke benen, die reeds licht verdorden
Komen als berkenstammen door het groen opdoemen.

Hij is in dit groen water nog als ongeboren,
Hij weet nog niet, dat sommige vruchten nimmer rijpen,
Hij heeft de wijsheid van het lichaam niet verloren
En hoeft de dingen van de geest niet te begrijpen.

En elke keer, dat hij uit 't bad gehaald wordt,
En stevig met een handdoek drooggewreven
En in zijn stijve, harde kleren wordt gesjord
Stribbelt hij tegen en dan huilt hij even.

En elke week wordt hij opnieuw geboren
En wreed gescheiden van het veilig water-leven,
En elke week is hem het lot beschoren
Opnieuw een bange idioot te zijn gebleven.


Uit: Parken en Woestijnen van M.Vasalis (1909-1998)


vrijdag 18 juni 2010

DIE MOLDAU - BEDRICH SMETANA




De brouwerszoon Bedrich Smetana (Litomyšl, 2 maart 1824) gaf al zeer vroeg blijk van een muzikale begaafdheid. Op 5-jarige leeftijd leerde hij viool en piano, en tijdens zijn middelbare school werkte hij zich dank zij ontberingen autodidactisch muzikaal hogerop. Als Tsjechisch nationalist werd hij erg op de vingers gekeken, zodat hij in 1856 zijn in 1846 zelf opgerichte muziekschool in Praag moest verlaten, en uitweek naar Göteborg in Zweden, als muziekleraar en leider van de Filharmonische Vereniging. In 1863 vestigt hij zich definitief in Praag, geruggesteund door de aanbevelingen van Clara Schumann en Liszt. Hij werk als koorleider, operadirigent, pianist, componist en muziekcriticus, en onderneemt concertreizen doorheen heel Europa.

Tien jaar voor zijn dood werd hij als gevolg van een hersenziekte plots totaal doof. Tevoren reeds werd zijn gehoor gekweld door verschillend horen in linker- en rechteroor, en door een aanhoudend As-groot kwart-sixakkoord in pijnlijk hoge ligging in het linkeroor. De belangrijkste werken werden echter gecomponeerd in deze periode van volslagen doofheid, tot hem een ongeneeslijke krankzinnigheid in zijn laatste levensjaar alle geestelijke activiteit onmogelijk maakte. Hij stierf op 12 mei 1884 in Praag. (componisten.net)

In het symfonisch gedicht 'De Moldau' verheerlijkt Smetana de gelijknamige rivier die vanuit de bergen van het Boheemse woud dwars door de Bohemen en de stad Praag zich een weg baant, en zich ten zuiden van de stad M_lník verenigt met de rivier de Elbe. Tegenwoordig is het dal van de Moldau echter heel anders van uiterlijk dan ruim een eeuw geleden. Door een reeks van stuwdammen zijn stroomversnellingen en watervallen verdwenen en is er van de onstuimigheid van de rivier die Smetana inspireerde niet veel meer over.

donderdag 17 juni 2010

ZEVEN PLANEETKRACHTEN - JEAN-PAUL MULDERS


'Ik ben GEK', lees ik op een verkiezingsaffiche, en ook nog : 'Brussel verdient Parys'. Ik denk dat ik daarmee het ergste wel gezien heb, tot ik in de West-Vlaamse heimat aanbeland. 'Geef je fiat aan Mercedes', prijkt daar in de graskant. De blondine die erbij is afgebeeld, glundert van trots om de vondst. Mij doet die denken aan het eerste middelbaar, toen we er in de Latijnse les gnuivend achter kwamen dat 'zo de vrede zo de brug' vertaald kan worden als tam pax tam pons. Dat nivo. Geef je fiat aan Mercedes. Je verstand staat erbij stil dat er ergens een vergadering heeft plaatsgevonden waarop iemand die slogan uit zijn mouw heeft geschud, en de andere vergaderaars enthousiast riepen : "Dat gaat aanslaan ja, dàt is het helemaal !"

De Mercedes in kwestie, die voluit Van Volcem blijkt te heten, herinnert mij eraan dat ik mij straks weer ter stemhok moet begeven, met niet zo gek veel overtuiging dat dat iets zal veranderen. Toch zal ik naar het schooltje afzakken verderop in de straat, waar het riekt naar kelders en tijdslijnen, naar de kerstening en Godfried van Bouillon - sommige dingen houden langer stand dan je zou verwachten in de stuwing der tijden. Ik zal geen 'kust allemaal mijn kl' op het biljet krassen maar geldig stemmen, terwijl Stijn Meuris zich nog eens omdraait.

Om foert te zeggen is mijn respect voor degenen die hun bloed hebben gelaten voor het algemeen enkelvoudig stemrecht te groot. Ik ben nu eenmaal zo'n keurige burger die zijn facturen op tijd betaalt. Zo'n fatsoenlijke rakker die een brief die hij per ongeluk ontvangt en die iets geheimzinnigs lijkt te bevatten, twee straten verder ongeopend in de juiste brievenbus gaat stoppen. Zo'n braafhals die, ik schaam mij haast het te bekennen, zijn geld nog parkeert op een spaarboekje. Zo'n Lamme Goedzak die, het wordt almaar erger, netjes aanschuift in de file terwijl anderen de witte streep oversteken en vrijmoedig verdwijnen in de verte.

Soms vraag ik mij af wie mij met die vervelende drang naar fair play heeft opgezadeld, het is duidelijk dat die uit de tijd is en dat je met een dergelijke instelling moet uitkijken niet onder de voet te worden gelopen. In de moderne wereld is eerlijk spel erg out of fashion en daar zie je dagelijks de fijne resultaten van. Zelfs mensen die in normale omstandigheden de vonk van het optimisme hebben, zeggen dat zij tegenwoordig neerslachtig worden van het nieuws.

Gelukkig kom je af en toe ook nog iets prettigs tegen. Tijdens het fietsen bijvoorbeeld, stoot ik in volle stad onverwacht op een kolonie mekkerende holhoornigen, blijkbaar een proefproject van de Stad Gent. "Mijn zussen en ik mogen grazen op de bermen langs het water", spreekt een schaap mij van op een pancarte partijloos aan. "De Stad wil nagaan of wij de taluds beter kunnen onderhouden dan maaimachines. Ik denk dat dat ons wel zal lukken, want wij zorgen voor een grotere biodiversiteit. Als wij grazen, hebben kleine beestjes zoals insecten en amfibieën voldoende tijd om te ontsnappen. Via onze mest en onze wollige vacht zorgen we ook voor de verspreiding van plantenzaden. Wij kunnen heel makkelijk op de hellingen rondlopen en de bomen en hagen passeren we zonder ze te beschadigen. Wij verbruiken geen brandstof en vervuilen het milieu niet."

Mijn vriendin, die nogal gemakkelijk vies is van herkauwers, staat er van op afstand naar te kijken. "De wereld heeft meer herders nodig", zegt ze filosofisch. Ik weet niet of ze dat meent of er de draak mee steekt. Zelf vind ik het experiment in elk geval redelijk fantastisch. Onwezenlijk dat het in dezelfde wereld plaatsvindt als waar elke dag olie in de Golf van Mexico spuit, en je murw wordt geslagen met berichten over gesjoemel, geweld en misbruik.

Ook in de biowinkel waar ik wel eens pleeg te komen, zijn ze hard op weg naar een betere toekomst. Gefascineerd bekijk ik de foldertjes in de foldertjesdraaimolen, of hoe noem je zo'n ding ? 'Maak een klankreis naar jezelf', lees ik, en ook : 'Het levende brood in 7 planeetkrachten. Pro-biotisch voedsel slik je levend in en oogst je in de darmen.'

Zo heeft elk zijn manier, de een al potsierlijker dan de andere, om aan de kale wurggreep van de werkelijkheid te ontsnappen. Ik vind dat prima, hoewel gewoon wat mij betreft al GEK genoeg is. Dat laatste blijkt overigens, in de aandachtzuchtige logica van politieke pancarten, niet voor 'zo zot als een tijgergarnaal' te staan maar voor Gedreven Eerlijk Kordaat.

jp.mulders@skynet.be


EEN HEFTIG BOEK OVER EEN OVERSEKST MEISJE

Een oversekst meisje dat denkt een prinses te zijn en een zwak heeft voor mannen die hun vrouw hebben vermoord. Daarover gaat Pam Emmeriks graphic novel: Jummie! Het ware leven van een adoptieprinses.

Met haar tekeningen weet Emmerik een absurd universum te creëren waarbij de lezer niets anders kan doen dan zich eraan overgeven. Jummie! Het ware leven van een adoptieprinses is een beeldroman zoals je nog nooit hebt gezien; eigenzinnig, geestig en indringend. Maak kennis met Marita, een fantasierijke puber die haar hormonale onvrede probeert te verjagen door zichzelf tot adoptieprinses te kronen en zich seksueel uit te leven. Een opmerkelijk coming of age-verhaal, waarbij Marita's weg naar volwassenheid er een vol hobbels en bochten blijkt. De bonte stoet van personages - van Marita's moeder de bloesemtherapeute tot haar mishandelde punkvriend Joseph - en wonderlijke tekeningen maken van Jummie! een even ongrijpbaar als vrolijk en zwartgallig spel van woordbloed en beeldvermaak. Het is de menselijke komedie als een goede, maar sarcastische grap.

Pam Emmerik (1964) is beeldend kunstenares en schrijft romans, korte verhalen, essays en gedichten. In 1997 debuteerde zij met de verhalenbundel Soms feest en met de roman Het bottenpaleis (2000) vestigde zij zich definitief als romanschrijfster. Jummie! Het ware leven van een adoptieprinses is haar eerste graphic novel. (athenaeum.nl)

'Emmerik leest het innerlijke leven af aan uiterlijke sporen, die ze vervolgens van stevige contouren voorziet en uitvergroot tot ze iets meer gaan betekenen dan zichzelf. Dat is het procedé van haar taal. Het letterlijke beeld verandert in een zinnebeeld en de autobiografie daarmee in literatuur.' (NRC Handelsblad)

Klik hier om het interview te beluisteren met de auteur door Heidi Lenaerts



KIM & QUIRIT




dinsdag 15 juni 2010

SPOEDDEBAT - JAN BOERSTOEL



Je zou je regelrecht in Artis wanen:
een kleine kikker kwaakt en blaast zich op,
luid toegejuicht door kippen zonder kop,
de ezels huilen krokodilletranen.

Een zevenslaper zit discreet te snurken,
een zwartekousenkraai krast ach en wee,
de ratelslang heeft weer eens geen idee,
maar wijt in stilte alles aan de Turken.

Ziedaar een blik in 's lands vergaderzaal,
het onderwerp is de cultuur ditmaal.


uit: 'Veel werk', 2000.

zaterdag 12 juni 2010

DE NIEUWE COALITIE!


De nieuwe Premier - Elio 1


De nieuwe Minister van ...


vrijdag 11 juni 2010

DE DUIVENPLAAG - LOUISE ERDRICH - ROMAN

Voor op het omslag van De duivenplaag, Louise Erdrichs compacte epos over bloed en liefde, leven en doodslag, noemt niemand minder dan Philip Roth het boek 'een overweldigend meesterwerk'. Geheel terecht.

'Het geweer ketste bij het laatste schot en de baby stond met verschrikte ogen te brullen, de handjes om de rand van het ledikant geklemd. De man ging in een leunstoel zitten en begon zijn geweer uit elkaar te halen om te zien waarom het niet wilde afgaan.'

Er zijn romans die je na de eerste twee zinnen minder dwingend op het puntje van je stoel krijgen dan De duivenplaag van Louise Erdrich. En er zijn openingspagina's die je minder de keel beklemmen dan deze, zeventien regels lang slechts, waarin de man met het geweer een grammofoon aanzwengelt en hemelse vioolmuziek de kamer in laat stromen terwijl hij zijn wapen herstelt, de baby weer in slaap valt, en ten slotte het geweer weer geheven wordt.

Er zal nog eens geschoten worden, daar ga je als lezer althans wel van uit, móét je haast wel van uitgaan - maar op wie? 'De geur van vers bloed hing overal om hem heen in de afgesloten kamer.'

Het verhaal van deze roman is gesitueerd in de Amerikaanse staat Noord-Dakota, in een gemengde gemeenschap van indianen en Europees-Amerikaanse kolonisatoren. Dat is niet voor het eerst bij Louise Erdrich, zelf half indiaanse. Zoals het ook niet voor het eerst is dat Erdrich daarbij de spanningen tussen beide bevolkingsgroepen - zeg maar gerust: het gewelddadige racisme van de laatsten tegenover de eersten - als een donkere onderstroom in haar vertelling opneemt.

Maar vermoedelijk niet eerder deelde ze al meteen op de eerste pagina zo'n klap uit (al kan bijvoorbeeld haar vroege roman Sporen (1988) zich op dit gebied wel enigszins met haar nieuwste meten).

De duivenplaag
, en ook dat is vertrouwd bij Erdrich, ontspint zich in een stoet van verhalen die van het recente verleden terugreiken tot in de negentiende eeuw, en die uit de mond van vier verschillende vertellers tot ons komen: Evelina Harp, die als meisje van gemengde afkomst opgroeit in het kleine stadje Pluto aan de rand van het indianenreservaat; rechter Antone Bazil Coutts; de oude vrouw Marn Wolde; en de vertelster van het laatste hoofdstuk, over wie we hier niet te veel willen onthullen.

De vonk die dit vuurwerk van vertellingen ontsteekt is een gruwelijke gebeurtenis die zich in 1911 heeft voltrokken. Toen is in Pluto een (niet-indiaanse) boerenfamilie bijna integraal uitgemoord: de ouders, een tienermeisje, en twee kleine jongens.

Een lynchmeute heeft daarop een klopjacht ingezet op enkele indianen en hen opgehangen (een van hen heeft het overigens wonderlijk genoeg overleefd: Evelina's oudoom Mooshum). Niet dat zij de daders waren, maar zelfs de loutere mogelijkheid van hun onschuld was voor de mannen van Pluto geen punt van overweging: het waren toch indiánen? Nou dan - allemaal dieven en boeven, dat wist toch iedereen?

Maar meer nog dan over die dubbele misdaad op zich gaat De duivenplaag , dat je een compact epos van bloed en liefde, leven en doodslag zou kunnen noemen, over de verwevenheid van de levens van hen die erbij betrokken waren, en van die van hun nakomelingen.

Hoe gaat een gemeenschap om met iets wat haar splijt met de scherpte van een bijlinslag, terwijl de mensen tegelijk door allerlei banden haast onlosmakelijk aan elkaar vastzitten? En vele decennia later kan het verleden opeens weer dwingend opstaan, zoals aan het slot zal blijken (aan het thrillerelement, hoewel niet essentieel voor het boek, heeft Erdrich zorgvuldige aandacht geschonken).

Bij dit alles komen zich ook godsdienst en de besognes van het vlees als thema's voegen - ook al geen verrassing voor wie Erdrichs vroegere werk een beetje kent. En bij alle gruwel (die voorafgespiegeld wordt door de tweede gebeurtenis waarover in het boek wordt verhaald, de duivenplaag uit de titel, en de bloederige bestrijding ervan) vergeet Erdrich niet op zijn tijd ook ruimte te laten voor een bijna frivole of komische anekdote.

De schrijfster, in wier stijl de dichteres zich af en toe laat vermoeden, kan daarbij verrassend aards uit de hoek komen. Maar bovenal is De duivenplaag een rijke en meeslepende verbeelding van de mens, in zijn duisterste, ondoorgrondelijke, maar ook zijn beminnelijkste gedaante. Philip Roth heeft het boek al 'een meesterwerk' genoemd. Ik zeg hem dat hier graag na. (Herman Jacobs - Knack)


donderdag 10 juni 2010

ZONDER ZWEMBAD EN ZITMAAIER - JEAN-PAUL MULDERS


Het blijft opmerkelijk, hoeveel vlotter dan mannen vrouwen erin slagen zich aan een plots verbeterende weersgesteldheid aan te passen. De zon breekt amper door de wolken of daar zie je de fijn geschoeide voetjes al, de gladde, voorgebruinde kuiten en de zonnebrillen die elegant in de haren worden gestoken en die, zo leert althans de ervaring, een early warning zijn van gevaar. Vrouwen die zonnebrillen in hun haren prikken zijn, vraag me niet waarom, doorgaans minder katje-om-zonder-handschoenen aan te pakken dan vrouwen die het verschijnsel zonnebril om louter utilitaire redenen aanwenden.

Wij mannen staan doorgaans nog te knipperen tegen het licht, logge en langzame kwaakdieren die de grot waarin ze hun winterslaap doorbrachten nog niet geheel zijn ontgroeid, als daar die verpletterende uitbraak is van wat weleens vrouwelijk schoon wordt genoemd. Elke nieuwe lichting daarvan lijkt trouwens nog verpletterender te worden, al kan zulks aan mijn leeftijd liggen die nu toch wel onstuitbaar en schoksgewijs klimt, als een met helium gevulde ballon die op een mooie zomerdag per ongeluk werd losgelaten door een argeloze kinderhand. Als ik ergens spijt van heb, dan is het dat mijn prille jeugd lag vóór de verstrengeling der volkeren, die tegenwoordig bezig is zulke exotische en spannende vruchten af te werpen. Gisteren nog zag ik een hoogpolige Indische aan de zijde van een stoere Congolees en ik vroeg mij af wat voor prachtkind daaruit zou volgen. Misschien is het dit wel het meest probate middel tegen racisme, het ultieme failliet van Dewinter : dat men geen haat voelt maar wil versmelten. Dat de begeerte het wint van de schrik.

Met dat versmelten moet je wel uitkijken want nu al zijn er, van de Veldstraat tot de Rue Neuve, overal overal mensen, die als ratten uit spelonken en mangaten kruipen en die ook weer niet zullen kunnen nalaten zich voort te planten. Dat is uiteindelijk wat elke soort wil : de planeet zoveel mogelijk vullen met exemplaren van zichzelf. De kat wil dat er zoveel mogelijk katten in de wereld komen, de hond wil hem verhonden, het zwijn wil hem verzwijnen, de pieterman wil hem verpietermannen en de eikelsnuitkever wil hem, tja, vereikelsnuitkeveren zeker. Zo zijn levende wezen nu eenmaal geprogrammeerd en onze soort is daarin momenteel erg bedreven, voor de tijd dat het duurt en als ze niet te lelijk doen in Korea of daarbuiten.

Dit alles bedenk ik terwijl ik mij, veel te warm en te zwart gekleed natuurlijk, per fiets naar de Handyman spoed om er nieuwe zakken te kopen voor een stofzuiger van het type Moulinex Powerclean 1350. In mijn hoofd speelt dat muziekje waarin Arno zingt dat de mensen dansen en spruitjes eten in de straten van Brussel. Minder erg dan de oorwurm Dos Cervezas van Tom Waes, en toch zou ik het uit mijn hoofd willen schudden als water dat na een zwempartij tegen je trommelvlies blijft ronken. Ondanks het feit dat gewaardeerde vrienden van mij hun kind naar Arno hebben genoemd, heb ik het niet zo voor de wannabe marginaal. Dat geposeer alsof je altijd uit de lucht komt gevallen of toch minstens uit je bed getuimeld, nog met een kater worstelt en om een sigaret moet schooien, terwijl je allang een oppassend leven leidt en je schaapjes op het droge hebt.

Maar goed, de zon schijnt dus en zelfs voor alle mensen en in de krant staat een bericht over een exhibitionist die strafvermindering vraagt omdat hij klein is geschapen. "Het was al donker en mijn cliënt zijn instrument is bepaald geen wereldwonder", aldus zijn advocaat. "Veel zal er dus niet te zien geweest zijn."

Ik moet daarmee lachen, en tegelijk is het triest. De wereld is hilaritragisch, zoals ook het verhaaltje van de man die met zijn zitmaaier het lege zwembad in is gedokkerd. Zulks zal mij niet vlug overkomen, bedenk ik trots. Ik bezit zwembad noch zitmaaier. Het bevestigt mijn mening dat stoffelijke spullen voornamelijk kapot kunnen gaan en je kopbrekens bezorgen, zodat je je leven maar beter eenvoudig kunt houden en af en toe naar een preekje van dominee Gremdaat luisteren, die elke zaterdag in Ongehoorde Meningen valt te beluisteren en van wie ik sinds kort een fan ben - zelfs nu ik weet dat hij de stem van Bert in Sesamstraat deed. Ook op het net is hij aan het werk te zien (www.gremdaat.nl). U moet maar eens kijken, mocht u daar zin in hebben en getroffen worden door een ogenblik waarin u een onweerstaanbare trek heeft in Cheese&Onion-chips van Pringles, of gewoonweg schrik voelt voor een onbestemde leegte.

jp.mulders@skynet.be


woensdag 9 juni 2010

maandag 7 juni 2010

QUE FAIRE? - CHARLES DUCAL



Op een middag verscheen hij in de stad,
het gezicht bleek, de jas versleten,
als teruggekeerd uit het graf.

Wij stonden opzij, wat verlegen,
bang dat hij opnieuw zou gaan preken
Wij hadden een baan en weinig tijd,

maar waren zijn leerling geweest,
lang geleden. Dus, bang voor verraad,
sloegen wij hem op de schouder

en konden nog altijd de bijbel
citeren en spraken nog altijd de taal
van de opstand, het groot ideaal.

(Alsof hij nooit dood was gegaan.)

En tikten met spijtige vingers
op onze horloges, opgelucht
dat hij zweeg, ons nauwelijks herkende.

's Avonds in de kroeg, de hele bende.
Peter bootste hem na (goddelijk!):
voorwaar, voorwaar...

Het werd laat,
de zon kwam al op.
Een van ons imiteerde een haan.


uit: In inkt gewassen - Uitgeverij Atlas, 2006


zaterdag 5 juni 2010

RACHMANINOV - PIANOCONCERTO NO. 2 - DENIS KOZHUKHIN





Dat hij de Elisabethwedstrijd won, is Denis Kozhukhin (23) in geen geval naar het hoofd gestegen. 'Nu vooral nieuw repertoire instuderen', zegt hij.

Bij de Kozhukhins thuis was het al muziek wat de klok sloeg. Denis' vader is componist en dirigent van kinderkoren. Zijn moeder, die dertien jaar geleden overleed, was zijn allereerste pianolerares. Ook Denis' jongere broer bereidt zich voor op een leven als professionele pianist.

Tot voor kort studeerden beide broers bij Dmitri Bashkirov in Madrid. Momenteel woont de wedstrijdwinnaar in Stuttgart, waar hij binnenkort zijn masterdiploma in de wacht wil slepen. (lees meer)

donderdag 3 juni 2010

DE MAN VAN HONDERD - JEAN-PAUL MULDERS


Op 15 mei 2008, om 11:07 uur, klikte ik op 'verzenden' en bereikte mijn e-mail Jean-Paul Mulders met de vraag of ik wekelijks zijn column mocht publiceren op mijn blog. Het positieve antwoord kwam al om 11:18 uur. Hij voegde er nog aan toe dat hij zich vereerd voelde en zich helemaal kon vinden in mijn motto: 'Wie niet twijfelt leeft niet'. Ik was opgetogen.

Nu zijn we twee jaar en honderd columns verder. Dit jubileum wou ik niet zomaar laten voorbij gaan. Ik ken Jean-Paul nauwelijks en toch voel ik mij erg met hem verwant, een gelijkgestemde. Ik heb mij gebaseerd op de tien hieronder vermelde fragmenten. Of mijn beeldvorming juist is laat ik in het midden.

Die twee gezichten op de foto, wat ligt daar allemaal tussen ? Drie miljard hartslagen, een wereldoorlog met vijftig miljoen doden, maar ook dagelijkser dingen zoals weerpraatjes van Armand Pien, vijfhonderd kommen tomatensoep en een onschatbaar aantal stroken zonlicht op de muur van het terras. De geur van verse regen, die je hart vult met verwachting zonder dat je weet waarom. (uit: TWEE MEISJES – mei 2008)

Op het graf komt een steen, en een bescheiden bosje. Flarden van gewijde teksten komen in mij op, maar ik verdring die meteen want liturgie staat debiel bij de dood van een kat. Om Charon te betalen, leg ik haar laatste dode muis in de kuil. (uit: HEILIGE STOFFIEN – mei 2008)

Gelukkig zijn er vrienden om mee in het park te zitten, zoals gisteren. Er waren gesprekken over Darfour en de mannelijke okselbeharing, er was cava, er was een kind van wie het eerste woordje auto was. Ik betrapte mij erop niet graag te zouden hebben dat het eerste woordje van mijn kind auto was. Er zijn zoveel mooiere woorden, te weten bijvoorbeeld immer en vadsig, hoewel ik niet geloof dat er veel kinderen rondlopen die dat als eerste woordje hadden. (uit: KOPSTAART – augustus 2008)

De ergste crisis in honderd jaar, hoor ik Leterme vertellen. Honderd jaar ! Dat is langer geleden dan het zinken van de Titanic. Dat is langer dan Money money money van Abba bestaat. Dat is langer geleden dan zowat alles waaraan ik geregeld denk. Het vreemde is dat we deze stormen op de financiële markten rustig kunnen aanschouwen, vanuit een comfortabele fauteuil, als een spannende film. Schijnbaar veilig, in de warmte, hoor ik in het nieuws hoe experts zich afvragen of Zwitserland failliet zal gaan. Mocht je die mogelijkheid enkele weken geleden geopperd hebben, vingers hadden op slapen getikt als frenetieke spechten. (uit: IEDEREEN FAILLIET – november 2008)

Dat het met de menselijke soort niet echt iets zal worden, lijkt intussen stilaan duidelijk. We bederven onze intelligentie telkens weer met hebzucht, corruptie en kortzichtig gegrabbel. Zo delven we dapper ons eigen graf. Of zijn er toch twee soorten mensen, de asociale egoisten en de mensen van goede wil ? Je zou het haast denken, want van die laatste kom ik er dagelijks een heleboel tegen. Kunnen zij het tij nog keren ? (uit: HOOP – februari 2009)

Fuck you, fuck you very, very much zong Lily Allen op de radio, met haar allerliefste stemmetje. Door het contrast tussen inhoud en vorm kwam de boodschap extra krachtig over. Iemand zo schattig iets lelijks horen zeggen, daar word ik vrolijk van. Zon brak door de wolken, van die indrukwekkende lichtzuilen die scheef op het landschap staan en die ik voor het eerst heb gezien in Hofstade, in de tijd dat de dieren hun tenen nog kuisten. Ik begon er zachtjes van te fluiten. (uit: HEIDI VAN DE ALPENWEIDE – mei 2009)

"Tot de hoofddoeken was ik nog helemaal mee", zegt L. "Ik lig er niet wakker van of zo'n meisje op school of in het stadhuis een hoofddoekje draagt. Integendeel, ik vind het zelfs mooi, want het benadrukt de schoonheid van haar ogen. Bij de boerkini heb ik echter afgehaakt. Wat zal de volgende stap zijn ? Dat wij, uit 'respect', ook volledig aangekleed van de wipplank moeten springen ? Nu al heb je in Groot-Brittannië zwembaden waar àlle zwemmers zich moeten kleden naar de voorschriften van de islam. Voel jij je, eerlijk, happy als je hoort dat 55 procent van de Antwerpse en 33 procent van de Gentse kleuters thuis geen Nederlands spreken ?" (uit: KLOKKENDEMOCRATIE – september 2009)

Zorgwekkend wordt het als politici de rol van stand-upcomedians overnemen, zoals onlangs die Michel D., mijn god wat een ramp. Jolig genoeg, daar niet van, maar als ik zo'n gezwemvliesde clown het spreekgestoelte zie opwaggelen dan word ik onpasselijk. De senatoren in het halfrond, de schaarse die toevallig voorhanden waren, die keken niet verbijsterd neen, die zaten ook maar wat te gniffelen - beducht als zij waren voor ernst die stemmen kon kosten. (uit: HEEMKUNDIGE EN WANDELAAR – januari 2010)

Het geluk ligt in een oogopslag, in een speelgoedlocomotief die je na dertig jaar weer aan de praat krijgt, in de geur van gesmolten soldeersel, in Janneke en Jip, in schoenen die duurzamer blijken dan je ooit had verwacht, in de flauwe flopmopjes van je dochtertje, in de honger als je uit het zwembad komt, in een zin die je vijf keer leest in een boek, in een ginkgoboompje dat na de winter onverwacht weer blaadjes krijgt, in het smaakverschil tussen een jonge Orval en een die al zes maanden heeft kunnen rijpen, in je vriendin die je in de schemer aan haar elegante tred herkent - en in zo nog een paar duizend onbeduidende dingen. (uit: SMAAKVERSCHIL – maart 2010)

Gefascineerd laat ik de foto's door mijn handen gaan en zie ons in Londen, de puberteit van mij afspattend. Mijn vader in de tuin, in een ligstoel onder de dennen, met een blik die nog iets jongensachtigs heeft, maar tegelijk verraadt dat hij zijn wereld kent. Op enkele foto's staan wij met gesloten ogen want je moest wachten toentertijd tot ze ontwikkeld waren, en hopen dat het goed was. (uit: 100 ASA – mei 2010)

jp.mulders@skynet.be

woensdag 2 juni 2010

dinsdag 1 juni 2010

"GEEN SCHULD, WEL STRAF" - LIEVEN NOLLET - FOTOGRAAF


“…Gegrepen door de ernst van dit maatschappelijke vraagstuk, ‘de huidige internering in België’, en meer nog door de dramatiek van de individuen die deze internering ondergaan, trok de Gentse fotograaf Lieven Nollet, in samenspraak met het Museum Dr.Guislain, op pad.

Hij sprak met geïnterneerden in verschillende gevangenissen ( Turnhout, Gent, Antwerpen, Brugge ) , in de Inrichting tot Bescherming van de Maatschappij te Paifve en in psychiatrische centra met afdelingen voor geïnterneerden ( Zelzate, Bierbeek ) maar ook met zij die reeds zelfstandig wonen. Nollet portretteerde deze mensen. Zijn ‘modellen’ waren zeer bereid om met de fotograaf mee te werken, waren verheugd op interesse in hun levensomstandigheden, hun levensverhaal, hun ellende en hun dromen. Lieven Nollet vat in zijn foto’s de kern van hun dramatiek.

De fotograaf is met dit project niet aan zijn proefstuk toe. In 2005 was er de tentoonstelling en de publicatie Inside die inzoomde op de ‘architectuur’ van de Belgische gevangenissen. Lieven Nollet citeert graag de Amerikaanse schilder Edward Hopper: "De waarheid zit in het zichtbare. Wanneer men het onzichtbare wil begrijpen, moet men zo diep mogelijk indringen in het zichtbare. In essentie zal het onzichtbare zichtbaar gemaakt worden door de werkelijkheid". Geen schuld, wel straf is een aangrijpende reeks foto’s en getuigenissen: een overrompelende confrontatie van het zichtbare met het onzichtbare.

De ruim 100 foto’s zijn deze zomer te zien in het Guislainmuseum. Bij de tentoonstelling verschijnt een catalogus (N/F), 120 p. met de foto’s van Lieven Nollet en teksten van onder andere juristen, psychiaters en hulpverleners, fotorecensenten, zoals Walter Van Steenbrugge, Johan De Vos, … “ (Patrick Allegaert, Artistiek leider Museum Dr.Guislain).

Klik hier voor de reportage in Ter Zake: Lieven Nollet fotografeert al drie jaar geïnterneerden. ... Lieven Vandenhaute is er samen met hem een kijkje gaan nemen.

Van 22 mei tot12 september 2010 - Museum Dr.Guislain, Gent.